Bijgewerkt: 7 mei 2025 | Leestijd: 6 minuten
Als ouders scheiden en/of daarna onafhankelijk van elkaar (met het kind) verhuizen, dan leidt dit in veel situaties tot een aanzienlijke impact op het kind. Veel kinderen worden indirect veroordeeld om een belangrijk deel van hun jeugd genoegen te nemen met een rem op de band die het kind heeft/ontwikkelt met één van beide ouders, een gespleten sociale context en/of (zeer) lange reistijden. De familierechtspraak kent hieraan o.i. momenteel onvoldoende gewicht toe en we zijn van mening dat dit anders kan en moet. 

Het is een standaardoverweging in rechterlijke uitspraken die gaan over verhuizing. Namelijk dat als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie een kind het hoofdverblijf heeft in beginsel het recht en de vrijheid heeft om met het kind elders een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen (aldus onder meer Gerechtshof Amsterdam in deze uitspraak). Dit recht wordt begrensd door de belangen van het kind én dat van de achterblijvende ouder (aldus onder meer Rechtbank Den Haag in deze uitspraak).

We zijn echter van mening dat de Nederlandse familierechters nog steeds onvoldoende gewicht toekennen aan de belangen van het kind. Veel verhuizingen zijn ingegeven door (zelfzuchtige) levenswensen of voldongen levenskeuzes van de verhuizende ouder, zoals de wens om elders te wonen (lees: zo ver mogelijk van de andere ouder), een nieuwe relatie (onverwacht) met kind (aanstaande), ander werk, het aanbod of prijspeil van woningen en/of dat hun eigen sociale context elders zou zijn. Hoogst zelden lezen we in de uitspraken een échte noodzaak. Toch zien we ook in die situaties nog regelmatig toestemming om te verhuizen. En wat bij dat type toestemming in veel gevallen volgt zijn willekeurige doelredeneringen van de rechter om de beslissing te rechtvaardigen en niet een geobjectiveerde laat staan navolgbare belangenafweging waarbij het belang van het kind goed omschreven en ‘een overweging van eerste orde’ is (artikel 3 IVRK).

Kinderen van gescheiden ouders zijn kwetsbaar, hun levens op de kop gezet door het verlies van het gezin. Daarbij komt bij een verhuizing dan ook nog de noodzaak van het wisselen van school, verlies van vrienden, teamgenoten (bij sport) of andere naschoolse activiteiten en voor de meesten een aanzienlijk langere reisafstand/tijd tussen beide ouders, soms meerdere uren. Daarbij komt dan nog dat het handhaven van een nog enigszins evenwichtige zorg (bijv. ene ouder door de weeks, andere ouder alle weekenden, leidt tot 2 gespleten of beter niet-geïntegreerde sociale contexten. Tuurlijk, kinderen zijn tot op zekere hoogte flexibel, echter het zijn veelal levenswensen/keuzes van de verhuizende ouder die een wissel trekken op die flexibiliteit (lees ook: vrije besteedbare energie/tijd). Dit moet qua impact niet onderschat worden en verdient een weging die daar recht aan doet.

Dat een rechter soms anders oordeelt is bijvoorbeeld te lezen in deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland en deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het is een uitspraak die navolging verdient, ook in situaties waarin er geen co-ouderschap is. We lichten nog één zaak uit en dat is deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam waarin twee adoptievaders afspraken hadden gemaakt om gelijk voor het kind te zorgen. Eén vader had echter eenhoofdig gezag en verhuisde naar een andere woonplaats die zo ver weg was dat dit een gelijke zorgverdeling niet meer mogelijk maakte. De rechter oordeelde dat deze vader diende terug te verhuizen naar de woonplaats van de andere vader of omstreken (andere vader had 10km verzocht).

