Bijgewerkt: 13 oktober 2025 | Leestijd: 5 minutenIn het kort: In zaken over omgang, gezag en jeugdbescherming beoordelen rechters en hulpverleners veiligheid vaak niet symmetrisch. Hoofdverblijfouders krijgen vaker het voordeel van de twijfel, niet-hoofdverblijfouders moeten aantonen dat zij géén risico vormen, blijkt andermaal uit een uitspraak van Rechtbank Rotterdam. De rechter stelt vast dat er géén onveiligheid van de i.c. vader uitgaat, maar legaliseert de door de i.c. moeder opgelegde omgangsblokkade tussen de kinderen en de vader door de hervatting van de omgang afhankelijk te stellen van de uitkomsten van nog te starten hulpverlening in een gedwongen kader. Daarmee wordt de procedurele fout gemaakt dat eigenrichting niet wordt gecorrigeerd. De maatregel schuift de verantwoordelijkheid naar de GI in plaats van de bron van de ontwikkelingsbedreiging – het eenzijdig disproportioneel handelen – aan te pakken.
Een ongelijke toepassing van veiligheid
De beoordeling van veiligheid verloopt in de praktijk vaak niet symmetrisch. Wanneer een hoofdverblijfouder (veelal de moeder) angst, frustratie of weerstand uit tegen omgang, beschouwen professionals dat meestal als begrijpelijk en beschermend. Wanneer een niet-hoofdverblijfouder (veelal de vader) hetzelfde gedrag vertoont is dit ‘zorgelijk’. Als een niet-hoofdverblijfouder bovendien frustratie toont over de impact op de kinderen en hem/haarzelf als gevolg van de afwezigheid van contact, wordt dit sneller bestempeld als een signaal van ‘onstabiel zorgelijk gedrag’. Zo verschuift de betekenis van gedrag: bij hoofverblijfouders ligt de nadruk op bescherming, bij niet-hoofdverblijfouders op risico.
In de genoemde uitspraak wordt het handelen van i.c. de moeder – het eenzijdig stopzetten van contact – niet gekwalificeerd als mogelijk ondermijnend voor de ouderlijke band, terwijl de emoties van i.c. de vader – begrijpelijk na langdurige uitsluiting – direct leiden tot een label (“emotieregulatieproblemen”) door de bijzonder curator. De rechtbank neemt deze kwalificatie over zonder de professionele basis ervan grondig (lees: forensisch door een diagnostisch bevoegde professional en mét rechtsbescherming) te (laten) toetsen. De moeder blijft buiten schot, terwijl haar handelen de één van de hoofdpijlers is voor de geconstateerde ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.
De vanzelfsprekende rol van de verzorgende ouder en de omgekeerde bewijslast
Het familierecht vertrekt nog te vaak vanuit het idee dat de ouder met de dagelijkse zorg de stabiele factor vormt. Beslissingen worden afgewogen op wat rust biedt voor die ouder, in plaats van op wat het kind op de lange termijn nodig heeft, namelijk dat beide ouders zich houden aan hun ouderlijke plichten (naar elkaar).
Zo ook in deze uitspraak leidt dit feitelijk tot een omkering van de bewijslast. De ouder die buitenspel staat – hier de vader – moet aantonen dat hij géén gevaar vormt en de moeder in haar zorgen kan geruststellen. De ouder die contact blokkeert – hier de moeder – hoeft haar subjectieve angst niet met objectieve feiten te staven. Anders gezegd: In deze casus mag de moeder handelen op een eigen mening (mogelijk in weerwil van een eerdere rechterlijke beslissing, waarmee zij zich bovendien niet houdt aan het beginsel van ‘gezag van gewijsde’), terwijl de vader zijn ‘geschiktheid’ moet (her)bewijzen.
