Bijgewerkt: 17 november 2024 | Leestijd: 4 minuten
In het Nederlands Juristenblad aflevering 34 van 3 november 2023 pleiten Adri van Montfoort & Mariëlle Bruning voor “Minder maatregelen van kinderbescherming bij scheidingsconflicten”. Samengevat zijn ze van mening dat vechtscheidingen vooral weer een zaak moeten worden van de ouders in plaats van van de overheid. De ouders moeten het maar voor de rechter uitvechten in rechtszaken over gezag en omgang (hierna: “G&O”). We vinden dit een heel erg slecht idee. Een idee dat vooral geschreven lijkt vanuit een ivoren toren, vanuit de presumptie dat ‘de rechter doet wat in het belang van het kind is’ en dat ouders kúnnen procederen.

Van Montfoort en Bruning onderschattend ons inziens de impact van G&O-procedures op ouders en kinderen. Procederen leidt tot enorm veel negatief tijdsbeslag wat ook ten koste gaat van de betrokken kinderen. Veel ouders kúnnen bovendien niet procederen of moeten door geldgebrek opgeven. Natuurlijk is er een stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand, echter het is in de praktijk algemeen bekend dat veel ouders (uiteindelijk) financieel in de problemen komen doordat de procedures niet stoppen, periodiek oplaaien of veel te lang voortslepen.

Zo kan een niet-welwillende ouder door bijvoorbeeld ten onrechte geen toestemming te geven voor een vakantiereis van het kind met de andere ouder naar het buitenland, juridische kosten bij de andere ouder forceren. Dit geldt ook voor het ten onrechte staken van omgang of het niet meewerken aan uitbreiding daarvan. Heeft deze ouder bovendien gesubsidieerde rechtsbijstand en de andere ouder niet, dan leidt dit tot een financiële uitputtingsslag waarvan de ‘teveel verdienende’ ouder en uiteindelijk ook de bestedingskracht voor het kind de dupe is.

Dit is ook het geval wanneer een welwillende ouder de rechtszaken ‘wint’. In de meeste zaken in het familierecht hoeft de verliezende ‘procedure-uitlokkende’ ouder namelijk niet de proceskosten van de winnende ouder te betalen. De kosten worden meestal ‘gecompenseerd’ wat betekent dat elke ouder zijn eigen kosten betaalt. Anders gezegd, de niet-welwillende ouder betaalt tientjes, de andere loopt financieel leeg. Overigens zien we ook wel andere situaties waarin de niet-welwillende ouder juist over veel meer middelen beschikt of een vorm van verzekerde rechtsbijstand heeft. De dynamiek is echter hetzelfde, namelijk dat (de hoge toegangsdrempel tot de) rechtspraak als machtsmiddel wordt ingezet.

G&O-procedures kunnen daarnaast eindeloos voortduren doordat de rechtspraak situaties niet goed afhecht en niet-welwillend gedrag niet of te laat begrenst. Hiermee bedoelen we dat uitspraken van rechters in zeer veel situaties teveel ruimte laten aan ouders om terug te vallen in gedrag dat in strijd is met de rechten van het kind en hun wettelijke plichten (naar elkaar) als ouders. Twee eenvoudig voorbeelden: Twee ouders die niet tot overeenstemming kunnen komen en dan als rechter toch bepalen dat vakanties ‘in overleg’ gaan. En, bij een geschil over een zorgverdeling met een jong kind niets willen bepalen voor de lange termijn. Dit moet en kan anders.

In de meeste gevallen gaat het bij vechtscheidingen bovendien helemaal niet om het niet-naleven van de omgang. Ook zijn ze meestal helemaal niet complex. Waar het veelal om gaat is het niet-naleven van bepalingen in ouderschapsplannen als: respectvol (inter-) ouderschap, informatie- en consultatie en de plicht van ouders om de band tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. Deze (negatieve) gedragingen staan aan de fundatie van het grootste gedeelte van wat in de praktijk vechtscheidingen of ‘complexe’ scheidingen worden genoemd. Deze zaken staan ons inziens ook aan de basis van wat ‘ouderverstoting’ wordt genoemd.

Een interventie kan pas effectief zijn als, in plaats van focus op rechten, wordt gestuurd op hoe ouders hun wettelijke ouderlijke plichten naar elkaar en naar het kind (ook wel ouderschapsnormen genoemd, alsmede de informatieplicht en consultatieplicht) hebben ingevuld en invullen. Doe je dit, dan ontdek je patronen. En die patronen wijzen ofwel naar onwil, (on)macht of een combinatie.

De rechter zou zo een analyse kunnen verrichten, echter zien we in te weinig casussen wil om dit daadwerkelijk grondig te doen. Ook is er bij de rechtspraak weinig wil om een deskundige opdracht te geven dit op een forensische wijze te laten doen (hoewel de rechter hiertoe een ambtshalve bevoegdheid heeft). Gebeurt dit niet, dan worden oorzaken nooit bekend, is hulp niet effectief, is rechtspraak niet effectief en komen kinderen steeds meer klem te zitten. Vervolgens zou je verwachten dat de Raad voor de Kinderbescherming dit wel doet, echter ook de raad doet dit niet/onvoldoende grondig, met als gevolg dat deze situaties niet verder komen.

Nemen de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtspraak deze verantwoordelijkheid bij vechtscheidingen niet (wat nu de praktijk is), dan moet er een instantie blijven die waakt voor het belang van de kinderen in situaties waarin ouders zich niet aan hun verplichtingen (naar elkaar) houden en dit zijn dan toch de Gecertificeerde Instellingen (GI’s). De GI’s moeten echter mandaat en budget krijgen om (inter-) oudergedrag forensisch te laten analyseren en ouders zo nodig te laten diagnosticeren.

De effectiviteit staat en valt uiteindelijk echter met wil bij de rechtspraak om de ouderlijke plichten te handhaven. Dit kan op zich via de maatregelen die in G&O-procedures gebruikelijk zijn. Wellicht zou een escallatieladder uitkomst kunnen bieden. De genoemde analyse en diagnostiek kan hiervan onderdeel uitmaken. Ook zou een Educatieve Maatregel Goed (Inter-) Ouderschap, vergelijkbaar met de methodiek voor wegmisbruikers, daarvan onderdeel kunnen zijn, net zoals wijziging hoofdverblijf, eenhoofdig gezag, ontzegging omgang en diverse dwangmiddelen.

Vanzelfsprekend zou dit alles ook zonder GI’s kunnen. De vraag is echter of de Raad voor de Kinderbescherming en de rechtspraak werkelijk het werk willen (laten) verrichten om te doen wat moet gebeuren om de daadwerkelijke oorzaken voor (het in stand blijven van) de vechtscheiding bloot te leggen en daar op te handelen. De vraag is dan ook wie dit vervolgens gaat managen.

Wordt het wél weer meer een verantwoordelijkheid van ouders via G&O-procedures, dan moet de drempel voor toegang tot de rechtspraak veel lager. En dit gaat niet zolang advocaatbijstand voor de ouders verplicht is. Dit is wat Van Montfoort en Bruning zich met hun inkomens van waarschijnlijk ver boven de grens voor gesubsidieerde rechtsbijstand niet lijken te realiseren.

Een op juristen toegesneden versie van deze opinie is gepubliceerd in NJB nr. 1 van 2024. In dit kader is ook lezenswaardig het Advies Complexe scheidingen en jeugdbescherming van de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming.

Lees ook dit

Meer opinie

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:

Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.