Omgang opstarten Sub-thema

Bijgewerkt: 14 maart 2025 | Wetsingang: Art. 1:377a lid 1 BW | Leestijd: 16 minuten

Een kind heeft het recht op omgang met zijn beide ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Ook wanneer een (juridisch) ouder geen gezag heeft, heeft deze recht op omgang met zijn kind. Sterker, op hem rust ook een verplichting tot omgang.

Dit recht voor het kind wordt – naast in de Nederlandse wet – geborgd in Europese en internationale verdragen.

Een kind en een ouder hebben recht op omgang met elkaar en de ouders dienen dit te stimuleren. Het contact met beide ouders en met ‘familie’ is namelijk fundamenteel voor een evenwichtige sociaal-emotionele- en identiteitsontwikkeling van het kind.

De rechter moet al het redelijkerwijs mogelijke doen om te ervoor te zorgen dat een omgangsregeling tot stand komt. Dit is o.m. bevestigd door de Hoge Raad in 2014. Dit recht kan het kind alleen in zwaarwegende situaties worden onthouden. Deze situaties zijn opgesomd in de wet. Namelijk als:

  1. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
  2. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
  3. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor (door een rechter) van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
  4. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind. Situaties die hier in de praktijk bijvoorbeeld onder vallen zijn die waarbij de hoofdverzorgende ouder zodanig belast zou worden door de omgang, dat dit (ernstig) nadelig zou zijn voor het kind.

Hoe de rechter precies weegt is bijzonder subjectief. Dit maakt procederen over omgang altijd zeer onzeker.

Is er bijvoorbeeld veel weerstand van de hoofdverzorgende ouder (bij jonge kinderen meestal de moeder) dan kan dit er bijvoorbeeld toe leiden dat deze van de rechter de opdracht krijgt om “aan zichzelf te werken” en dat de omgang desondanks wordt opgestart. In andere situaties wordt er toch voor gekozen om (tijdelijk) het contact tussen de andere ouder en het kind te blokkeren, terwijl hulpverlening de omstandigheden bezien vanuit het kind probeert te verbeteren. Daarmee zijn de argumenten (deels) vergelijkbaar met die bij bijvoorbeeld erkenningen.

Als een eventueel verzoek tot omgang wordt afgewezen, dan is dit tijdelijk en kan er – ongeacht of de omstandigheden zijn gewijzigd – na 1 jaar opnieuw een verzoek worden gedaan (HR 27 februari 2009). Wordt het opstarten van de omgang toegewezen, dan wordt er in veel situaties opgebouwd naar een definitieve zorgverdeling. Zijn er veel spanningen tussen de ouders of zijn de standpunten van de hoofdverblijfouder onterecht afwijzend (lees: er zijn geen contra-indicaties), dan komt het veel voor dat het kind onder toezicht wordt gesteld.

Helaas komt het voor dat, wanneer de rechter bepaalt dat omgang moet worden opgestart, dit (uiteindelijk) toch niet lukt. Of dat er vervolgens nauwelijks uitbreiding van de omgang tussen het kind en de andere ouder wordt bereikt. Ook kan er bijvoorbeeld nog een tussenstap nodig zijn waarbij de ouder die het hoofdverblijf heeft éérst (al dan niet begeleid) het kind voorlicht over het bestaan van de andere ouder (zgn. statusvoorlichting).

Het komt voor dat ouders jaren procederen en dat uiteindelijk nauwelijks resultaat wordt geboekt. Dat dit tot enorm schrijnende situaties kan leiden, volgt bijvoorbeeld uit deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het betreft een situatie waarin ‘het systeem’ zelfs na 6 jaar nog niet in staat was om de moeder ertoe te brengen aan het kind statusvoorlichting te geven wie haar vader was, laat staan dat er omgang was bewerkstelligd. Lees in dit verband ook onze Special: Omgangsregeling met baby, dreumes of peuter en onze Special: Oudervervreemding en ouderverstoting.

Wil je starten met omgang dan is het essentieel dat je je te allen tijde als de ‘welwillende ouder’ opstelt en gedraagt. Dit kan zeer veel geduld vragen. ‘Druk zetten’ kan averechts werken. Lees waarom welwillendheid belangrijk is.

Het kan gebeuren dat de rechter de Raad voor de Kinderbescherming vraagt om onderzoek te doen. Daarvoor worden door de rechter onderzoeksvragen aan de raad meegegeven zoals:

  1. Welke omgangsregeling tussen de verzoekende ouder en het kind komt het meest tegemoet aan de belangen van het kind?
  2. Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
  3. Zijn er contra-indicaties voor omgang, en zo ja, welke?
  4. In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen: hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
  5. Is hulpverlening nodig, zo ja, met welk doel?
  6. Is een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel nodig?

Tot slot, dat er geen omgang wordt vastgesteld wil nog niet zeggen dat de hoofdverblijfouder zich niet hoeft te houden aan de ouderschapsnormen, w.o. het bevorderen van de band tussen het kind en de andere ouder, evenals de informatieplicht en consultatieplicht. In tegendeel, is daarover niets opgenomen in de beschikking, dan moet worden verondersteld dat deze verplichtingen onverminderd gelden.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.
Lees hierna onze inzichten en voorbeelden van rechterlijke uitspraken in vergelijkbare situaties. Is een rechtszaak onvermijdelijk? Ontdek ook onze kostenbesparende 'litigation support'.

Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴

Inzichten

  1. Recht op omgang en familieleven wordt primair bezien vanuit het kind (en niet vanuit de verzoekende ouder). Wel zien we steeds vaker een beroep op ‘private life (8 EVRM)’ slagen. Zie daarvoor ons thema over erkenning.
  2. Als verzoekende ouder is het belangrijk om zoveel mogelijk consistent, opbouwend en welwillend te zijn. Niet alleen richting je kind, maar ook naar de andere ouder. Dit omvat ook oog hebben voor de mogelijke impact van deze omgang op de andere ouder.
  3. Een psychische aandoening bij de hoofdverzorgende ouder kan ertoe leiden dat omgang – tussen het kind en de verzoekende ouder – tijdelijk wordt ontzegd. D.w.z. als dit de ‘beschikbaarheid’ van de hoofdverzorgende ouder ernstig onder druk zou kunnen zetten. Dit is een argument dat ook wordt gebruikt bij o.m. erkenningen.
  4. Het is belangrijk om de impact van de eigen gedragingen in de situatie in te zien en daarvoor zo nodig professionele hulp te zoeken, zeker wanneer dit is geïndiceerd door bijvoorbeeld een betrokken gecertificeerde instelling.
  5. Zelfs bij een herhaalde opdracht van rechters om een omgangsregeling op te starten, komt het voor dat alsnog geen omgangsregeling tot stand komt. Rechters blijken bijzonder terughoudend met het sanctioneren van niet-meewerkend gedrag door de hoofdverzorgende ouder. Dit zien we vooral als de ouder bij wie het kind enig of hoofdverblijf heeft feitelijk ‘de enige vaste basis’ is voor het kind en er onvoldoende redenen zijn voor bijvoorbeeld een uithuisplaatsing, een verandering van de hoofdverblijfplaats of een verandering in de verdeling van het ouderlijk gezag. Dit ondanks de duidelijke opdracht van de Hoge Raad in 2014 aan rechters om ‘alles in het werk te stellen’ om omgang met beide ouders te bewerkstelligen.
  6. Een eventuele start (en opbouw) van een omgangsregeling kan afhankelijk gesteld worden van te bereiken doelen door de ouder die thans de volledige zorg heeft. Dit leidt potentieel tot eindeloos uitstel.
  • In hoeverre er aan de zijde van het kind (medische) contra-indicaties voor de omgang zijn.
  • In hoeverre er  aan de zijde van de verzoekende ouder (medische) contra-indicaties voor de omgang zijn.
  • In hoeverre er aan de zijde van de hoofdverzorgende ouder (medische) contra-indicaties voor de omgang zijn.

Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴

Rechtspraak

Je leest een selectie. Deze wordt regelmatig bijgewerkt. Meer uitspraken of research nodig? Contact ons voor hulp.

Opstarten omgang toegewezen

Een moeder verzet zich tegen de omgang tussen haar kind van (inmiddels) 1 jaar oud en de vader (zonder gezag). Er is een bodemprocedure aanhangig. Het onderzoek dat de rechter daarin heeft verzocht aan de Raad voor de Kinderbescherming laat echter lang op zich wachten. Vader verzoekt daarom een ‘voorlopige voorziening’ voor het vaststellen van een voorlopige omgangsregeling (ex  artikel 223 lid 1 Rv). Deze wordt door rechtbank Zeeland-West-Brabant in mei 2020 echter afgewezen, waarop vader in hoger beroep gaat bij Gerechtshof Den Bosch. Het hof beschikt begin december 2020 dat er geen contra-indicaties gebleken zijn die aan de vaststelling van een voorlopige begeleide omgangsregeling (BOR) in de weg staan. Het hof stelt daarnaast een informatieregeling vast voor vader.

Volledige uitspraak

Naschrift:

Wat in deze uitspraak opvalt is dat het hof concludeert dat er wel omgang dient plaats te vinden ondanks dat de Raad voor de Kinderbescherming iets anders vindt, namelijk dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bekrachtigd. De hoofdreden daartoe: “Nu de moeder op dit moment niet stevig in haar schoenen staat, adviseert de raad op dit moment geen omgangsregeling vast te stellen. Het is voor [minderjarige] immers noodzakelijk dat de moeder als verzorger van [minderjarige] overeind blijft.”

Keer op keer zien we dit soort denkbeelden van de raad terugkeren in rechterlijke uitspraken. O.i. zou de raad dit soort standpunten niet moeten innemen zonder de verzoekende ouder uitzicht te bieden op een afgebakend traject voor de hoofdverzorgende ouder. M.a.w. het moet duidelijk zijn hoe lang de niet-verzorgende ouder dan genoegen moet nemen met het zijn van ‘ouder op afstand’.

