Bijgewerkt: 4 oktober 2025 | Leestijd: 12 minutenIn Nederland wordt omgang tussen ouder en kind geregeld via rechterlijke beschikkingen, vastgelegde ouderschapsplannen of via onderlinge afstemming tussen ouders. Toch blijkt in de praktijk dat deze juridische en feitelijke afspraken onder druk kunnen komen te staan door adviezen van of juist door het uitblijven van optreden door Veilig Thuis. In dit artikel worden twee verschijningsvormen van dergelijke situaties beschreven en wordt toegelicht waarom het handelen van Veilig Thuis in die situaties juridisch en mensenrechtelijk problematisch is. Tot slot worden verbetervoorstellen gedaan voor zowel uitvoerende als beleidsmatige zijde.
Een veelvoorkomende casus in twee varianten
Variant 1: Advies Veilig Thuis wordt direct gevolgd
Een vader heeft via de rechter enige jaren terug een zorgregeling verkregen. Zijn twee kinderen verblijven sindsdien 45% van de tijd bij hem. Iemand meldt op een gegeven moment anoniem "zorgen over emotionele onveiligheid tijdens de omgang" wanneer de kinderen bij de vader zijn. Uit de melding blijkt dat de kinderen in een loyaliteitsconflict zitten en dat zij hieronder gebukt gaan.
Er volgt een (voorlopig) advies aan de moeder: "Overweeg de omgang voorlopig stop te zetten." De moeder besluit het advies, zonder wederhoor bij de vader, te volgen. De omgang stopt. De vader verneemt dit via de advocaat van moeder. Ook instrueert moeder de basisschool om de kinderen niet met de vader mee te laten gaan, hetgeen de school opvolgt. Een nieuwe gerechtelijke procedure is noodzakelijk, die maanden duurt. In de tussentijd zien de kinderen hun vader niet.
Voor een voorbeeld van deze variant zie: ECLI:NL:GHSHE:2025:827, ECLI:NL:RBZWB:2024:3357 en ECLI:NL:RBLIM:2024:240.
Variant 2 – Omgang zelf gestopt, Veilig Thuis grijpt niet in
In een vergelijkbare situatie meldt de moeder zelf bij Veilig Thuis dat zijzelf ernstige zorgen heeft over emotionele en/of fysieke onveiligheid van de kinderen tijdens de omgang. Tegelijkertijd stopt zij direct de omgang. Veilig Thuis erkent de zorgen, maar grijpt niet in. In plaats daarvan verwijst Veilig Thuis ouders naar vrijwillige hulpverlening, start zelf (meestal pas na geruime tijd) een onderzoek of wacht op rapportages van derden.
Door het uitblijven van concrete actie legitimeert Veilig Thuis feitelijk het eenzijdig stopzetten van omgang. Een formele toetsing of escalatie richting de Raad voor de Kinderbescherming blijft uit, ondanks de langdurige inbreuk op het recht op familieleven van de kinderen met de vader.
Voor een voorbeeld van deze variant zie: ECLI:NL:RBZWB:2024:7418, ECLI:NL:GHSHE:2024:3228 en ECLI:NL:RBZWB:2023:2996.
Veilig Thuis en de Wmo: advies, geen besluit of drang via passieve legitimatie
Veilig Thuis is op grond van artikel 4.1.1 lid 2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) belast met het bieden van advies en ondersteuning bij (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling. Uit de limitatieve taakstelling volgt dat Veilig Thuis zich niet mengt of behoort te mengen in gezags- of omgangskwesties.
Het gebruik van het woord 'advies' roept echter ten onrechte de indruk op van vrijblijvendheid en keuzevrijheid. In de praktijk blijkt dat het advies in veel gevallen functioneert als een feitelijke inmenging in het (gezamenlijk) ouderlijk gezag en/of hetgeen een rechter heeft bepaald.
