Landelijk Bureau Handhaving Ouderschapsnormen

Bijgewerkt: 31 januari 2024 | Leestijd: 7 minuten

De instantie die sociale normen handhaaft bij vechtscheiding, oudervervreemding en ouderverstoting.

Het Landelijk Bureau Handhandhaving Ouderschapsnormen is één van de praktijkvisies van Fiduon en beschrijft een werkwijze die de rechten van het kind centraal stelt en ouders dwingt om positief gedrag te gaan vertonen. Daarbij staat artikel 1:247 lid 2 en 3 BW centraal. Lees hierover op de pagina over de ouderschapsnormen.

Lees de kamervragen die Tweedekamerlid Vera Bergkamp op 4 maart 2020 aan Minister Sander Dekker heeft gesteld naar aanleiding van ons voorstel en het antwoord van Minister Sander Dekker op 3 april 2020.
Waar het samengevat op neerkomt is dat het Expertteam Ouderverstoting de minister mag adviseren of een handhavingsinstantie die de ouderschapsnormen centraal stelt er moet komen en in welke vorm. We zijn benieuwd. Het rapport wordt begin 2021 verwacht, aldus Sander Dekker.

Ieder jaar opnieuw raken (en blijven) duizenden kinderen in de knel als gevolg van schadelijk (vecht)gedrag door niet-welwillende ouders. Het leidt tot veel onnodig leed en inzet van jeugdbescherming en (gesubsidieerde) rechtspraak.

Concrete tools hoe bij dit type gedrag snel en effectief resultaat te bereiken ontbreken. Tevens is er een gebrek aan handhavingsmiddelen. Hierdoor kan schadelijk (inter-ouder) gedrag eindeloos voortduren met enorme schade als gevolg. Lees hoe je niet-welwillend gedrag herkent.

Het is daarom noodzakelijk dat de overheid – in het belang van het kind – monitort en zo nodig door dwang bewerkstelligt dat niet-welwillende ouders binnen afzienbare tijd tot bestendig positief (inter-ouder) gedrag komen en dat ze zich houden aan de ouderschapsnormen.

Ontdek hierna waarom wij denken dat het zinvol is om hiertoe een landelijk bureau te creëren, nl het Landelijk Bureau Handhaving Ouderschapsnormen (LBHO²). Lees over onze ideeën over mandaten, werkwijzen en hoe het LBHO² in het huidige stelsel past.

LBHO² is het tweede, meer-omvattende, LBHO-concept van Fiduon. Het eerste is als privaat initiatief operationeel. Zie daarvoor de website van het Landelijk Bureau Handhaving Omgang.

Deze visie is in ontwikkeling en kan dus wijzigen.

Jaarlijks verliezen, o.a. door echtscheiding, tienduizenden kinderen een veilige ouderlijke context om zich in te ontwikkelen. Het betreft die situaties waarin ouders – die niet (meer) bij elkaar zijn – niet in staat zijn om met elkaar tot neutrale – niet-strijdende – relaties te komen.

Het leidt tot situaties waarin kinderen:

  • extreme stress ervaren;
  • te maken krijgen met instabiele ouders;
  • door één of beide ouders inzet worden gemaakt van voortdurende strijd; en/of
  • contact met een van de ouders verliezen.

Voor vijf- tot tienduizend kinderen jaarlijks leidt dit tot een ernstige ontwikkelingsbedreiging, die zich bijvoorbeeld uit in achterstand in de ontwikkeling ten opzichte van leeftijdsgenootjes en/of gedragsproblemen.

Deze situatie resulteert ook in maatschappelijke lasten met grote financiële gevolgen zoals:

  • emotioneel en financieel overbelaste ouders (en stiefouders);
  • een overbelaste hulpverlening;
  • een overbelast jeugbeschermingsapparaat;
  • een overbelaste familierechtspraak.

Het LBHO² heeft tot doel om in situaties waarin kinderen klem zitten tussen de ouders of dreigen te geraken, snel en effectief interventies te plegen in de vorm van:

  • (Inter) Ouder Gedrag Analyse;
  • (Inter) Ouder Gedrag Planvorming;
  • Resultaat Monitoring; en
  • Het treffen van handhavingsmaatregelen met rechtskracht in de vorm van (Inter) Ouder Gedrag Maatregelen.

Het LBHO² is (idealiter) een overheidsinstelling die in opdracht van de minister van Justitie en Veiligheid wettelijke taken verricht, zoals het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) voor alimentatievraagstukken.

Het LBHO² heeft mandaat wanneer het ouders gezamenlijk niet lukt om rust in de situatie te brengen en te handhaven. Dat wordt geacht het geval te zijn als één van de ouders of een kind van de ouders zich er op beroept dat dat niet lukt, of wanneer een instantie zich daarop beroept.

Een onrustige (inter-) oudersituatie, nader te noemen Schadelijk (Inter) Ouder Gedrag, afgekort: SIOG kan zich bijv. manifesteren op:

  • inter-ouderniveau;
  • ouder-kind niveau; en
  • richting (professionele) derden.

Mogelijke symptomen/indicatoren SIOG:

  • Oudervervreemding op ouderniveau. Ouderonthechting / ouderverstoting op kindniveau.
  • Vertragen inzet hulpverlening.
  • Niet-nakoming, dan wel gebrekkige nakoming van omgang.
  • Inter-ouderoverleg blokkeren/frustreren, stiltebehandelingen, psychisch en fysiek geweld, pestgedrag, passief agressief gedrag.
  • Juridische procedures uitlokken.
  • Overdreven dossieropbouw zonder eigen positieve acties.
  • Eerst overleg met het kind alvorens de andere ouder te betrekken. Het kind als ‘schild’ gebruiken.
  • Keuzes aan het kind laten/berusten in (vermeende) keuze kind. Het kind ‘kopen’.
  • Wisselende interpretaties van tussen ouders geldende afspraken. Ad hoc eenzijdig dicteren van regels in het inter-ouderverkeer. Rigide gedrag zonder concrete rechtvaardiging.
  • Weigeren informatie te delen over gebeurtenissen bij de ouder thuis.
  • Het richting instanties als ‘zeer zorgelijk duiden’ van normale opvoedgebeurtenissen bij de andere ouder.
  • Alle oorzaken buiten zichzelf plaatsen.
  • Alle oplossingen buiten zichzelf plaatsen.