Een moeder verzet tegen de omgang tussen haar kind van inmiddels 5 jaar en de vader ‘vanwege het verleden van de ouders’. Vader verzoekt informatieregeling vast te stellen. Gerechtshof Arnhem Leeuwarden constateert dat moeder onvoldoende onderbouwt waarom het in het belang van het kind zou zijn om zowel informatie, statusvoorlichting en opbouw omgang verder tegen te houden. Moeder heeft lang genoeg gehad om aan zichzelf te werken en stelt vast dat binnen een half jaar statusvoorlichting moet plaatsvinden en dat ook binnen deze periode de omgang moet worden opgestart.

Volledige uitspraak

Naschrift:

In deze uitspraak zien we de eerste tekenen van SMARTrechtspraak, waarin rechters concreter worden in de doelen die in het belang van het kind moeten worden gehaald. De uitspraak had echter nog SMART-er kunnen zijn door bijvoorbeeld ook te voorzien in de situatie dat het proces zou stagneren, bijvoorbeeld door niet-welwillendheid van de moeder of onbeschikbaarheid van een gezinsvoogd bij de betrokken gecertificeerde instelling. O.i. zou een standaard bijsluiter in dit soort zaken een uitkomst kunnen bieden.

De twee kinderen waren er niet van op de hoogte (gebracht) wie hun vader was. Pogingen om de omgang op gang te brengen ongeveer 6 jaar eerder waren door niet-medewerking van moeder niet gelukt.

Inmiddels waren er (ernstige) kindsignalen bij beide kinderen en concludeerde het gerechtshof dat zij ernstig in hun sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling werden bedreigd.

Niet duidelijk wordt waarom niet eerder is ingegrepen door instanties om de omgang tot stand te brengen, dan wel wat de reden voor moeder was om voor de kinderen te verzwijgen wie hun vader is.

Volledige uitspraak

Omgang (tijdelijk) afgewezen

Een vader tracht al jaren de omgang met zijn kind van inmiddels 16 jaar opgestart te krijgen. Steeds weer lukt het niet vanwege zijn eigen psychische-/gedragsproblemen waarin hij (kennelijk) geen voldoende verbetering lijkt te kunnen bewerkstelligen. “Daarnaast blijft de vader aangeven wat de moeder allemaal verkeerd heeft gedaan en neemt hij niet primair zijn eigen verantwoordelijkheid om zaken te veranderen.”

Volledige uitspraak

Een vader tracht de omgang met zijn tweeling van 13 jaar weer opgestart te krijgen. Ten aanzien van 1 van beiden wordt in eerste aanleg een omgang vastgesteld. De moeder gaat evenwel in hoger beroep.

Het hof ziet de situatie anders. Niet alleen is het niet in het belang van de kinderen dat er een verschillende omgang geldt ten aanzien van de vader, ook heeft vader herhaaldelijk laten zien niet bij de kinderen te kunnen aansluiten. Het hof volgt vader niet in het standpunt dat zij niets zou hebben gedaan om het contact tussen de kinderen en vader toch te ondersteunen. Dit is zelfs ten koste gegaan van de band die zij met de kinderen heeft.

Volledige uitspraak

Een vader tracht al meer dan 10 jaar om tot een (begeleide) omgangsregeling te komen. In een eindbeslissing over het inmiddels 13 jaar oude kind wordt opnieuw geen (begeleide) omgang vastgesteld. Het kind is echter zeer kwetsbaar en heeft o.m. een ontwikkelingsachterstand. Kind ook te kwetsbaar voor zelfs een verkennend raadsonderzoek. De moeder is samengevat van mening dat gezien het verleden tussen de ouders van haar niet kan worden verlangd dat ze emotionele toestemming geeft voor het opstarten van de omgang en dat de kwetsbaarheid van haar kind in de weg staat aan het introduceren van de vader in haar leven.

Volledige uitspraak en uitkomst eerder hoger beroep in 2017

Een vader die zich grensoverschrijdend en agressief naar de moeder en hulpverlening blijft gedragen wordt nu de omgang ontzegt. Ook verliest hij zijn ouderlijk gezag. Hij moet (met GGZ-hulp) bij zichzelf te rade gaan teneinde een gedragsverandering te bewerkstelligen. Als er sprake is van een wijziging van omstandigheden mag hij een nieuw verzoek doen voor omgang. Anders na het verstrijken van een termijn van tenminste 1 jaar.

Volledige uitspraak

Een vader procedeert al jaren om omgang met zijn kind te krijgen. Hij toont zich echter ambivalent in zijn wens/capaciteiten de omgang daadwerkelijk structureel in te vullen. Het hof concludeert dat de vader het kind kennelijk alleen een plek in zijn leven kan of wil geven als zijn situatie het toelaat (red, als het hem uitkomt).

Wat daarvan ook de reden is, die houding maakt dat de man op dit moment kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat is tot omgang met zijn kind. Het leidt er toe dat de vader, als vader (red, als verzorger en opvoeder) niet betrouwbaar is voor het kind.

Vanwege de moeilijke bereikbaarheid van de vader wordt er ook geen informatieregeling vastgesteld.

Volledige uitspraak

Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴

Meer verdiepen?