Het omgangsadvies van Veilig Thuis wordt namelijk vaak eenzijdig opgevolgd door één van beide ouders. (a) Bijvoorbeeld omdat die ouder precies dit wil of (b) dat er geen ruimte wordt gevoeld om het advies niet na te leven (zoals in ECLI:NL:RBDHA:2025:5698 (r.o 4.3).
Er is geen expliciete dwang, maar de ouder handelt op basis van het advies, en andere instanties (zoals school en jeugdhulpverlening) volgen deze lijn. Veilig Thuis oefent daarmee direct invloed uit, wat buiten haar wettelijke bevoegdheden valt.
Wat de twee varianten gerelateerd aan de bevoegdheden van Veilig Thuis blootlegt, is dat het veiligheidssysteem onvoldoende is ingericht op situaties waarbij veiligheidssignalen en rechtsverhoudingen botsen. De scheiding tussen veiligheidssysteem en familierecht wordt regelmatig niet overbrugd.
In die situaties ontbreekt vrijwel altijd een rechterlijke toetsing vooraf. Doordat Veilig Thuis na het 'staken van de omgang zonder rechterlijke toets vooraf' geen correctie doet richting de ouder die het advies omzet in actie, ontstaat feitelijk een vorm van drang door passieve legitimatie. Anders verwoord: Door het geven van een advies dat leidt tot het feitelijk staken of inperken van omgang (voor een voorbeeld zie ECLI:NL:RBZWB:2024:3952) of het quasi-legitimeren door niet in te grijpen, en zonder expliciet tegenbericht of doorverwijzing naar de Raad voor de Kinderbescherming of de rechter, geeft Veilig Thuis de ouder in feite de ruimte — en daarmee een impliciete legitimatie — om een (gerechtelijke) vastgestelde omgang naast zich neer te leggen cq het recht van familieleven van het kind met de andere ouder in te perken.
Daarmee verwordt het 'advies' tot een informele overheidsinterventie met ingrijpende juridische gevolgen – zonder toetsing, verantwoordelijkheid of eigenaarschap voor herstel en is het advies-begrip een instrument van stille uitoefening van macht. Deze misleidende terminologie draagt bij aan het normaliseren van inbreuken in ouderlijke rechten én plichten, en het uitgangspunt dat rechterlijke beslissingen dienen te worden nagekomen, totdat deze door een andere beslissing zijn opgevolgd.
De eenzijdige omgangsstop op advies van Veilig Thuis is een vorm van eigenrichting die wordt gelegitimeerd door institutionele passiviteit. Daarmee wordt een fundamentele waarborg van artikel 8 EVRM doorbroken, en wordt nagelaten te voldoen aan de actieve inspanningsplicht die op de overheid – en Veilig Thuis als schakel daarin – rust om het gezins- en privéleven te beschermen. Verder maakt deze handelswijze ook inbreuk op artikel 6 EVRM (recht op een eerlijk proces). Echter dat voert voor nu te ver.
Zolang noch wetgever, rechter, gemeente, Raad of Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd verantwoordelijkheid neemt voor deze tussenzone, blijft het risico bestaan dat omgangsstop op advies gebeurt, maar de rechtsbescherming achterwege blijft.
Artikel 8 EVRM en de noodzaak van rechterlijke toetsing
Volgens artikel 8 lid 1 EVRM heeft ieder mens recht op respect voor zijn gezinsleven en privéleven. Ingrijpen in kind-ouderrelaties moet proportioneel, noodzakelijk én bij wet voorzien zijn. Het Hof benadrukt dat ook feitelijke situaties waarin omgang langdurig wordt verhinderd — zonder dat hier een rechterlijke beslissing aan ten grondslag ligt — kunnen kwalificeren als oneigenlijke inmenging in het gezinsleven.
