Bijgewerkt: 3 februari 2025
Veel vechtscheidingen hebben één ding gemeen en dat is dat één (of beide ouders) het liefst zou willen dat het kind niet of minder graag bij de andere ouder is.

Soms zijn daarvoor logische redenen, zoals drugsgebruik of psychische problemen bij een ouder, waardoor het kind in zijn ontwikkeling en/of veiligheid wordt bedreigd. In de meeste gevallen echter zijn het slechts ‘emotionele belemmeringen’ die zich uiten in onwil, wrok, afgunst en/of haat naar de ex-partner. Het is vaak de opmaat voor jarenlang spanningen tussen de ouders en (langjarige) betrokkenheid van gemeentelijke hulpverlening, jeugdbescherming en de rechtspraak.

Waar het steeds op neerkomt, is dat de ene ouder het kind de emotionele band (en het contact) met de andere ouder niet gunt en deze band niet bevordert, terwijl dit een wettelijke plicht is. De wet geeft in artikel 1:247 lid 3 BW een beschrijving wat er van een gezaghebbende ouder hieromtrent wordt verwacht t.w.:

Artikel 1:247 lid 3 BW:
Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.

Een actieve inspanningsplicht

Bij de totstandkoming van deze wettelijke bepaling is hierover onder andere door de Raad van State opgemerkt dat deze primair tot doel heeft vast te leggen dat de ene ouder het zijne of het hare eraan bijdraagt om de ontwikkeling van de banden met de andere ouder te bevorderen. Ook is tijdens de behandeling van de invoering van deze bepaling in de eerste kamer door de toenmalige minister van Justitie Hirsch Ballin en de minister voor Jeugd en Gezin André Rouvoet verduidelijkt dat de bepaling niet (onderstreping o.z.):

de onmacht miskent van een ouder om dit voorschrift na te komen in situaties waarin de andere ouder het kind in de steek heeft gelaten. Ongetwijfeld zal het in zodanige situaties niet eenvoudig zijn om aan het voorschrift te voldoen, maar dit mag op zich nog niet betekenen dat er dan, door niet-optreden en een passieve houding van de ouder bij wie het kind verblijft, in het geheel geen contact met de andere ouder zal zijn. Het de andere ouder wijzen op zijn verantwoordelijkheid jegens het kind, en met name ook diens plicht tot omgang met het kind, ligt in situaties als deze in de rede. Contact van het kind met de andere ouder moet dus altijd worden bevorderd door de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en op zijn minst worden toegelaten/niet worden verhinderd. Dat is alleen anders in meer bijzondere situaties.

Het bevorderen van de band (lees ook: een goede band op te bouwen c.q. te behouden) tussen het kind en de andere ouder is dus een actieve inspanningsplicht, wat nadien bijvoorbeeld bevestigd is door Gerechtshof Den Haag in deze uitspraak en Gerechtshof Den Bosch in deze uitspraak. Gerechtshof Amsterdam stelt in deze uitspraak, waarin een kind aangeeft geen contact met haar vader te willen, dat de moeder ‘een grote rol’ heeft in het stimuleren en het geven van ruimte aan het kind om haar vader te leren kennen.

Niet-naleving leidt tot een bedreigde ontwikkeling en dit vraagt stevige maatregelen

Het niet voldoen aan deze wettelijke opdracht leidt tot een ontwikkelingsbedreiging voor het kind. Dit kan ertoe leiden dat het kind onder toezicht wordt gesteld. Lees voor een voorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Ook kan het ertoe leiden dat een kind uit huis wordt geplaatst, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. De rechter heeft echter nog meer mogelijkheden. Er kunnen dus stevige maatregelen worden ingezet om deze ouderschapsnorm te handhaven. In dit de Nota naar aanleiding van het verslag zegt de (toenmalige) minister Hirsch Ballin daarover:

(…) Vanzelfsprekend zullen concrete gedragingen van een ouder eveneens worden beoordeeld in het licht van de norm. Indien een ouder van het kind blijkt te worden afgehouden, of bij voorbeeld contact afhankelijk wordt gemaakt van het betalen van alimentatie, is dit zeker in strijd met de norm en kan zulks tot wijziging van de regeling aanleiding geven. In die zin is de norm dus zeker sanctioneerbaar.(…)

Het kind zelf laten kiezen is een vorm van kindermishandeling

Een argument dat we veel zien is dat een ouder het kind zelf laat kiezen of deze naar de andere ouder wil, ook wanneer er een vastgestelde zorgverdeling is. Het is gedrag dat het kind juist klem zet. Daarmee is het o.i. een vorm van kindermishandeling. Ook is het een vorm van ex-partnerstrijd (dwingende controle/intieme terreur) waarbij het kind tegen de andere ouder wordt ingezet, en ook langs die weg een vorm van kindermishandeling.

