Bijgewerkt: 6 oktober 2025 | Leestijd: 8 minutenIn het kort: De wettelijke plicht voor ouders om wederzijds informatie uit te wisselen en te overleggen over belangrijke zaken (school, gezondheid, opvoeding, welzijn) is in de praktijk verworden tot een lege formaliteit. Dit terwijl beide gecodificeerde normen bescherming van het kindbelang als uitgangspunt hebben: het voorkomt dat het kind klem komt te zitten, als boodschapper fungeert of in loyaliteitsconflict raakt. Trends als ‘parallel ouderschap’, waarbij communicatie geminimaliseerd wordt, gaan hier lijnrecht tegenin en schaden de stabiliteit en veiligheid van het kind. Een herwaardering door de familierechtspraak van deze twee plichten is nodig; het zijn geen bureaucratische regels, maar de levensaders voor een gezonde ontwikkeling van het kind.
Dit is een longread.
1. Inleiding
De afgelopen decennia is het Nederlandse familierecht geëvolueerd naar een kader waarin gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid en ouderlijke samenwerking centraal staan. Toch valt op dat de informatieplicht en consultatieplicht – neergelegd in art. 1:377b en 1:377c BW – in de rechtspraktijk is verworden tot een marginaal instrument. Waar de wetgever in 1995 beoogde het kind te beschermen door structureel overleg en informatie-uitwisseling te waarborgen, hanteren rechtbanken tegenwoordig vaak een minimale uitleg: een paar e-mails per kwartaal, of een verwijzing naar het ouderportaal van school.
Tegelijkertijd zijn constructies als parallel ouderschap in opmars, waarbij communicatie bewust tot een minimum wordt teruggebracht om “conflicten te vermijden”. Dit lijkt efficiënt, maar miskent de kern: het kind heeft recht op een kwalitatief hoogwaardige informatie-uitwisseling en consultatie tussen ouders, omdat alleen zo beslissingen in zijn of haar belang genomen kunnen worden en wordt voorkomen dat er een beroep wordt gedaan op de draag- en veerkracht van het kind.
Dit artikel onderzoekt de herkomst van de informatie- en consultatieplicht, de verdragsrechtelijke context, de huidige toepassing in de rechtspraak en de noodzaak om de essentie van deze plichten te herwaarderen.
2. Historische ontwikkeling
2.1 De Europese voedingsbodem (1970–1984)
De wortels van de informatie- en consultatieplicht liggen niet in het VN-Kinderrechtenverdrag, maar in de Raad van Europa. Vanaf de jaren ’70 stelde de Committee on Legal Co-operation (CJ-FA) vast dat de groeiende echtscheidingscijfers in lidstaten leidden tot een nieuwe categorie kwetsbaren: children of broken marriages.
In de notulen van 1983 wordt dit kernachtig omschreven:
“The Committee considered that the child should not be deprived of the affection, guidance and supervision of either parent.”
— CJ-FA(83)5 §6
Men besefte dat eenzijdige gezagsuitoefening na scheiding tot verlies van ouderlijke betrokkenheid leidde. De CJ-FA-rapporteur verwoordde het uitgangspunt dat nog steeds richtinggevend is:
“Parental responsibility should be conceived as a function exercised in the interests of the child, rather than as a right of parents.”
— CJ-FA Working Paper 1983 §8
De politieke drijfveer was dus bescherming van het kind tegen de gevolgen van ouderlijke vervreemding. Daaruit ontstond de beweging richting joint parental responsibility, inclusief verplichtingen tot informatie en overleg.
2.2 De Aanbeveling R(84)4 (1984): explicitering van overleg en informatie
In 1984 nam het Comité van Ministers van de Raad van Europa de Recommendation No. R(84)4 on Parental Responsibilities aan.
Belangrijke bepalingen:
- Principe 2:
“Any decision concerning a child should be based primarily on the interests of the child.” - Principe 10(1):
“Any decision concerning the exercise of parental responsibilities should be taken by the agreement of both parents.” - Principe 11:
“Each parent should normally be informed of decisions taken concerning the exercise of parental responsibilities, when the essential interests of the child are affected.”
Deze drie principes vormen de eerste internationale erkenning van informatie en consultatie als instrumenten die het belang van het kind dienen.
Het bijbehorende Explanatory Memorandum (Doc. H(84)4) bevat passages die de geest van de bepaling verduidelijken:
“The agreement of both parents and the mutual flow of information are seen as essential means of ensuring continuity and stability in the child’s upbringing.” (§22)
“When one parent acts without informing or consulting the other, the child risks becoming the messenger or the victim of parental conflict.” (§23)
Hieruit blijkt dat het doel niet was om ouders wederzijds controle te geven, maar om het kind te beschermen tegen onvoorspelbaarheid, loyaliteitsconflict en uitbuiting.