In E.K. v. Latvia (2023) oordeelde het Hof dat staten de plicht hebben om actief maatregelen te nemen die leiden tot hereniging van ouders en kinderen wanneer informele beperkingen het contact frustreren. Het Hof sprak in § 73 over het verplicht aannemen van maatregelen "(…) designed to secure respect for family life (…) with a view to his or her being reunited with the child (…)".
In L.D. v. Poland (2025) (lees analyse) benadrukte het Hof dat staten een positieve verplichting hebben om kind-oudercontact daadwerkelijk te faciliteren. Het Poolse systeem liet structureel na om omgangsmomenten te waarborgen, waardoor het recht op gezinsleven werd uitgehold.
Geprojecteerd op de Nederlandse context betekent dit dat Veilig Thuis niet alleen terughoudend moet zijn met het geven van omgang-beperkende adviezen, maar ook actief moet bijdragen aan het behoud van contact, zolang rechter niet anders bepaalt. Anders kan sprake zijn van schending van zowel de negatieve als de positieve verplichtingen onder artikel 8 lid 1 EVRM.
Beperkte toegang tot erkenning of effectief (rechts)herstel
Hoewel de (inmiddels) niet-verzorgende ouder in theorie de gang naar de familierechter kan maken, blijkt deze route in de praktijk vaak traag en onvoldoende effectief. Daarbij komen nog aanzienlijke kosten voor verplichte procesvertegenwoordiging.
Tegen de tijd dat een verzoek tot hervatting van omgang wordt behandeld, is er vaak al sprake van langdurig contactverlies, vervreemding en beschadigde relaties. In deze zin schiet het Nederlandse veiligheidssysteem tekort in haar positieve verplichting onder artikel 8 lid 1 EVRM om het recht op gezins- en privéleven leven daadwerkelijk te beschermen.
Het effect van deze handelwijze is diepgaand. Kinderen verliezen regelmatig maanden of langer contact met een ouder zonder dat een rechter dit heeft getoetst, waarmee naast artikel 8 lid 1 EVRM ook artikel 9 IVRK wordt geschonden. Ouders worden buitengesloten uit het leven van hun kind, vaak zonder dat de feiten goed zijn onderzocht en met voldoende ruimte voor wederhoor. Dit soort contactbreuken kan leiden tot vervreemding, loyaliteitsconflicten en een blijvende schade aan de ouder-kindrelatie/band.
Juridische correctie achteraf blijkt in de praktijk nooit te herstellen wat relationeel is verloren. Dit vraagt een aanpassing aan de voorkant van het veiligheidssysteem, bij Veilig Thuis.
Conclusie en aanbevelingen
Veilig Thuis heeft geen mandaat om omgang op te schorten of te beëindigen. Toch werkt haar handelen in omgangssituaties in de praktijk als een informele inmenging in het ouderlijk gezag of doorkruist rechterlijke beslissingen. Dit ondermijnt zowel de rechterlijke controle als de bescherming van het gezinsleven onder artikel 8 lid 1 EVRM.
Deze situatie blijft in stand doordat geen enkele instantie zich formeel verantwoordelijk acht voor de feitelijke werking van omgangsadviezen. De rechtspraak beperkt zich vaak tot het juridische moment (en het achteraf legitimeren of herstellen van een omgangsstaking op advies van Veilig Thuis), terwijl gemeenten en inspectie de informele werking van adviezen onvoldoende toetsen.
De veiligheidsketen spreekt in termen van veiligheid en signalering, maar niet van rechtsbescherming. Juist deze diffuse verdeling van verantwoordelijkheden maakt het mogelijk dat omgangsadviezen in de praktijk rechtsgevolg hebben, zonder dat daarvoor ooit gekozen is.
Zolang de adviezen impliciet kunnen doorwerken als feitelijke beperkingen van rechten, raakt dit de kern van de rechtsstaat. Dit vraagt niet alleen om aanpassing op casusniveau, maar om centrale normstelling en toezichthoudende verantwoordelijkheid. De wetgever, inspectie en rechterlijke macht zullen een duidelijke grens moeten trekken tussen signaleren en beslissen.
