Bijgewerkt: 17 februari 2025 | Leestijd: 5 minutenBen je vader/meemoeder/meevader van een (zeer) jong of ongeboren kind en eindigt de relatie met de moeder van je (ongeboren) kind, dan lijkt het vanzelfsprekend dat de band die je met je kind ontwikkelt en hebt ‘veilig’ is in het systeem van hulpverlening, jeugdbescherming en rechtspraak. De praktijk is echter weerbarstig en leidt er in veel situaties nog steeds toe dat de (ontwikkelende) band onder druk komt te staan, geremd wordt of zelfs vermindert. Dit is niet in het belang van het kind en kan cq moet anders.
De wijze waarop mediators, advocaten, hulpverleners, Raad voor de Kinderbescherming, gezinsvoogden en bovenal de Rechtspraak nu een regeling tussen het kind en de uitwonende ouder voor-/vaststellen moet worden aangepast. Nu staat daarin een veelal ongelijkwaardige contact-/zorgtijd centraal. In plaats daarvan moet centraal komen te staan dat de regeling een gehechtheidsopbouw mogelijk maakt die gelijkwaardig is aan die van het kind met de moeder.
Nog steeds ‘eerder frequent dan lang’
De in 2020 gewijzigde richtlijn aangaande omgang met zeer jonge kinderen materialiseert onvoldoende in de praktijk. Ofschoon het niet meer zo wordt genoemd, wordt het afgeserveerde ‘eerder frequent dan lang’ criterium o.i. nog steeds gehanteerd. Zo wordt er in de praktijk als vanouds gesteggeld over (het beperken van de) uren, dagen en nachten omgang tussen het (zeer) jonge kind en de uitwonende ouder (veelal de vader/meemoeder).
Meer dan enkele aaneengesloten overnachtingen zou bij (zeer) jonge kinderen ‘nog niet passend’ zijn, terwijl het kind de overige nachten wel verstoken houden van contact met die ouder – en verblijvend in de zorg van de andere ouder – kennelijk wél in het belang van het kind wordt geacht. Welke objectieve maatstaf daarbij wordt gehanteerd, wordt echter nooit gemotiveerd; niet door de advocaat van de primaire ouder, niet door de Raad voor de Kinderbescherming, niet door een bijzondere curator en ook niet door de rechter.
De regeling die veelal wordt vastgesteld wordt in geen enkele van de sinds 2020 gepubliceerde uitspraken (zie selectie) voorzien van enige wetenschappelijke fundatie of verwijzing. In alle bekeken zaken geven praktische (lees: situationele) en gelegenheidsargumenten de doorslag. Daarmee schaadt het door hulpverlening, Raad voor de Kinderbescherming en de rechtspraak gevoerde ‘beleid’ onverminderd de band die het kind met beide ouders kan ontwikkelen, ontwikkelt en kan handhaven.
Deze aanpak is o.i. ook in strijd met het recht van het kind op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders zoals bedoeld in artikel 1:247 lid 4 BW, niet slechts na scheiding, maar ook bijvoorbeeld na een verhuizing.
Van tijd naar gehechtheid
Wat o.i. meer in het belang van het kind zou zijn, is om in plaats van een contactregeling van x tijd, met x overnachtingen, met x frequentie vast te stellen (en dan maar te veronderstellen dat het wel snor zit met de hechting), een kwantitatieve en bovenal kwalitatieve ‘hechtingsregeling’ te bepalen die onverminderd een gehechtheidsopbouw mogelijk maakt tussen het kind en de secundaire ouder die gelijkwaardig is aan de gehechtheidsopbouw met de primaire ouder.
In het belang van het kind zou de rechter bovendien de opdracht moeten krijgen/hebben om te motiveren in hoeverre een bepaalde regeling hier aan voldoet. Ook zou o.i. de rechter opdracht moeten hebben om te motiveren waarom hiervan eventueel wordt afgeweken en hoe de eventuele negatieve gevolgen hiervan worden verzacht.
Verzet tegen gehechtheid contra-indicatie nakoming ouderschapsnormen
Verder zou de hulpverlenings- en rechtspraktijk (en in het bijzonder de kinderrechters) in het belang van het betrokken kind (ook) anders moeten kijken naar een verzet – lees ook: een gebrek aan emotionele toestemming – van de primaire ouder tegen ruimhartige mogelijkheden voor hechtingsmomenten van het kind met de secundaire ouder.
Wat bij de beoordeling o.i. bovendien één van de hoofdpijlers zou moeten zijn, is wat dit verzet zegt over in hoeverre de primaire ouder zich houdt aan de wettelijke plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen en in hoeverre het remmen van de gehechtheidsopbouw van het kind met de secundaire ouder (of daar afbreuk doen aan) niet juist kwalificeert als een vorm van inter-ouderstrijd en ook daarmee als een vorm van kindermishandeling.
Als we daarnaast de rechtspraak rondom artikel 1:247 lid 4 BW er nog eens bijpakken, dan valt op dat de plicht van ouders die hieruit direct volgt door Gerechtshof Den Bosch in deze uitspraak is voorzien van een veel bredere opgave voor ouders namelijk (onderstreping o.z.): “(…) het gaat er bij gelijkwaardigheid ook en vooral om dat beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheden op gelijk niveau dragen, met respect voor elkaars rol in het leven van het kind. Ouders dienen elkaar een volwaardige rol in het leven van het kind te gunnen en het kind en elkaar daarin te ondersteunen.”
Verder geldt specifiek bij verhuizingen (wat in de eerste scheidingsfase sowieso bijna altijd gebeurt) dat aan de gelijkwaardigheid ook na verhuizing zoveel mogelijk moet worden voldaan, zie bijvoorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Wat beoordeeld dient te worden in hoeverre ouders hieraan invulling hebben gegeven en geven; bijvoorbeeld met het standpunt dat het kind (veel) beter af is met een ongelijkwaardige contact-/zorgregeling.
Expliciete toetsing op deze open normen (lees: ouderschapsnormen) is wat nu ontbreekt in de rechtspraak waardoor niet-welwillend gedrag kan gedijen. Deze toetsing zou in het belang van het kind wél moeten gebeuren.
Lees ook dit
- Special: Omgang baby, dreumes, peuter
- V&A: De kind-ouder band bevorderen. Wat is dat?
- V&A: Wat is een gelijkwaardige verzorging na scheiding?
- V&A: Wat zijn ouderschapsnormen?
Meer opinie
Contact ons voor hulp
We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:
- Onze aanpak.
- Diensten & kosten.
- Wanneer ons in te zetten.
- Hoe we waarde toevoegen t.o.v. een advocaat familierecht.
- Waarom ons in te zetten ook al heb je recht op een sociaal advocaat.
Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.