Bijgewerkt: 8 oktober 2025 | Leestijd: 7 minutenIn het kort: Een uitspraak van de familierechter in bijvoorbeeld een gezags- of omgangszaak is wettelijk bindend en moet strikt worden nageleefd. Afwijken is alleen toegestaan in een acute noodsituatie waarbij onmiddellijk gevaar voor het kind dreigt – denk aan mishandeling of een levensbedreigende situatie. Dit is een uiterst zeldzame uitzondering. In alle andere gevallen, bijvoorbeeld bij onenigheid (tussen de ouders) of veranderde omstandigheden, is de enige juiste weg: terug naar de rechter om een nieuwe beslissing te vragen. Het consequent naleven van dit principe biedt voor alle partijen, en vooral voor het kind, de broodnodige rechtszekerheid en bescherming.
Dit is een longread.
1. Wat betekent ‘gezag van gewijsde’
Wie in een rechtsstaat leeft, leeft met rechterlijke uitspraken die bindend zijn. Dat bindende karakter heet: ‘gezag van gewijsde’ (artikel 236 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Het betekent dat de beslissing van de rechter over een bepaald rechtsgeschil bindende kracht heeft tussen de partijen zodra die beslissing onherroepelijk is. Dit betekent dat er geen hoger beroep meer mogelijk is of dat een uitspraak ‘uitvoerbaar bij voorraad’ is verklaard. De beslissing mag daarna niet nogmaals ter discussie worden gesteld: het recht verlangt rust en voorspelbaarheid.
Gezag van gewijsde dient twee kernwaarden: rechtszekerheid – er moet een einde komen aan het geschil – en rechtsbescherming – partijen moeten kunnen vertrouwen op de bindende kracht van de rechterlijke beslissing.
Zolang de uitspraak niet is vernietigd of gewijzigd, geldt zij als ‘geldend recht’ tussen die partijen.
In het familierecht is dit soms lastig te verdragen, omdat situaties – en zeker die van kinderen – voortdurend in beweging zijn. Toch blijft ook daar het uitgangspunt: een rechterlijke beslissing geldt totdat een rechter iets anders beslist.
2. Wanneer kan een overmacht in een noodtoestand het gezag van gewijsde tijdelijk doorkruisen?
In deze uitspraak van Rechtbank Gelderland toetste de voorzieningenrechter het handelen van i.c. de moeder aan ‘overmacht in een noodtoestand’. Alleen wat is dat?
Overmacht in een noodtoestand is een rechtvaardigingsgrond die voortkomt uit de leer van misbruik van bevoegdheid en overmacht zoals ontwikkeld in het civiele recht rondom executiegeschillen. Dit zijn zaken waarin er bijvoorbeeld beslag wordt gelegd op iemands inkomen waardoor een disproportioneel effect of zelfs onherstelbare schade ontstaat.
Het aanknopingspunt ligt in het arrest van de Hoge Raad van 22 april 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575 (Ritzen/Hoekstra). Daarin bepaalde de Hoge Raad dat de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing slechts kan worden geschorst of verboden indien de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie worden geschaad, geen redelijk belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging, hetgeen het geval kan zijn indien het te executeren vonnis berust op een klaarblijkelijke misslag of indien de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten een noodtoestand zal doen ontstaan waardoor onverwijlde executie niet kan worden aanvaard.
Die laatste variant – de noodtoestand – vormt de juridische brug naar situaties waarin feitelijke overmacht (bijvoorbeeld acuut gevaar voor een kind) rechtvaardigt dat de uitvoering tijdelijk wordt opgeschort. Het arrest is dus de fundamentele basis voor het huidige toetsingskader, ook binnen het familierecht.
Kenmerken van zo’n uitzonderlijke situatie zijn:
- Acuut: het gevaar of de dreiging doet zich nú voor; er is geen tijd om vooraf rechterlijke toestemming te vragen.
- Ernstig: de schade bij naleving zou aanzienlijk zijn, bijvoorbeeld direct gevaar voor lijf of geest van het kind.