Nederland legde bij aanvaarding een voorbehoud af bij Principe 11, maar zou het beginsel tien jaar later vrijwel letterlijk opnemen in Boek 1 BW.
2.3 Nederlandse codificatie (1995)
Met de Wet van 6 april 1995 (Stb. 240) werd Titel 15 “Omgang en informatie” ingevoerd. De wet creëerde een juridisch kader voor ouderlijke betrokkenheid na scheiding:
- Art. 1:377b BW: verplicht de met gezag belaste ouder de ander te informeren en te raadplegen over gewichtige aangelegenheden.
- Art. 1:377c BW: verleent recht op informatie van derden (school, zorginstellingen).
In de Memorie van Antwoord (Eerste Kamer, 23 012, nr. 73c) wordt de kern als volgt verwoord:
- Het consultatierecht is nieuw. Het beoogt te bevorderen dat ouders, ook na scheiding, gezamenlijk verantwoordelijkheid blijven dragen.
- De informatieplicht kan ook blijven bestaan wanneer de verhouding ernstig is verstoord en zeker in die gevallen waarin er geen omgang is.
Het recht van het kind dat ouders dit doen staat centraal. Daarmee zette Nederland de geest van R(84)4 om in niet mis te verstane wetgeving.
3. Juridische kadering in EVRM en IVRK
3.1 EVRM artikel 8: Recht op familie- en privéleven en positieve verplichtingen
Art. 8 EVRM legt positieve verplichtingen op aan staten om het gezins- en privéleven actief te beschermen en zich daarin alleen te mengen indien bij wet voorzien. De informatie- en consultatieplicht kunnen worden gezien een implementatie van dit artikel, omdat een goede informatie en consultatie ouder-kindrelaties beschermt en ook duidelijke normen geeft voor inter-oudergedrag met betrekking tot het kind.
3.2 IVRK: artikelen 3, 5, 9 en 18
Het IVRK bevat geen expliciete bepaling over ouder-tot-ouderinformatie, maar legt de basis daarvoor wel in:
- Art. 3: bij alle maatregelen betreffende kinderen geldt het belang van het kind als eerste overweging.
- Art. 5: staten eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van ouders om “appropriate direction and guidance” te bieden.
- Art. 18(1): beide ouders hebben “common responsibilities for the upbringing and development of the child”.
De travaux préparatoires (E/CN.4/1989/48) bevestigen dit uitgangspunt, maar laten de concrete invulling aan nationale wetgevers. Het ontbreken van informatie- en consultatieplicht zou echter de mogelijkheid van ouders om die common responsibilities te vervullen ondermijnen.
4. De geest van informatie en consultatie
De kern is eenvoudig maar fundamenteel: informatie en overleg zijn de fundatie van (gedeelde) ouderlijke verantwoordelijkheid. Zonder informatie geen deelname, zonder consultatie geen gezamenlijkheid.
Het Explanatory Memorandum van R(84)4 formuleert dit scherp: wanneer ouders elkaar niet informeren of raadplegen, wordt het kind “de boodschapper of het slachtoffer van conflict”.
Het is dus niet slechts een kwestie van “recht op nieuws”, maar een mechanisme dat het kindbelang beschermt: voorkomen dat het kind wordt ingezet als informant of als proxy.
In moderne termen: informatie- en consultatieplicht vormen de structurele waarborg voor gezamenlijk ouderschap na scheiding. Ze operationaliseren de verdragsrechtelijke plicht uit art. 8 EVRM en art. 18 IVRK om het kind een stabiele band met beide ouders te laten behouden.
5. De Nederlandse praktijk: van norm naar formaliteit
De praktijk toont echter een ander beeld. Uit praktijkanalyses blijkt dat informatieregelingen vaak zijn gereduceerd tot één bericht per kwartaal, louter over ‘hoofdlijnen’, alsmede zonder aandacht voor een kwalitatieve consultatieplicht. De oorspronkelijke doelstellingen van de informatieplicht en consultatieplicht zijn sterk verwaterd tot regelingen die ouders niet werkelijk in staat stellen om aangehaakt te blijven aan hun kind, laat staan hen in staat stellen om kwalitatief hoogwaardig te kunnen blijven deelnemen aan besluitvorming over hun kind.
