Vaccinatie van je kind Sub-thema

Bijgewerkt: 14 maart 2025 | Wetsingang: Art. 1:253a lid 1 BW | Leestijd: 27 minuten

Vaccinatie van het kind is één van de tientallen gezagsbeslissingen waarbij bij gezamenlijk gezag toestemming nodig is van de andere gezaghebbende ouder. Lukt dit niet in overleg met de andere ouder, dan kun je de familierechter vragen om hierin een beslissing te nemen.

Hoewel een ruime meerderheid van de Nederlanders zijn kinderen laat inenten conform het rijksvaccinatieprogramma met de vaccinaties DKTP-Hib-HepB, BMR en HPV, is er een minderheid die tegen vaccineren is. Vaccineren met deze vaccins is volgens de rechtspraak echter in het belang van het kind. Dit geldt ook voor Covid-vaccinaties.

Tegenstanders van de DKTP-Hib-HepB en BMR-vaccinaties brengen de volgende argumenten naar voren t.w.:

  • Geloofsovertuiging.
  • (Antroposofische) Levensstijl.
  • De eigen kracht van het immuunsysteem van het kind.
  • Vermeende schadelijkheid van de vaccinaties zelf (en de hulpstoffen die gebruikt zouden worden).

Tegenstanders van de Covid 19-vaccinatie brengen globaal de volgende argumenten naar voren t.w. dat:

  • het kind zelf niet een zodanig risico loopt op een ziekte met blijvende gevolgen;
  • het zelf doormaken van de ziekte een betere immuniteit oplevert;
  • de bescherming slechts een schijn is omdat het kind nog steeds besmettelijk kan zijn, besmet kan worden en ziek kan worden; en
  • de onduidelijke lange termijn risico’s van het vaccin voor bijvoorbeeld de vruchtbaarheid of de kans op ernstige bijwerkingen op de korte termijn zoals; een ernstige hartzieke veroorzaakt.

Al deze argumenten zijn echter verworpen door de rechtspraak.

Geconcludeerd kan worden dat zonder aanwezigheid van een medische indicatie/noodzaak bij het kind, vaccinatie steeds in het belang van het kind is, hoewel er dan ineens een individuele rechter is, die iets anders vindt (zie het rechtspraakoverzicht hierna).

Tot slot, ook een eerdere gezamenlijke beslissing van de ouders niet te vaccineren, betekent niet dat dit zo blijft als één van die ouders op die beslissing terugkomt. Als zo een situatie aan de rechter wordt voorgelegd toetst deze zelfstandig in het belang van het kind. Bovendien zien we regelmatig rechters concluderen dat ‘een ouder het recht heeft om op een eerdere beslissing terug te komen’.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.
Lees hierna onze inzichten en voorbeelden van rechterlijke uitspraken in vergelijkbare situaties. Is een rechtszaak onvermijdelijk? Ontdek ook onze kostenbesparende 'litigation support'.

Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴

Inzichten

  1. Argumenten die worden ingebracht tegen vaccinatie van het kind conform het Rijksvaccinatieprogramma zijn veelal geloof, (antroposofische) levensovertuiging, vrijwilligheid, onvoldoende onderzoek, toevoegingen of vermeende schadelijkheid van eventuele bijwerkingen van vaccinatie voor het kind.
  2. In beginsel ligt er een taak bij de ouder die niet wil vaccineren om aan te tonen waarom niet-vaccinatie meer in het belang van het kind is dan de de facto standaard van wel-vaccineren.
  3. De tegen-vaccinatie-ouder moet aantonen dat eventuele bijwerkingen van de vaccinaties meer zullen zijn dan wat gebruikelijk is voor andere kinderen (en dat de kans dat ze zullen optreden reëel is).
  4. De kans op toewijzing van het verzoek bij een gerechtshof is groter dan bij de rechtbank.
  5. Veelvuldig worden argumenten van de NVKP van stal gehaald door niet-vaccinatie-ouders.
  • In hoeverre – door de ouder die wil afwijken van de heersende leer – is aangetoond dat dit recht uitgaat boven het recht van het kind op een zo hoog mogelijke standaard van gezondheidsbevordering, wat het rijksvaccinatieprogramma is.

Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴

Rechtspraak

Je leest een selectie. Deze wordt regelmatig bijgewerkt. Meer uitspraken of research nodig? Contact ons voor hulp.

Vaccinatie toegestaan

Een moeder verzoekt bij kort geding om haar vervangende toestemming te verlenen om haar kindje dat het syndroom van down heeft te vaccineren tegen de griep. De vader verweert zich tegen dat verzoek op basis van dat er te weinig gegevens zijn over de mogelijke (negatieve) bijwerkingen van de griepprik bij kinderen die het syndroom van Down hebben.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek van de moeder toe en overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat mensen met het syndroom van Down lichamelijk kwetsbaar zijn. Dat is bij het kind ook gebleken. In de zomer heeft het kind twee weken op de intensive care verbleven met ernstige longcomplicaties (mycoplasma). Bovendien heeft het kind vorig jaar griep gekregen, gevolgd door een longontsteking.

Volledige uitspraak

Naschrift:

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad. En dit lijkt gezien de medische geschiedenis compleet logisch.

Een vader wil niet dat zijn kind wordt gevaccineerd met MenC op 14-jarige leeftijd (en aanvankelijk ook niet met HPV). De rechtbank wijst in eerste aanleg het verzoek van de moeder om vervangende toestemming toe.

Het gerechtshof bekrachtigt deze uitspraak en overweegt als volgt:

Aan het hof ligt alleen het geschil voor dat ouders hebben met betrekking tot de enige nog resterende vaccinatie voor [de minderjarige] , namelijk die tegen meningokokken op veertienjarige leeftijd. Zij zijn het daarover niet eens. Tegen die achtergrond overweegt het hof dat het doel van het Rijksvaccinatieprogramma is om de bevolking te beschermen tegen verschillende ernstige infectieziekten. Met de meeste vaccinaties wordt geprobeerd om bescherming te bieden aan de gevaccineerde en mede daardoor verspreiding van ziekteverwekkers te stoppen en epidemieën te voorkomen. De afwegingen die binnen het Rijksvaccinatieprogramma worden gedaan zijn gebaseerd op gedegen wetenschappelijk onderzoek, sluiten aan bij de heersende leer in de geneeskunde en worden in de maatschappij breed gedragen. Dit alles biedt onderbouwing aan het standpunt van de moeder dat vaccineren in het belang is van [de minderjarige].

Volledige uitspraak

Naschrift:

Het hof bepaalt dat haar beslissing wel uitvoerbaar bij voorraad is.

Twee ouders zijn het oneens over het wel of niet laten zetten van de HPV vaccinatie bij hun dochter van 9 jaar. De moeder vindt het niet nodig om de tweede prik ook te laten zetten. Ze vindt dat haar dochter nog zeer jong is. Bovendien zouden de adviezen hierover onzeker zijn. Ook zou de mening van haar dochter voor wat betreft de tweede prik doorslaggevend moeten zijn.

De rechtbank verleent de vader vervangende toestemming voor de HPV-prik en overweegt met de standaard argumentatie dat het Rijksvaccinatieprogramma samengevat ‘veilig en effectief’ is en dat moeder onvoldoende heeft aangetoond dat de HPV-vaccinatie niet in het belang van haar dochter zou zijn.

Volledige uitspraak en volledige uitspraak (hoger beroep)

Naschrift:

Wederom een zaak waarin er niet tot Uitvoerbaar bij Voorraad wordt besloten. Dit betekent dat de vader moet afwachten of de moeder in hoger beroep gaat. Pas na 3 maanden kan hij dus overgaan tot het laten vaccineren van zijn kind.

Een vader wil zijn kinderen vaccineren conform het Rijksvaccinatieprogramma. De moeder wil dit echter niet en zij beroept zich erop dat ouders dit hebben afgesproken. Vader is echter van gedachten veranderd. In eerste aanleg krijgt de moeder gelijk. De vader gaat mede hierom in hoger beroep en krijgt in tweede instantie alsnog gelijk van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof verklaart haar beschikking eveneens ‘uitvoerbaar bij voorraad’ voor het vaccinatie-deel.