Ook de rechtspraak vindt overigens dat het niet aan het kind zelf is om te beslissen of, dan wel wanneer, er omgang is, ook niet als het kind 12 jaar of ouder is. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bijvoorbeeld vindt in deze uitspraak dat het te laat is wanneer de moeder wacht tot het moment dat het kind zelf vragen gaat stellen. Bij het kind zal zich dan al een langdurige interne worsteling hebben afgespeeld. Verder overweegt het hof dat gelet op de al jarenlange resolute, standvastige en negatieve houding van i.c. de moeder over de vader, het voor het kind voelbaar moet zijn dat het onderwerp ‘de vader’ voor de moeder een beladen en moeilijk onderwerp is en dat dit haar spanning geeft. Doordat het kind geen enkele ruimte bij de moeder zal voelen, zal hij niet over zijn vader (durven te) beginnen ofwel zal hij uit loyaliteit naar zijn moeder haar niet met dit onderwerp willen lastigvallen.

Voorbeelden van het niet-bevorderen van de band

Het niet-bevorderen van de band gaat in de praktijk zelden over grote zichtbare dingen waar normaliter over wordt geprocedeerd, zoals de andere ouder ten onrechte een leuke vakantie samen met het kind in het buitenland onthouden. In plaats van welwillend gedrag gaat het bijvoorbeeld om zaken die het kind (langzaam) in een loyaliteitsconflict brengen, zoals:

  • Het niet in overleg treden met de andere ouder/voldongen feiten creëren, wat de ontwikkeling van ouderlijke gezamenlijkheid frustreert.
  • Het dicteren van de eigen regels in de relatie tussen het het kind en de andere ouder.
  • Het kind empoweren om ‘nee’ tegen omgang met de andere ouder te zeggen.
  • Kleine eenzijdige schendingen/verbuigingen van de omgangsregeling ten nadele van de band tussen het kind en de andere ouder.
  • Het eenzijdig steeds net weer anders interpreteren van rechterlijke uitspraken.
  • Veelvuldig in contact zijn met het kind (al dan niet op initiatief van het kind) wanneer het kind (tijdens vakanties) bij de andere ouder is.
  • Het kind te ‘kopen’ met goederen, uitjes, affectie, verantwoordelijkheden of kwaad te spreken over de andere ouder.
  • Het kind niet weerhouden om een afscheidsbrief te schrijven aan de andere ouder (zie ook hierna).
  • Lees nog meer voorbeelden van niet-welwillend gedrag dat afbreuk doet/kan doen aan de emotionele band tussen het kind en de andere ouder.

Het gaat veelal om ouderlijk gedrag dat zich vertaalt in (in)acties, waarover individueel geen procedure is aan te spannen en die gezamenlijk zelden van voldoende gewicht zijn voor het veranderen van de zorgverdeling of het beëindigen van het ouderlijk gezag van de niet-welwillende ouder.

In de rechtspraak steeds verder ‘actief’ uitgelegd

In de rechtspraak zijn enkele situaties aan bod geweest zodat we iets meer weten over hoe de verplichting van artikel 1:247 lid 3 BW te interpreteren. Nb: Deze punten zijn zoveel mogelijk positief geformuleerd.

Toetsing naleving noodzakelijk

Wat ons betreft zouden de positieve acties van ouders waaruit blijkt dat ze ‘volledig’ voldoen aan dit waarden- en normenkader gedetailleerd moeten worden getoetst door hulpverlening, jeugdbescherming en rechtspraak. Soms gebeurt dat ook. Zie voor een voorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Het is van belang dat dit consistent gaat gebeuren en dat de rechtspraak als geheel meer gezag krijgt. In teveel zaken namelijk wordt enkel de uitlating dat een ouder het wél zou doen al voor waar aangenomen, terwijl bijvoorbeeld uit de proceshouding het tegendeel blijkt.

NB: Ook een gecertificeerde instelling die een OTS uitvoert is verplicht om de banden tussen het kind en de ouder(s) te bevorderen wanneer contact(herstel) één van de doelstellingen van de OTS is, aldus o.m. Rechtbank Noord-Holland in deze uitspraak.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.