Mede op basis van deze uitspraken poneren we de stelling dat een kind, naast het (zwaarwegende) recht op een gelijkwaardige band (en contact) met beide ouders, een (zwaarwegend) recht heeft op één sociale context mét beide ouders binnen een straal van 10 km.

In sommige zaken wijzigt het hoofdverblijf van het kind naar de achterblijvende ouder. Op het eerste gezicht een logische stap. Echter, bezien vanuit het kind is ook dit geen goede oplossing omdat het kind nog steeds de rekening gepresenteerd krijgt en het signaal krijgt dat de verhuizende ouder de eigen levenswensen/keuzes laat prevaleren boven de belangen van het kind. Overigens stak Rechtbank Midden-Nederland in de hiervoor genoemde uitspraak ook hier een stokje voor.

Tot slot valt op hoe gemakkelijk sommige rechters heen stappen over het niet naleven van de plicht van de verhuizende ouder om de andere ouder te informeren, te consulteren en om bij gezamenlijk gezag toestemming vooraf te krijgen, hetgeen een vorm van ex-partnerstrijd (en daarmee in strijd met de ouderschapsnormen en kindermishandeling) is.

Regelmatig worden er zaken gepubliceerd (en uitspraken gedaan die ongepubliceerd blijven) waarin achteraf de reeds voldongen verhuizing – soms ook in het geheim voorbereid en geëffectueerd – wordt gelegitimeerd, zoals deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Dit zonder dat uit de casus een noodtoestand blijkt op basis waarvan het informeren- en consulteren niet hoefde te worden gedaan en het afwachten van die toestemming redelijkerwijs niet hoefde te worden afgewacht; denk aan dreigend (levens-) gevaar bijvoorbeeld.

Overigens geldt het bovenstaande o.i. ook voor een verhuizing van de ouder die niet het hoofdverblijf heeft. Zorgt die verhuizing bezien vanuit het kind voor een verandering in o.m. sociale context, langere reistijden naar school/tussen de ouders, danwel triggert die verhuizing opnieuw een discussie over bijvoorbeeld school en naschoolse activiteiten tussen de ouders, dan zouden ook voor die verhuizing dezelfde voorwaarden moeten gelden als voor verhuizing van de hoofdverblijfouder. Dat ook daarvoor een basis in de rechtspraak te vinden is, lees je in: V&A: Verhuizen als ik geen hoofdverblijf heb, kan dat?

Daarom hierbij het pleidooi voor een duidelijkere koers van de rechtspraak – voor de verhuizing van een ouder, al dan niet met hoofdverblijf – langs globaal drie lijnen:

  • Bij het niet-naleven van de hun informatieplicht en consultatieplicht en/of de ‘(vervangende) toestemming-vooraf’-plicht, standaard bevel tot terugverhuizen met hoge dwangsom + kostenveroordeling, tenzij (dreigende) noodtoestand vast staat. Staat de (dreigende) noodtoestand vast, dan pas verdere inhoudelijke behandeling.
  • Bij verhuizingen buiten een straal van 5 km van het centrum van het leven van het kind en 10 km van de andere ouder, in beginsel afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming, tenzij de noodzaak voor de ouder de zwaarwegende belangen van het kind overstijgt. De afweging dient ook expliciet en navolgbaar in de beschikking te worden opgenomen.
  • Optioneel: Hoe verder de verhuizing, hoe zwaarder de toets. Specifieke situaties uitgezonderd (denk aan overschrijding landsgrenzen of geografische barrières zoals rivieren of juist uitmuntende OV-verbindingen) elke 5 km extra buiten de straal van 10 km, een toets’niveau’ hoger.

Welke afstand tussen ouders in het belang van het kind?

In de rechtspraak zien we globaal 3 verschijningsvormen. In de woonplaats, binnen een straal van 10 km en binnen een straal van 25 km. O.i. zou er één standaard moeten gelden, namelijk binnen een straal van 10 km.

Woonplaats (wordt aangevuld)

10 km

 25 km

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer opinie

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.