- Onvoorzienbaar: de situatie kon redelijkerwijs niet worden voorzien bij het wijzen van de beschikking.
- Geen alternatief: er zijn geen redelijke of veilige andere wegen, zoals spoedvoorziening of tijdelijke hulp.
- Proportioneel en tijdelijk: de afwijking is zo beperkt als mogelijk en geldt slechts zolang de noodtoestand voortduurt.
- Toetsbaar en transparant: de ouder moet later kunnen uitleggen en bewijzen waarom afwijking onvermijdelijk was.
Overmacht in een noodtoestand is dus geen vrijbrief om een rechterlijke beslissing te negeren, maar een noodklep – bedoeld voor het ondenkbare.
3. Wat moet een ouder – die zich op overmacht in een noodtoestand beroept – onmiddellijk doen?
De ouder die zich op overmacht beroept, moet onmiddellijk na het afwijken van de beschikking bepaalde stappen zetten om de rechtmatigheid en toetsbaarheid te waarborgen.
Checklist: handelen na noodtoestand-afwijking
- Documenteer: noteer tijdstip, aard van het gevaar en betrokken personen. Beschrijf welke alternatieven zijn overwogen en waarom die niet werkten.
- Informeer direct: meld de afwijking aan de andere ouder, advocaat, gecertificeerde instelling of Raad voor de Kinderbescherming. Vermeld dat het om een tijdelijke noodmaatregel gaat.
- Herstel of vraag ‘verlof’: zodra de noodtoestand voorbij is, probeer de beschikking weer uit te voeren. Als dat niet kan, vraag onmiddellijk rechterlijke toetsing.
- Dien onverwijld een verzoek in: vraag wijziging of schorsing bij de rechtbank (artikel 1:253a of 1:377e BW) en licht toe dat het gaat om een tijdelijke afwijking wegens overmacht.
- Leg alle communicatie en beslissingen vast: zo blijft toetsing mogelijk en voorkom je verwijt van eigenrichting.
Kortom: handel alleen als het echt moet, maar rapporteer alsof de rechter morgen elke stap zal toetsen.
4. Een pleidooi voor een heldere termijn: voorkom misbruik van de noodrem
Een structurele lacune is dat het recht nu geen duidelijke termijn kent waarbinnen degene die zich beroept op overmacht in een noodtoestand alsnog de rechter moet inschakelen. In de praktijk wordt dat vacuüm regelmatig misbruikt. Ouders – en ook instellingen – beroepen zich op “overmacht in een noodtoestand”, maar wachten vervolgens weken of maanden met het starten van een verzoekschriftprocedure, of beogen zelfs dat de andere ouder de eerste stap naar de rechter zet. Dat creëert feitelijke voldongen situaties en plaatst de andere partij in een zwakkere procespositie: pas vlak voor een zitting verschijnen dan zelfstandige verzoeken of omvangrijke verweren. Daarmee verandert ‘overmacht’ van noodrem in strategie.
Om dat te voorkomen, zou de rechtspraak kunnen bepalen dat wie zich beroept op overmacht in een noodtoestand binnen een vaste korte termijn – bijvoorbeeld twee weken – verplicht is een verzoek in te dienen tot wijziging of schorsing van de beschikking. Doet die partij dat niet, dan zou de rechter in een latere fase dat nalaten moeten meewegen bij de beoordeling: geen acute overmacht, maar oneigenlijk gebruik van het leerstuk. Onderdeel daarvan kan zijn een bewijslastverschuiving en/of bijvoorbeeld super-compensatie. Aangezien die ouder feitelijk het gezag misbruikt, zou ook beëindiging van het ouderlijk gezag een gevolg moeten zijn.
Een dergelijke termijn bevordert overigens niet alleen eerlijk procesgedrag, maar beschermt ook het kind: de rechter krijgt dan snel zicht op de nieuwe situatie, in plaats van dat deze maandenlang buiten het zicht van de rechter om voortduurt.