I. Aanbeveling op casusniveau: een juridische bijsluiter en de plicht tot alternatieven
Door elk advies dat raakt aan omgang te voorzien van een verplichte juridische waarschuwing én Veilig Thuis te verplichten om eerst alternatieven te onderzoeken, kan deze rechtsbescherming worden hersteld zonder afbreuk te doen aan de beschermende rol van Veilig Thuis.
Om deze sluipende inbreuk op rechtsbescherming tegen te gaan, zou elk advies van Veilig Thuis dat betrekking heeft op omgang, ten minste vergezeld moeten gaan van een juridische bijsluiter. Hierin staat duidelijk dat:
- het advies géén juridische status heeft;
- het ouders niet is toegestaan om op basis van het advies eenzijdig omgang op te schorten;
- elke beperking van omgang aan de familierechter moet worden voorgelegd door de ouder die zich op het advies wil beroepen.
Daarnaast zou Veilig Thuis – voordat een advies tot het staken van omgang wordt gegeven – verplicht moeten zijn om eerst minder ingrijpende alternatieven te onderzoeken en vast te leggen. Denk aan vrijwillige begeleide omgang, veiligheidsafspraken, of tijdelijke toezichtmaatregelen. Alleen wanneer deze opties aantoonbaar niet haalbaar of effectief zijn, kan een advies tot (tijdelijke) opschorting/inperking van omgang als ultimum remedium gerechtvaardigd zijn.
Zo'n verplichting versterkt de rechtspositie van kinderen en ouders en voorkomt dat omgangsbeperkingen te lichtvaardig worden geadviseerd, zonder rechtsgrond of voldoende onderbouwing.
Voor de gedachtenvorming is hierna een concept bijsluiter ingevoegd:
Model-bijsluiter bij omgangsadvies Veilig Thuis (in ontwikkeling)
Let op: dit advies is géén gezagsbeslissing of omgangsmaatregel.
U ontvangt dit advies van Veilig Thuis naar aanleiding van signalen of zorgen over de veiligheid van het kind tijdens de omgang met de andere ouder. Dit advies is bedoeld om gezamenlijk passende ondersteuning te vinden.
Over dit advies:
- Dit advies heeft geen juridische (dwang)status.
- U mag op basis van dit advies niet eenzijdig een bestaande omgangsregeling stopzetten of inperken.
- Wij raden u aan om eerst in open overleg met de andere ouder naar passende oplossingen te zoeken.
- Lukt dat niet of is overleg redelijkerwijs niet mogelijk, dan adviseren wij om de situatie voor te leggen aan de rechter.
- Alleen een rechter mag bepalen of omgang tijdelijk of blijvend wordt beperkt (artikel 1:377a lid 3 BW).
- Het stopzetten van omgang zonder rechterlijke toetsing kan leiden tot schending van artikel 1:247 lid 3 BW en/of artikel 279 Sr (onttrekking aan het ouderlijk gezag).
Ouders zijn wettelijk verplicht om de band tussen het kind en de andere ouder te bevorderen, ook bij conflicten of zorgen (artikel 1:247 lid 3 BW).
Veilig Thuis monitort of overeenstemming tussen de ouders wordt bereikt of de situatie binnen afzienbare tijd aan de rechter wordt voorgelegd. Indien dit uitblijft, kan Veilig Thuis de Raad voor de Kinderbescherming inschakelen.
II. Aanbevelingen op systeemniveau
a. Versterk het gemeentelijk toezicht
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de aansturing en financiering van Veilig Thuis. Daarmee rust op hen ook een inhoudelijke verantwoordelijkheid om te waarborgen dat adviezen geen gezagsmaatregelen substitueren.