De rechtbank bekrachtigt deze ongelijkheid door geen directe opdracht tot contactherstel te geven, maar te kiezen voor een ondertoezichtstelling waarvan de rechter moet weten dat dit in dit soort situaties zelden daadkrachtig tot oplossingen leidt. De delegatie van de rechterlijke autoriteit naar ineffectieve hulpverlening schendt daarnaast diverse door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens gedefinieerde basisvoorwaarden voor overheidsinterventie bij contactverlies.
Een vernauwd veiligheidsbegrip en de werkelijke bedreiging
Veiligheid vernauwt in dit soort zaken vaak tot de afwezigheid van fysiek of psychisch gevaar. Dit doet geen recht aan het bredere begrip van ontwikkelingsveiligheid voor kinderen, namelijk dat ouders niet nodeloos worden belast met oneerlijke beeldvorming. Positief geformuleerd: beslissingen op basis van grondige analyse en interventies die toegespitst zijn daarop is precies waarop de kinderen (en de ouders) recht hebben.
De koers die de uitspraak uitzet is er één van velen en veel te algemeen. Het biedt te weinig handvatten en/of kaders voor zowel de gecertificeerde instelling als de hulpverlening om doortastend resultaten te verlangen van beide ouders. Hierdoor is er een (te) grote kans dat de onveiligheid voor de kinderen die voortvloeit uit de situatie niet daadwerkelijk wordt weggenomen.
Naar een evenwichtige en rechtstatelijke benadering
Een werkelijk kindgerichte rechtspraak vraagt om een symmetrische toepassing van het begrip veiligheid en een correcte naleving van de procedurele orde. Rechters en hulpverleners moeten daartoe:
- De bewijslast correct leggen: De ouder die contact wil beperken, moet objectief en toetsbaar bewijs leveren.
- Eigenrichting corrigeren: Eenzijdige contactbreuk zonder bewezen ‘overmacht in een noodtoestand’ moet direct worden hersteld, niet gedelegeerd naar een langdurig hulptraject.
- Forensisch onderzoek: Het gedrag in en rondom de situatie naar elkaar moet forensisch worden onderzocht. Lees ook de Opinie: Een data-driven projustitia-onderzoek bij complexe scheidingen.
- Concreet en termijngebonden handelen: Een OTS moet gekoppeld zijn aan een helder mandaat en duidelijke termijnen voor contactherstel, bijvoorbeeld binnen 2 of 3 maanden en de rest (9 maanden) is monitoring.
Conclusie
De beschikking van Rechtbank Rotterdam toont hoe rolpatronen en een vernauwd veiligheidsbegrip kunnen leiden tot een procedurele fout: het niet corrigeren van eenzijdig handelen. De rechter stelt vast dat de vader geen risico vormt, maar maakt het wegnemen van blokkade door de moeder afhankelijk van de uitkomsten van nog te starten hulpverlening. Daarmee erkent de rechtbank de ontwikkelingsbedreiging, maar negeert zij de bron: dat beide ouders zich dienen te houden aan de ouderlijke plichten die zij (naar elkaar) hebben, tenzij dit aantoonbaar onveilig is.
Meepraten?
Deelnemen aan discussie over dit onderwerp kan op Linkedin. Reageer je liever niet publiek via Linkedin, stuur dan een email naar team@fiduon.nl o.v.v. Veiligheid met twee maten: hoe (gender)bias het familierecht stuurt
Lees ook dit
- V&A: Ik heb ernstige zorgen. Toch de omgang nakomen?
- Opinie: Ouderschapsbemiddeling in de knel: tussen ideaal en praktijk
- Opinie: Het gezag in ‘gezag van gewijsde’ (hersteld)!
- Opinie: De familierechtspraak moet meer gezag krijgen
Meer opinie
Contact ons voor hulp
We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:
- Onze aanpak.
- Diensten & kosten.
- Wanneer ons in te zetten.
- Hoe we waarde toevoegen t.o.v. een advocaat familierecht.
- Waarom ons in te zetten ook al heb je recht op een sociaal advocaat.
Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.
Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.