5. Wat als rechters geen consequenties verbinden aan schending van gezag van gewijsde?
Dat is de ongemakkelijke vraag. In de gepubliceerde rechtspraak zien we dat schending van rechterlijke beslissingen in familiezaken lang niet altijd leidt tot sancties. Soms wordt een dwangsom opgelegd, veelal niet. Soms wordt de niet-naleving benoemd, maar blijft het zonder gevolg.
Daardoor dreigt ‘gezag van gewijsde’ het gezag te verliezen.
Wanneer naleving optioneel lijkt, verschuift de norm van recht naar beleid of gevoel. Dat is funest voor de rechtsstatelijke balans tussen ouders, instellingen en rechter.
Er zijn drie structurele oorzaken:
- Institutionele terughoudendheid: familierechters kiezen vaak voor herstelgerichte oplossingen in plaats van handhaving.
- Complexe uitvoerbaarheid: afdwingen van omgang of plaatsing is praktisch en emotioneel beladen.
- Beleidsmatige ambiguïteit: sommige instellingen (gecertificeerde instellingen, jeugdhulp) voelen zich primair verantwoordelijk voor het belang van het kind, (o.i. ten onrechte) niet voor de naleving van de beschikking.
Uit empathie voor het kind wordt zo soms het recht opzij geschoven, terwijl datzelfde recht juist bedoeld is om de belangen van het kind te beschermen via toetsing en voorspelbaarheid.
6. Terug naar de kern: het gezag in ‘gezag van gewijsde’
Misschien moeten we niet het leerstuk zelf terugbrengen, maar het respect ervoor.
Het zou het familierecht versterken als:
- Rechters explicieter aangeven dat afwijking zonder overmacht onrechtmatig is.
- Dwangsommen of herstelbevelen consequent worden verbonden aan niet-naleving, tenzij overmacht is aangetoond.
- Instanties (gecertificeerde instellingen, Raad voor de Kinderbescherming) beleid formuleren: afwijking alleen bij acute nood, onmiddellijk gevolgd door melding en rechterlijke toetsing.
- Professionals en ouders beter worden voorgelicht over de betekenis en reikwijdte van gezag van gewijsde.
- De rechtspraak een duidelijke gedragsnorm formuleert: wie zich beroept op overmacht in noodtoestand, moet binnen een korte, vaste termijn rechterlijke toetsing zoeken.
Daardoor blijft het leerstuk zuiver: het beschermt de ouder die echt niet anders kon, maar sanctioneert degene die het gebruikt als processtrategie. Het belang van het kind wordt daarmee het best gediend – niet door procedurele vertraging, maar door snelle, transparante rechterlijke beoordeling.
Alleen dan krijgt het begrip weer de betekenis die het verdient: dat rechterlijke beslissingen niet vrijblijvende adviezen zijn, maar de normatieve ankers van onze rechtsstaat – ook, en juist, in de kwetsbare wereld van kinderen.
7. Slotgedachte
Een recht dat niet wordt gehandhaafd, verliest zijn overtuigingskracht. Een ouder die denkt uit liefde te handelen, kan in strijd handelen met het recht. En een jeugdbeschermer die vanuit zorg handelt, kan het fundament van de rechtsbescherming ondermijnen. Het is aan de rechter – en aan alle systeempartijen – om dat evenwicht terug te brengen.
Meepraten?
Deelnemen aan discussie over dit onderwerp kan op Linkedin. Reageer je liever niet publiek via Linkedin, stuur dan een email naar team@fiduon.nl o.v.v. Het gezag in ‘gezag van gewijsde’ (hersteld)!
Lees ook dit
- V&A: Ik heb ernstige zorgen. Toch de omgang nakomen?
- Opinie: Informele macht, formele schade: het (quasi) omgangsadvies van Veilig Thuis en artikel 8 EVRM
- Opinie: De familierechtspraak moet meer gezag krijgen
Meer opinie
Contact ons voor hulp
We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:
- Onze aanpak.
- Diensten & kosten.
- Wanneer ons in te zetten.
- Hoe we waarde toevoegen t.o.v. een advocaat familierecht.
- Waarom ons in te zetten ook al heb je recht op een sociaal advocaat.
Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.
Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.