Toezichthouders, zoals de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, zouden omgangsadviezen van Veilig Thuis periodiek moeten toetsen op mensenrechtelijke proportionaliteit, effectiviteit van doorverwijzing, en risico op gezagsinmenging. Zolang deze toezichtslijn ontbreekt, blijft het risico bestaan dat juridische bevoegdheidsgrenzen worden overschreden zonder dat daar bestuurlijke consequenties aan worden verbonden.
b. Normeer omgangsadviezen wettelijk
De hiervoor voorgestelde bijsluiter, normering van omgangsadviezen en toetsing van alternatieven kunnen hun weg vinden via verschillende bestaande juridische en beleidsmatige kanalen. De wetgever zou via een wijziging van de Wmo 2015 of een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) duidelijke grenzen kunnen stellen aan de omgangsbeperkende rol van Veilig Thuis. Gemeenten kunnen dit nader invullen via een beleidsprotocol of inkoopvoorwaarden met Veilig Thuis. Daarnaast ligt er een taak voor de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd om situaties waarin omgangsbeperking (al dan niet op advies van Veilig Thuis) speelt expliciet op te nemen in toezichtindicatoren. Zo wordt structurele signalering mogelijk. Alleen door deze lijnen juridisch te verankeren, kan het informele effect van adviezen worden beperkt en rechtsgelijkheid worden hersteld.
De Wmo bevat geen expliciet kader voor omgangsadviezen. Er is geen normstelling voor wanneer Veilig Thuis de Raad voor de Kinderbescherming moet betrekken, hoe lang omgang mag worden gestopt zonder rechterlijke toetsing, en hoe te handelen wanneer een ouder – in strijd met een onderlinge afspraak, een ouderschapsplan of rechterlijke beslissing – de omgang eenzijdig staakt. Ook ontbreekt een richtlijn over de rol van Veilig Thuis bij het signaleren en corrigeren van dergelijke situaties. Een beleidskader omgangsadvies Veilig Thuis – of een modelprotocol in gemeentelijke jeugdketens – is noodzakelijk.
De wetgever zou via een wijziging van de Wmo of een Algemene Maatregel van Bestuur kunnen vastleggen dat omgangsbeperkende adviezen – ook wanneer deze feitelijk leiden tot omgangsstop door stilzwijgende goedkeuring of nalaten van actie – geen rechtsgevolg mogen hebben zonder rechterlijke toetsing. Een verplichte bijsluiter – zoals voorgesteld – is eenvoudig in regelgeving op te nemen. Ook kan overwogen worden Veilig Thuis te verplichten tot actieve signalering bij langdurige omgangsonderbreking zonder rechterlijke toetsing of in strijd met een rechterlijke beslissing.
c. Veranker EVRM-toetsing en registratie
Gemeenten en inspectie moeten het toezicht op Veilig Thuis ook verbinden aan artikel 8 EVRM. Naleving van het recht op gezins- en privéleven, inclusief de inspanningsplicht tot omgangsherstel en het waarborgen van kind-ouderrelaties, zou toetsbaar onderdeel moeten zijn van jaarlijkse rapportages en kwaliteitscontroles. Ook zou geregistreerd moeten worden of omgangsadviezen leiden tot contactbreuken, en of tijdige rechterlijke toetsing volgt. Verder zou er een verplichte registratie moeten komen van elk omgangsadvies dat leidt tot feitelijke contactonderbreking, inclusief termijn en toetsingsmoment. Deze registratie zou op ketenniveau beschikbaar moeten zijn voor toezicht en beleidsdoorontwikkeling.
d. De rechter als sluitstuk van rechtsbescherming
Ook de rechter is aan zet. Rechters zouden alerter kunnen toetsen of omgangsbeperkingen feitelijk tot stand zijn gekomen op basis van adviezen zonder juridische status — en of daarmee sprake is van een oneigenlijke inmenging in het gezinsleven onder artikel 8 lid 1 EVRM. In gevallen waarin omgang op initiatief van één ouder en op advies van Veilig Thuis langdurig wordt gestaakt, zou de rechter expliciet moeten motiveren of (en waarom) dit proportioneel en noodzakelijk was. Die toets is niet slechts procedureel; ze dient als correctiemechanisme op informele macht. Door rechterlijke toetsing explicieter in te zetten als waarborg tegen sluipende omgangsbeperkingen, wordt voorkomen dat informele macht alsnog resulteert in rechtsinbreuken zonder rechtsgrond.