6. Parallel ouderschap: symptoom van verlies van essentie
Het concept parallel ouderschap is de laatste jaren in opkomst als “oplossing” voor hoog-conflictsituaties: ieder zijn domein, minimale communicatie. Dit model is evenwel fundamenteel in strijd met de geest van informatie en consultatie zoals vastgelegd in R(84)4 en in de Nederlandse wet. Waar R(84)4 streeft naar continuïteit en coherentie in opvoeding, institutionaliseert parallel ouderschap juist fragmentatie. Het kind groeit op in twee werelden die niet communiceren — het tegendeel van stabiliteit, althans wat niet vast staat is hoe dit toch veilig kan zijn voor het kind zonder een beroep te doen op diens veerkracht en draagkracht.
Parallel ouderschap is bovendien vanuit het perspectief van art. 3 en 18 IVRK problematisch: het kind heeft recht op richting en begeleiding van beide ouders. Zonder onderlinge afstemming kan de individueel gevaren koers tegenstrijdig worden, wat leidt tot verwarring, stress en loyaliteitsconflict. Het gevaar bestaat dat het kind verantwoordelijk wordt gemaakt voor het bijsturen, hetgeen uiteraard niet van een kind kan of mag worden verlangd. In dat licht is niet-communiceren niet neutraal, maar een vorm van nalatigheid tegenover het kind.
7. Naar een herwaardering van informatie en consultatie
Het recht doen aan de oorspronkelijke bedoeling vraagt om drie stappen:
- Juridische herinterpretatie:
Rechters moeten art. 1:377b BW lezen in het licht van zijn oorsprong: als plichten in het belang van het kind, niet als wederzijdse rechten van ouders. De belang-van-het-kind-toets (art. 3 IVRK) hoort leidend te zijn, niet de mate van ouderlijk conflict. - Kwaliteitscriteria:
Informatie moet inhoudelijk relevant, tijdig, waarheidsgetrouw en respectvol zijn. Consultatie betekent werkelijk overleg, niet louter notificatie. De rechtspraak dient dit te gaan toetsen. - Beleidsmatige stimulering:
Kinderrechters en jeugdzorgprofessionals zouden training moeten krijgen in het herkennen van de “geest” van informatie en consultatie. Parallel ouderschap mag slechts noodoplossing zijn, niet norm en ook niet nadat er éérst onderzoek is gedaan naar het disfunctioneren van de gezamenlijke verantwoordelijkheid.
8. Conclusie / Appèl
Informatie en consultatie zijn geen verouderde formaliteiten uit de jaren ’90. Zij zijn de juridische vertaling van een morele waarheid die al in 1983 werd onderkend: het kind mag niet de boodschapper of het slachtoffer worden van ouderlijk conflict.
Door communicatie te minimaliseren om “rust” te creëren, offeren we juist datgene op wat het kind veiligheid biedt: voorspelbaarheid, betrokkenheid en herkenbare samenwerking tussen zijn/haar ouders.
Niet-naleving van de geest van informatie en consultatie is een vorm van nalatigheid tegenover het kind. Ouders hebben niet het recht hun eigen problemen af te wentelen op het kind dat daardoor klem komt te zitten of wordt aangesproken in diens veer- en draagkracht.
De tijd is rijp voor een herijking: terug naar kwalitatief hoogwaardige samenwerking waarin informatie en consultatie opnieuw worden gezien als wat ze zijn – de levensader van het welzijn en welbevinden van het kind.
Tot slot; dit alles geldt net zo goed voor de andere plichten die Boek 1 BW in het belang van het kind aan ouders geeft. Wat slechts nodig is, is toetsing en handhaving (na eventueel een kort hulptraject).
Meepraten?
Deelnemen aan discussie over dit onderwerp kan op Linkedin. Reageer je liever niet publiek via Linkedin, stuur dan een email naar team@fiduon.nl o.v.v. Informatie en consultatie meer dan 50 jaar oud: is de essentie verloren gegaan?
Lees ook dit
- V&A: Informatieplicht: Hoeveel informatie mag ik verwachten?
- V&A: Consultatieplicht: Moet mijn ex mij raadplegen?
- Opinie: Naar een rijke en betrouwbare gerechtelijke feitenvaststelling in het digitale tijdperk
- Opinie: De familierechtspraak moet meer gezag krijgen
Meer opinie
Contact ons voor hulp
We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:
- Onze aanpak.
- Diensten & kosten.
- Wanneer ons in te zetten.
- Hoe we waarde toevoegen t.o.v. een advocaat familierecht.
- Waarom ons in te zetten ook al heb je recht op een sociaal advocaat.
Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.
Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.