Het LBHO² kan worden ingeschakeld op verzoek van:

  • Juridisch ouders individueel of gezamenlijk.
  • Het kind.
  • Veilig Thuis.
  • Een Gecertificeerde Instelling.
  • De Raad voor de Kinderbescherming.

Een toegangsvereiste voor ouders zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de ouder die een beroep doet op het LBHO² aannemelijk kan maken dat deze de welwillende ouder is. Hiertoe zou bijvoorbeeld een overzicht kunnen worden overlegd van positieve initiatieven die ertoe moesten leiden dat de ouderschapsnormen door beide ouders nageleefd zouden gaan worden.

Andere toegangsvereisten zoals de aanwezigheid van een bekrachtigd ouderschapsplan zijn niet voorzien. In principe geldt, zodra je juridisch ouder bent zou je toegang moeten kunnen hebben tot het LBHO² als de ouder met het (eenhoofdig) gezag zich niet aan de ouderschapsnormen houdt.

Het LBHO² heeft diverse mandaten nodig om in het belang van het kind resultaten te bereiken en om zo nodig handhavend op te treden, zoals:

  1. (Inter) Ouder Gedrag Analyse
  2. (Inter) Ouder Gedrag Planvorming
  3. (Inter) Ouder Gedrag Monitoring
  4. (inter) Ouder Gedrag Maatregel
  5. Doorverwijzing, bijvoorbeeld naar NIFP.

Een high-level procesbeschrijving zou er als volgt kunnen uitzien. Het LBHO²:

  • Analyseert (inter) ouder gedrag, communicatie en positieve initiatieven.
  • Stelt SMART-doelen.
  • Stuurt op en beoordeelt planvorming door de ouders.
  • Monitort resultaten op kindniveau.
  • Neemt actief beslissingen en maatregelen met rechtskracht.

Het LBHO² kan diensten hebben voor verschillende situaties:

  1. Snel een beslissing; voor snel knopen doorhakken.
  2. Begeleiding bij planvorming ouders.
  3. Langdurige monitoring.
  4. Handhaaft, kan sancties opleggen.
  5. Kan zelf in bepaalde gevallen in het belang van het kind een beslissing van de rechter vragen.

In het verleden had de Raad voor de Kinderbescherming niet alleen op het sociale terrein een adviserende functie voor de rechter, maar ook op het financiële. Die koppeling is los gelaten. Op het financiële terrein is handhaving van afspraken tussen ouders (die zijn vast gelegd in een rechterlijke beslissing of notariële akte) opgedragen aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen: het LBIO.

De handhaving van afspraken of rechterlijke beslissingen op sociaal terrein (lees: de ouderschapsnormen) is in Nederland nauwelijks of niet geregeld. Waar wel iets is geregeld, is de conclusie gerechtvaardigd dat het zeer slecht is geregeld.

Een voorbeeld zijn bijvoorbeeld door een rechter opgelegde dwangsommen die bijvoorbeeld tot doel hebben om een ouder tot nakoming van een zorg-of omgangsregeling te prikkelen. Wordt de omgang alsnog niet nagekomen, dan moeten de dwangsommen door de andere ouder worden geëxecuteerd. Deze vordering tot nakoming leidt mogelijk tot afgeleide effecten voor het kind in het huishouden van de niet-nakomende ouder. Effecten die de ‘executerende ouder’ door het kind kunnen/zullen worden aangerekend. In de rechtspraak zien we af en toe voorbeelden dat de inning van dwangsommen wordt opgedragen aan Gecertificeerde Instellingen (als en voorzover er een ondertoezichtstelling is).

Het executeren van dwangsommen is iets dat een centraal LBHO² zou kunnen gaan uitvoeren, waarmee de welwillende ouder wordt ontlast. Hiermee is er een parallel met het LBIO bij alimentatievorderingen. Eenmaal ingeschakeld, handelt het LBIO autonoom en zonder last en ruggespraak met de alimentatiegerechtigde. Boetes of opslagen die verschuldigd worden, komen toe aan het LBIO, alles bij wet geregeld.

Zo zou het ook met handhaving in sociale zaken moeten gaan: het LBHO² handhaaft, maakt eigen afwegingen en ontlast waar mogelijk de welwillende ouder.

Het LBHO² maakt helder waar de verantwoordelijkheid voor nakoming van sociale- en ouderschapsnormen ligt en wat de gevolgen zijn van niet-nakoming. Daarmee neemt het LBHO² veel onduidelijkheid die op dit moment over handhaving bestaat weg.

Gelet op het grote maatschappelijke belang dat gediend is met goed ouderschap dient de overheid op dit punt zijn verantwoordelijkheid te nemen. Daartoe zou het LBHO² een uitstekend instrument bieden.

Nagedacht kan worden welke thans nog niet gangbare handhavingsinstrumenten in het LBHO² kunnen worden ingebracht. Door middel van een een goed uitgerust en goed functionerend LBHO² zou een belangrijk deel van de thans bestaande handhavingsproblematiek worden ondervangen en zou eveneens het huidige stelsel worden ontlast.

Als professional of overheidsfunctionaris hierover een vraag? Neem contact met ons op.