Ook van toepassing voor de Politie
In de praktijk dat ook de Politie omgangsadviezen geeft. Ook wanneer er nog geen contact met Veilig Thuis heeft plaatsgevonden. Ook nog voordat er wederhoor heeft plaatsgevonden bij de ouder tegen wie de aangifte is gericht of dat er onderzoek is gedaan naar het waarheidsgehalte van de aangifte. Deze handelswijze leidt tot exact dezelfde dynamiek als hierboven beschreven voor Veilig Thuis. Het voorstel omvat dan ook dat ook de Politie een juridische bijsluiter bij het advies zou moeten voegen.
Slotwoord
Dit artikel bepleit geen vertraging van ingrijpen bij situaties waarin sprake is van acute – potentieel levensbedreigende – onveiligheid voor kinderen. In dergelijke gevallen bestaan binnen het Nederlands rechtssysteem reeds juridische instrumenten met waarborgen, zoals de spoeduithuisplaatsing of voorlopige ondertoezichtstelling (voor een voorbeeld zie: ECLI:NL:RBZWB:2025:3908). Het pleidooi richt zich nadrukkelijk op de situatie waarin langdurige omgangsbeperkingen worden gerealiseerd buiten rechterlijke toetsing om, op basis van adviezen zonder juridische status of via een quasi-legitimering.
Het uitgangspunt blijft dat het beschermen van kinderen tegen daadwerkelijke mishandeling of ernstig gevaar absoluut prioriteit heeft — maar dat dit niet ten koste mag gaan van de rechtswaarborgen die voortvloeien uit o.m. het EVRM, het IVRK en het Burgerlijk Wetboek. Elke inperking van omgang moet recht doen aan zowel de veiligheid van het kind als de fundamentele rechtsbescherming tegen informele inmenging in het familie- en privéleven.
Zolang het onderscheid impliciete dwang en rechterlijk gezag in de praktijk vervaagt, raakt dit de kern van de rechtsstaat. Dit vraagt niet alleen om aanpassing op casusniveau, maar om centrale normstelling en toezichthoudende verantwoordelijkheid. De wetgever, inspectie en rechterlijke macht zullen een duidelijke grens moeten trekken tussen signaleren en beslissen — in het belang van rechtszekerheid, verdragsrechten van kinderen en ouders.
Het kan uiteraard dat een bijsluiter op zich niet voldoende is en dat verdere systeemaanpassingen noodzakelijk zijn. Hoe dat eruit zou kunnen zien wordt besproken in de volgende bijdrage over dit onderwerp.
Meepraten?
Deelnemen aan discussie over dit onderwerp kan op Linkedin. Reageer je liever niet publiek via Linkedin, stuur dan een email naar team@fiduon.nl o.v.v. Informele macht, formele schade: het (quasi) omgangsadvies van Veilig Thuis en artikel 8 EVRM
Wist je dit?
Lees ook dit
- Opinie: Pamflet Nationaal Actieplan: Uit contact na 2027 alleen na rechterlijke beslissing!
- Opinie: Intieme terreur en dwingende controle door systeem-triangulatie
Meer opinie
Contact ons voor hulp
We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:
- Onze aanpak.
- Diensten & kosten.
- Wanneer ons in te zetten.
- Hoe we waarde toevoegen t.o.v. een advocaat familierecht.
- Waarom ons in te zetten ook al heb je recht op een sociaal advocaat.
Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.
Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.