Bijgewerkt: 14 maart 2025
Hoewel het recht op informatie van gezinsvoogden die een ondertoezichtstelling van een kind uitvoeren niet absoluut is, gaat het wel heel ver en omvat het alle bij een professional in bezit zijnde informatie die noodzakelijk kan worden geacht voor een adequate uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Het recht op informatie van de gezinsvoogd is geregeld in artikel 7.3.11 lid 4 Jw en stelt:
Derden die beroepshalve beschikken over inlichtingen inzake feiten en omstandigheden die de persoon van een onder toezicht gestelde minderjarige, diens verzorging en opvoeding of de persoon van een ouder of voogd betreffen, welke inlichtingen noodzakelijk kunnen worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, verstrekken de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert, deze inlichtingen desgevraagd of kunnen deze inlichtingen uit eigen beweging aan de gecertificeerde instelling verstrekken, zonder toestemming van de betrokkenen en indien nodig met doorbreking van de plicht tot geheimhouding op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van hun ambt of beroep.
Uit de letterlijke tekst van de wet volgt rechtstreeks, dat het recht op informatie niet absoluut is. Het recht wordt begrenst door de volgende open normen:
- Het betreft informatie die in bezit is van iemand die daarover beroepshalve beschikt.
- Het moet gaan over informatie over het kind, diens verzorging en opvoering of de persoon van een ouder of voogd. (i) Onder informatie inzake feiten en omstandigheden die de verzorging en opvoeding betreffen, valt ook informatie over andere gezinsleden, zoals broers en zussen. (ii) Bij inlichtingen die de persoon van een ouder of voogd betreffen kan gedacht worden aan de psychische gesteldheid van een ouder of een criminele achtergrond. Een beroep op privacy slaagt niet, omdat het belang van het kind prevaleert.
- De inlichtingen moeten noodzakelijk kunnen worden geacht voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. (i) Het gaat hierbij om informatie ‘die niet mag worden gemist’ met het oog op de te bereiken doelen met de ondertoezichtstelling. (ii) De professional mag zelf de afweging maken of bepaalde informatie ‘noodzakelijk kan worden geacht om’. Indien deze beoordelingsruimte er niet zou zijn, dan zou de inbreuk op het zogenaamde verschoningsrecht absoluut zijn en dat heeft de wetgever niet beoogt.
De inlichtingen moeten op verzoek worden verstrekt of kunnen uit eigen beweging worden verstrekt door de professional, ook al heeft deze op grond van de wet een plicht tot geheimhouding (bijv. medisch beroepsgeheim).
Weerstand tegen informatieverstrekking is meestal zinloos
In de rechtspraak is het recht op informatie van de gezinsvoogd diverse malen aan de orde geweest. Hieruit kan worden geconcludeerd dat weerstand tegen een beroep op het informatierecht voor de ouder(s) een hachelijke onderneming en daarnaast zo goed als altijd kansloos is.
Indien het idee ontstaat dat getracht wordt van belang zijnde informatie verborgen te houden voor de gezinsvoogd en de rechter, dan kan de rechter hieruit op basis van de verplichting van artikel 21 Rv om feiten volledig en naar waarheid aan te voeren ‘de gevolgtrekking doen die hij geraden acht’. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat de ondertoezichtstelling langer duurt of dat een bepaalde beslissing waar de betrokken ouder op hoopt wordt uitgesteld. Doe je als ouder een beroep op geheimhouding, dan wordt dit veelal gepasseerd, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland waarin een moeder probeerde dat het eindverslag van SAVE niet zou worden meegenomen in de beoordeling.
Professionals die (op verzoek van een betrokken ouder) inzage blokkeren op basis van een (wettelijke) verplichting tot geheimhouding worden meestal gemaand om alsnog mee te werken, zoals in deze uitspraak en deze uitspraak van Rechtbank Gelderland. Ook kunnen hulpverleners worden opgeroepen om ter zitting te verschijnen, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland. In deze zaak die diende bij Rechtbank Den Haag heeft de rechter daadwerkelijk ‘bevolen’ dat de betreffende instantie de informatie alsnog binnen 8 dagen zou overdragen. Rechters hebben de mogelijkheid om beslissingen kracht bij te zetten met dwangmiddelen, zoals dwangsommen. We hebben echter geen uitspraak aangetroffen waarin dit daadwerkelijk is gebeurd.
De KNMG heeft voor (huis)artsen een afwegingskader gemaakt. Deze is hier te raadplegen.
Wist je dit?
Lees ook dit
Meer vraag en antwoord
Meer kennisbank
Opinie
Contact ons voor hulp
We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:
- Onze aanpak.
- Diensten & kosten.
- Wanneer ons in te zetten.
- Hoe we waarde toevoegen t.o.v. een advocaat familierecht.
- Waarom ons in te zetten ook al heb je recht op een sociaal advocaat.
Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.
Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.
