Bijgewerkt: 16 februari 2025 | Leestijd: 5 minuten
In het belang van het kind moeten familierechters beter doordenken wat voor effect de woorden/argumenten die ze in hun beslissing gebruiken hebben op de rechtspraktijk van vechtscheidingen en in het bijzonder in situaties waarin contactverlies/ouderverstoting speelt of dreigt.

Zo is het compleet normaal om een ouder, waarvan al voor de rechter vast staat dat deze de situatie met zijn/haar gedrag negatief drijft (bijv. door het kind geen emotionele toestemming te geven/de banden tussen het kind en de andere ouder niet te bevorderen), nog een ‘laatste kans’ te geven. Het geven van ‘laatste’ kansen geeft ons inzien een verkeerd signaal naar deze ouders en naar de professionals werkzaam in de praktijk rondom vechtscheidingen (advocaten/hulpverleners). Wat vooral blijft hangen: ‘Er komt toch nog wel een laatste kans’, dus je kunt tot dat moment straffeloos doorgaan met je niet de conformeren aan het daadwerkelijk realiseren van een positieve gedragsverandering. Het is tijd dat rechters zich veel meer bewust worden van hoe hun woorden door niet-welwillende ouders in andere procedures worden gespind en de effecten daarvan op de betrokken kinderen (en hun welwillende ouders).

Elke voorbeelden

Deze uitspraak van een meervoudige familiekamer van Rechtbank Zeeland-West-Brabant toont andermaal hoe de rechtspraak met de wijze van argumenteren juist de eigen rechtspraak ondermijnt en het verkeerde signaal de praktijk in zendt.

In de betreffende casus zijn twee ouders van 3 kinderen nog in scheiding en wonen (inmiddels) in twee woningen naast elkaar. Er is een co-ouderschap. Het leidt tot veel spanningen waarop de vader in een andere plaats een woning betrekt met de kinderen zónder vooraf (vervangende) toestemming te vragen.

De rechtbank overweegt:

“Hoewel het eenzijdige handelen van de man de verstandhouding van partijen en het wederzijdse vertrouwen niet ten goede is gekomen, kan de rechtbank zich voorstellen dat de man besloten heeft om zich met de kinderen elders te gaan vestigen om zodoende uit de strijd en de zeer gespannen situatie te geraken.”

Ofschoon de uiteindelijke beslissing best te begrijpen is (mede gezien de ogenschijnlijk geringe afstand) ondermijnt deze uitspraak de verplichting samenhangende met het ouderlijke verantwoordelijkheid. De uitspraak levert wéér een argument voor zelfbepalende ouders om gewoon te doen wat ze willen en niet de toestemming van de andere ouder te vragen of de uitkomsten van een procedure tot vervangende toestemming af te wachten.

Kernargumenten: Spanningen, niet ver weg. Beide subjectieve maatstaven.

Als de rechter het noodtoestand en de beslissing daarmee te rechtvaardigen vond, dan had dit ook expliciet in de beschikking zo beschreven kunnen worden.

Deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden toont andermaal hoe de rechtspraak met de wijze van argumenteren juist de eigen rechtspraak ondermijnt en het verkeerde signaal de praktijk in zendt. Het hof overweegt:

“Zelfs als zou blijken dat daadwerkelijk sprake is van ouderverstoting, betekent dat nog niet dat daarmee mogelijkheden beschikbaar zijn het contact tussen de vader enerzijds en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] anderzijds te herstellen. Een dergelijk onderzoek is daarom niet van belang voor de beslissing in deze procedure.”

Dit soort uitspraken geven een signaal aan de ouders die zich bedienen van oudervervreemding, dat je je gedrag toch niet hoeft te veranderen. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is kennelijk van mening dat er toch geen middelen zijn om de situatie te veranderen.

In deze uitspraak van Gerechtshof s-Hertogenbosch (lees r.o. 3.17.2), voorheen olv Cees van Leuven (nu senior rechter bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant) nog voortrekker in situaties van ouderverstoting/contactverlies, zet het hof weer een stap achteruit door samengevat een argumentatie neer te leggen, ‘onmacht om het kind daadwerkelijk te bewegen om naar de andere ouder te gaan’ = geen dwangsom.

Natuurlijk ligt het allemaal iets genuanceerder doordat er in deze casus nog wel een kans op contactherstel met de moeder is, door de betrokkenheid van een Gecertificeerde Instelling (kind staat onder toezicht). Het is echter de verwachting dat het kernargument ‘onmacht ≠ dwangsom’ vooral hetgeen is dat zal blijven hangen bij de hiervoor genoemde professionals. Daarmee heeft het hof feitelijk een nieuw argument gecreëerd voor niet-welwillende ouders (en hun advocaten) om zich niet daadwerkelijk in te spannen voor het bevorderen van de banden tussen het kind en de andere ouder (en daarin resultaten te boeken).

Opmerkelijk in deze uitspraak is dat het hof wel blijft benadrukken dat de vader deze plicht op basis van artikel 1:247 lid 3 BW heeft, doch verzuimt om bijvoorbeeld aan de betrokken GI de opdracht te geven te toetsen in hoeverre de vader daaraan voldoet en om zo nodig bij te sturen wanneer blijkt dat dit onvoldoende gebeurt. Dit zou de GI houvast geven om de vader ook concreet te gaan sturen, doch deze kans wordt gemist en het is (vooralsnog) onwaarschijnlijk dat de GI dit zelfstandig oppakt.

Overigens interpreteert het hof het wetsartikel o.i. verkeerd/te beperkt. De wet zegt ‘het bevorderen van de banden’. Dit is (ook volgens eerdere rechtspraak) veel meer/breder dan slechts ‘dat het kind contact kán hebben’ met de moeder. De vader geniet de hoofdloyaliteit en heeft alle invloed. Elke welwillende ouder zou tot het uiterste gaan om in de afwijzing een positieve omkering te bewerkstelligen. En niets minder moet van ouders worden verlangd, totdat onomstotelijk vast staat dat een verandering niet meer haalbaar is en daarvoor is gedegen onderzoek nodig. Tot dat moment dient de plicht van art. 1:247 lid 3 BW strikt te worden gehandhaafd en moet er geen afbreuk worden gedaan aan de mogelijkheden om dwangmiddelen, zoals dwangsommen, in te zetten.

Lees ook dit

Meer opinie

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:

Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.