Volledige uitspraak

Naschrift:

We hebben een verzoek bij De Rechtspraak en Rechtbank Gelderland neergelegd om de zaak in eerste aanleg ook te publiceren (wordt waarschijnlijk niet opgevolgd).

Een moeder wil haar kind laten vaccineren volgens het Rijksvaccinatieprogramma. De vader is het hiermee niet eens. De argumenten volgen niet uit de uitspraak. Het kind staat onder toezicht, de gecertificeerde instelling is het met moeder eens en start een procedure voor het verkrijgen van vervangende toestemming op basis van artikel 1:265h BW, terwijl de moeder ook op basis van de geschillenregeling van artikel 1:253a BW naar de rechter zou kunnen. Hiervoor is dan wél een advocaat verplicht.

De rechter concludeert dat er niet is voldaan aan de ‘medische noodzaak’ die nodig is voor 1:265h BW, echter verleent toch vervangende toestemming omdat de moeder aangeeft dat ze enerzijds geen geld heeft voor een advocaat en anderzijds dat het starten van de procedure de verhoudingen met de vader waarschijnlijk zou verslechteren. Rechtbank Noord-Holland verklaart de beslissing eveneens uitvoerbaar bij voorraad.

Volledige uitspraak

Naschrift:

Dat de gecertificeerde instelling ten onrechte via artikel 1:265h BW inleidt en dat het verzoek alsnog wordt toegewezen hebben we eerder gezien (zie daarvoor ook de rechtspraak op deze pagina). Het gedrag van de GI leidt o.i. echter wel tot een ongelijke behandeling naar al die ouders die tijdens een ondertoezichtstelling wél zelf via de geschillenregeling van artikel 1:253a BW een procedure met advocaat moeten inleiden. O.i. zou dit de standaard moeten zijn: Gezagsgeschil tijdens ondertoezichtstelling, GI leidt in.

Vaccinatie afgewezen

Twee ouders zijn het niet eens over vaccinatie van hun kinderen. De moeder wil niet, de vader wil wel. De moeder krijgt in eerste aanleg gelijk van Rechtbank Gelderland, echter deze uitspraak wordt later door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigd.

Volledige uitspraak

Naschrift:

De uitkomst van deze zaak is opmerkelijk gezien de consistente rechtspraak van de afgelopen jaren. We vinden het onverklaarbaar.

Een kind is als ongeborene al onder toezicht geplaatst en heeft is de geboorte met een spoedmachtiging uit huis geplaatst. De gecertificeerde instelling wil dat het kind gevaccineerd wordt volgens het Rijksvaccinatieprogramma. De moeder wil dit niet. De GI verzoekt vervolgens vervangende toestemming.

In tegenstelling tot alle rechters in de afgelopen jaren, vindt Rechtbank Oost-Brabant het een vrije keuze van de moeder om niet te vaccineren. Er is geen ‘ernstig gevaar voor de gezondheid’ dat moet worden afgewend.

Volledige uitspraak

Naschrift:

De uitkomst van deze zaak is opmerkelijk gezien de consistente rechtspraak van de afgelopen jaren. We vinden het onverklaarbaar. Het toont o.i. slechts hoezeer wildwest heerst in de Nederlandse familierechtspraak.

Wij beschikken over een recente niet-gepubliceerde rechtbankuitspraak waarin een rechter een minderjarige zonder medische contra-indicatie de toegang tot de bescherming van het Rijksvaccinatieprogramma ontzegt. Dit ongeacht de ogenschijnlijke consensus, ook in de rechtspraak, dat vaccinatie in het belang is van het kind. Inmiddels heeft het hof deze omissie gecorrigeerd en onze cliënt alsnog vervangende toestemming gegeven.

Contact ons voor hulp.
Lees hierna verder ↴

Meer verdiepen?