Thema · Omgang opstarten
Een kind heeft het recht op omgang met zijn beide ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Ook wanneer een (juridisch) ouder geen gezag heeft, heeft deze recht op omgang met zijn kind. Sterker, op hem rust ook een verplichting tot omgang.
Dit recht voor het kind wordt – naast in de Nederlandse wet – geborgd in Europese en internationale verdragen.
Een kind en een ouder hebben recht op omgang met elkaar en de ouders dienen dit te stimuleren. Het contact met beide ouders en met ‘familie’ is namelijk fundamenteel voor een evenwichtige sociaal-emotionele- en identiteitsontwikkeling van het kind.
De rechter moet al het redelijkerwijs mogelijke doen om te ervoor te zorgen dat een omgangsregeling tot stand komt. Dit is o.m. bevestigd door de Hoge Raad in 2014. Dit recht kan het kind alleen in zwaarwegende situaties worden onthouden. Deze situaties zijn opgesomd in de wet. Namelijk als:
- omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
- de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
- het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor (door een rechter) van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
- omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. Situaties die hier in de praktijk bijvoorbeeld onder vallen zijn die waarbij de hoofdverzorgende ouder zodanig belast zou worden door de omgang, dat dit (ernstig) nadelig zou zijn voor het kind.
Hoe de rechter precies weegt is bijzonder subjectief. Dit maakt procederen over omgang altijd zeer onzeker.
Is er bijvoorbeeld veel weerstand van de hoofdverzorgende ouder (bij jonge kinderen meestal de moeder) dan kan dit er bijvoorbeeld toe leiden dat deze van de rechter de opdracht krijgt om “aan zichzelf te werken” en dat de omgang desondanks wordt opgestart. In andere situaties wordt er toch voor gekozen om (tijdelijk) het contact tussen de andere ouder en het kind te blokkeren, terwijl hulpverlening de omstandigheden bezien vanuit het kind probeert te verbeteren. Daarmee zijn de argumenten (deels) vergelijkbaar met die bij bijvoorbeeld erkenningen.
Als een eventueel verzoek tot omgang wordt afgewezen, dan is dit tijdelijk en kan er – ongeacht of de omstandigheden zijn gewijzigd – na 1 jaar opnieuw een verzoek worden gedaan (HR 27 februari 2009). Wordt het opstarten van de omgang toegewezen, dan wordt er in veel situaties opgebouwd naar een definitieve zorgverdeling. Zijn er veel spanningen tussen de ouders of zijn de standpunten van de hoofdverblijfouder onterecht afwijzend (lees: er zijn geen contra-indicaties), dan komt het veel voor dat het kind onder toezicht wordt gesteld.
Helaas komt het voor dat, wanneer de rechter bepaalt dat omgang moet worden opgestart, dit (uiteindelijk) toch niet lukt. Of dat er vervolgens nauwelijks uitbreiding van de omgang tussen het kind en de andere ouder wordt bereikt. Ook kan er bijvoorbeeld nog een tussenstap nodig zijn waarbij de ouder die het hoofdverblijf heeft éérst (al dan niet begeleid) het kind voorlicht over het bestaan van de andere ouder (zgn. statusvoorlichting).
Het komt voor dat ouders jaren procederen en dat uiteindelijk nauwelijks resultaat wordt geboekt. Dat dit tot enorm schrijnende situaties kan leiden, volgt bijvoorbeeld uit deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het betreft een situatie waarin ‘het systeem’ zelfs na 6 jaar nog niet in staat was om de moeder ertoe te brengen aan het kind statusvoorlichting te geven wie haar vader was, laat staan dat er omgang was bewerkstelligd. Lees in dit verband ook onze Special: Omgangsregeling met baby, dreumes of peuter en onze Special: Oudervervreemding en ouderverstoting.
Wil je starten met omgang dan is het essentieel dat je je te allen tijde als de ‘welwillende ouder’ opstelt en gedraagt. Dit kan zeer veel geduld vragen. ‘Druk zetten’ kan averechts werken. Lees waarom welwillendheid belangrijk is.
Het kan gebeuren dat de rechter de Raad voor de Kinderbescherming vraagt om onderzoek te doen. Daarvoor worden door de rechter onderzoeksvragen aan de raad meegegeven zoals:
- Welke omgangsregeling tussen de verzoekende ouder en het kind komt het meest tegemoet aan de belangen van het kind?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- Zijn er contra-indicaties voor omgang, en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen: hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
- Is hulpverlening nodig, zo ja, met welk doel?
- Is een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel nodig?
Tot slot, dat er geen omgang wordt vastgesteld wil nog niet zeggen dat de hoofdverblijfouder zich niet hoeft te houden aan de ouderschapsnormen, w.o. het bevorderen van de band tussen het kind en de andere ouder. In tegendeel, is daarover niets opgenomen in de beschikking, dan moet worden verondersteld dat deze verplichtingen onverminderd gelden.
Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴
Rechtspraak
Opstarten omgang toegewezen
Omgang (tijdelijk) afgewezen
Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴
Bezoek ook de vraag en antwoord-sectie met meer dan 100 antwoorden op vragen uit de praktijk.