Bijgewerkt: 21 februari 2025
Oudervervreemding is het samenstel van (in)acties van een niet-welwillende of niet-welkunnende ouder (vervreemder) dat als doel of aanvaard resultaat heeft dat het kind de andere ouder verstoot. Oudervervreemding door de ouder – indien succesvol – leidt dus tot ouderverstoting door het kind. Het begrip oudervervreemding is afgeleid van het Engelse Parental Alienating Behaviour (PAB)

Vervreemdingsgedrag is vanuit het perspectief van het kind niet altijd negatief gedrag. Naast één of meerdere vormen van niet-welwillend gedrag kan het zich bijvoorbeeld ook uiten in de vorm van (overdreven) positief gedrag richting het kind. Het beoogde effect hiervan veelal is dat de loyaliteit van het kind wordt verkregen door de vervreemder (in het Engels de Alienating Parent) op een wijze waarop dit ten koste gaat van de band die het kind heeft/ontwikkelt met de andere ouder (in het Engels de Targeted Parent). Ook kan het kind de indruk krijgen dat de andere ouder niet voldoet of niet ‘goed-genoeg’ is. Het Expertteam Ouderverstoting noemt oudervervreemding in haar advies: “loyaliteitsbeïnvloedend gedrag” echter het gaat feitelijk meer om “gehechtheidsbeïnvloedend gedrag”.

Oudervervreemdend gedrag is zeer schadelijk voor het kind en bijvoorbeeld al in 2007 door Rechtbank Maastricht gekwalificeerd als een vorm van kindermishandeling. Daarnaast is oudervervreemding in 2019 door Rechtbank Limburg gekwalificeerd als geestelijk geweld en in 2023 door Rechtbank Midden-Nederland als kindermishandeling in de vorm van emotionele verwaarlozing en psychisch geweld.

Nu houdt waarschijnlijk iedere ouder zich bezig met een vorm van loyaliteits-/gehechtheidsbeïnvloeding, zelfs in normaal functionerende ‘goed genoeg’ gezinnen. Loyaliteits-/gehechtheidsbeïnvloeding wordt oudervervreemding wanneer de beïnvloeding ten koste gaat van de band van het kind met de andere ouder. Oudervervreemdend gedrag wordt door beide sexen toegepast. Zowel de band van het kind met de vader als met de moeder kan slachtoffer zijn van dit gedrag.

Vervreemdingsgedrag is bijvoorbeeld te herkennen doordat een afglijdend of negatief ouderbeeld bij het kind niet aantoonbaar wordt gecorrigeerd/ondersteund door de vervreemder. Noch koppelt de vervreemder hier (in voldoende mate) acties aan die tot doel hebben om dit ouderbeeld te herstellen. Op de vraag hoe zo een ouder dan wél de banden tussen het kind en de andere ouder zou hebben bevorderd en waaruit dit blijkt, komt veelal geen concreet antwoord, terwijl dit een onvoorwaardelijke wettelijke actieve inspanningsplicht van die ouder is, waaraan deze zich niet kan onttrekken. In plaats daarvan volgen veelal pogingen de discussie af te leiden naar bijv. ‘wat het kind aangeeft’.

Anders gezegd kan oudervervreemdend gedrag dus bestaan uit iets doen en uit iets niet-doen, zoals het niet-nemen van dit deel van de ouderlijke verantwoordelijkheid. Hier gaat het het meest mis in het systeem. Het niet-actief invullen van de plicht om de banden tussen het kind en andere ouder te bevorderen is o.i. dé belangrijkste indicator dat deze ouder zich onttrekt aan deze cruciale ouderlijke plicht en ouderverstoting als ultimo uitkomst aanvaard. Toch wordt deze actieve inspanningsplicht nauwelijks getoetst. Sterker, zelfs in situaties waarin voor de rechter in voldoende mate vaststaat dat de ouder een vervreemder is, wordt nauwelijks handhavend opgetreden en dit is onbegrijpelijk.

Is de oudervervreemdingscampagne succesvol en heeft het kind de band met de andere ouder doorkruist (volgens de praktijk als ‘copingmechanisme’), dan behoort tot het gedrag van de vervreemder ook, dat deze stopt met zich te conformeren aan de andere verplichtingen die behoren tot de (gezamenlijke) ouderlijke verantwoordelijkheid.

Deze situaties zijn eenvoudig te herkennen. Naast dat de ‘inmiddels coalitie-ouder’ zich niet (meer) conformeert aan de ouderschapsnormen, houdt deze zich veelal ook niet meer aan de informatieplicht en de consultatieplicht, of worden deze verplichtingen slechts ‘voor de bühne’ marginaal ingevuld. Wat we veel zien is dat zo een ouder zich verontschuldigd door aan te geven ‘dat het kind dit niet zou willen’. Het spreekt voor zich dat dit soort ouders zelden tot nooit zelf de stap naar de rechter maken om ontheven te worden van hun ouderlijke plichten (jegens de andere ouder) en dít is een andere belangrijke indicator dat de ouder zich bedient van vervreemdingsgedrag.

Oudervervreemding impliceert dat er eerst wél omgang was evenals een band tussen het kind en de andere ouder. Oudervervreemdend gedrag kan op elke leeftijd starten. We zien het in de praktijk gemiddeld genomen beginnen vanaf het moment dat het kind ongeveer 4-jaar oud is. Meestal vormt de relatiebreuk de directe aanleiding. Verder zien we een prevalentie van vervreemdingsgedrag bij hoofdverblijfouders, echter het komt ook voor dat de niet-hoofdverblijfouder dit gedrag vertoont.

Een bijzondere categorie zijn de ‘vroege-levensfase-vervreemdingen’. In veel van deze gevallen start het vervreemdingsgedrag al direct na de geboorte. In deze situaties is het veelal de moeder die het kind de ontwikkelende band met de ‘goed-genoeg’-vader ontzegt. Een voorbeeld van zo een situatie lees je in deze uitspraak en deze uitspraak van Rechtbank Limburg. Opmerkelijk genoeg zien we weinig beweging in de rechtspraak om dit gedrag een halt roepen. In plaats daarvan oordeelt de rechtspraak veelal dat de vader zich moet schikken naar de wensen (en het tempo) van de moeder, vanuit samengevat het idee dat ‘regie en toezicht’ de moeder hopelijk laat inzien dat zij emotionele toestemming moet/kan geven aan het kind om een band te ontwikkelen met de vader. Dit soort situaties leiden in veel gevallen tot eindeloze draaideur-rechtspraak en -hulpverlening. Heel veel kinderen groeien daardoor op met een onderdrukte gehechtheidsrelatie met hun vader en blijvende schade in hun ontwikkeling.

Er ligt een belangrijke taak voor rechtspraak, Raad voor de Kinderbescherming, hulpverlening en GI’s om te toetsen in hoeverre ouders zich toewijden aan hun wettelijke inspanningsplichten (naar elkaar), alsmede wat niet-welwillend gedrag drijft. Dit verzuimen ondermijnt het bereiken van oplossingen. De ouderlijke plichten staan niet voor niets in de wet. Ze dienen om voor het kind een optimale ontwikkelingsbasis te bewerkstelligen. Daar is in het kader van de wetgevingsprocessen goed over nagedacht. Alles begint met het niet-naleven van de ouderlijke verantwoordelijkheden. Dan behoort een interventie zich primair daar op te richten. Lees onze visie over hoe: Ouderverstoting op te lossen of te voorkomen.

Externe bronnen

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.