Bijgewerkt: 22 april 2024 | Leestijd: 3 minuten
Vechtscheidingen zijn zeer belastend. Voor alle betrokkenen en in het bijzonder voor het kind als deze er niet buiten wordt gehouden. Bij een echte vechtscheiding is dat echter nagenoeg onmogelijk. Het leidt in de meeste gevallen ertoe dat de rechter de Raad voor de Kinderbescherming vraagt om onderzoek te doen naar de situatie. Soms ook meerdere malen. De Raad kan met haar analyses en adviezen een bepalende invloed uitoefenen op het verloop van het ouderconflict.

Strijdende ouders, feitelijk niets mis met vader

Zo ook in de volgende zaak waarin 2 ouders al 8 jaar aan het strijden waren over omgang en gezag met betrekking tot hun inmiddels 10 jaar oude kind. Ook had de Raad in de loop van de jaren al meermaals onderzoek gedaan en was het kind al onder toezicht gesteld geweest.

De vader had in deze zaak uitbreiding van de omgang verzocht met zijn toen ± 7 jaar en inmiddels ± 10 jaar oude kind. Aanvankelijk adviseerde de Raad dat er geen contra-indicaties waren voor een uitbreiding van de omgang die vader verzocht. Eenvoudig gezegd, was er met de kwaliteit van de omgang of zorg bij vader niets dat aan een uitbreiding van de omgang in de weg stond. Hij had een vrij beperkte regeling van vrijdag op zaterdag om de twee weken en hij wilde graag een regeling van vrijdag uit school tot maandag naar school om de twee weken evenals alle vakanties door de helft. De Raad vond dit gezien de spanningen tussen de ouders echter niet verstandig en adviseerde de omgang (tijdelijk) terug te brengen naar 1 maal in de 4 weken van vrijdag uit school tot maandag naar school, wat werd gevolgd door de rechtbank.

Toch begeleide en beperkte omgang?

Wat deze zaak het bespreken waard maakt is niet alleen dat de Raad een oplossing voor het conflict tussen de ouders dacht te vinden in het beperken van het contact tussen het kind en de vader, maar ook omdat de Raad ineens terugkwam op haar eerdere advies. De grondslag daarvoor was een vermeend voorval dat tussen de vader en het kind had plaatsgevonden. Op basis daarvan adviseerde de Raad dat de omgang tussen de vader en het kind begeleid moest plaatsvinden en (tijdelijk) nog verder beperkt moest worden. De argumentatie was eveneens dat deze begeleide omgang er mogelijk toe zou bijdragen dat de moeder meer vertrouwen in de veiligheid bij vader zou krijgen. Nb: Dit terwijl eerder door dezelfde Raad vastgesteld was dat er met de zorg bij vader thuis niets mis was.

Het hof volgt de argumentatie van de Raad niet

Het gerechtshof gaf aan deze argumentatie van de Raad niet te kunnen volgen. Ook vond ze het vermeende incident van onvoldoende gewicht.

Het oordeel van het gerechtshof is al-met-al dan ook een zeer positief signaal voor welwillende ouders. Het gerechtshof hanteerde in deze zaak een stringentere maatstaf en voorkwam dat een ouder waar er geen bewezen contra-indicaties waren ‘veroordeeld’ zou worden tot een beperktere en begeleide omgang met zijn kind. Vader en kind kregen de uitbreiding van de omgang die vader had verzocht.

Enkele vragen die opkomen

Opvallend is dat de Raad ogenschijnlijk hoopte, poogde of verwachtte dat dit beperkingsadvies zou bijdragen aan het hervinden van vertrouwen bij moeder in de veiligheid bij vader. Gezien de feiten in de uitspraak lijkt dit echter eerder een naïeve (niet te noemen partijdige) argumentatie. Eén die we in de rechtspraktijk helaas vaker zien en die voor veel frustratie zorgt bij welwillende ouders.

Deze uitspraak leidt tot diverse vragen die o.i. zouden mogen worden gesteld:

  • Hoe vaak wordt er jaarlijks een beperkingsadvies door de Raad geadviseerd? In hoeverre is dit objectief gezien een effectieve maatregel om rust en/of vertrouwen te brengen tussen de strijdende ouders, in het bijzonder bij de ouder met het hoofdverblijf?
  • Waarom heeft de Raad een beperkingsadvies met zo vergaande gevolgen voor zowel de ouder-kind band aan vader’s zijde, als de toekomstige juridische positie van vader gebaseerd op een vermeend (en dus niet vaststaand) incident?
  • Welke bewijsregels hanteert de Raad richting zichzelf?
  • In hoeverre worden door de rechter niet-gevolgde adviezen intern geëvalueerd voor toekomstige gevallen? In hoeverre zijn daar de afgelopen jaren concrete interne beleidswijzigingen uit gevolgd?

Wel zien we in deze uitspraak overigens weer een gemiste kans om preciezer het gedrag van ouders te toetsen langs de lijn van artikel 1:247 lid 3 BW, t.w. “de verplichting om de band met de andere ouder te bevorderen”. Meer hierover is te lezen in ons eerdere blog.

Meer opinie

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:

Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.

Disclaimer: Onze bespreking van rechterlijke uitspraken hebben op geen enkele wijze tot doel om inhoudelijk het oordeel van Nederlandse rechters ter discussie te stellen. Dit is ook onmogelijk omdat de uitspraken slechts in beperkte mate de feiten en omstandigheden van het geval omvatten. Hierdoor is het nooit mogelijk om het afwegingsproces van de rechter of adviserende instanties te reproduceren. Onze bespreking heeft slechts als doel om extra aandacht te geven aan bijzondere zaken en om de discussie aan te wakkeren. Bijvoorbeeld over toekomstige alternatieven.