Bijgewerkt: 1 oktober 2025 | Leestijd: 5 minutenIn het kort: De jeugdhulp loopt vast. In het bijzonder in situaties waarin (dreigend) contactverlies speelt. Dit wordt veroorzaakt door een disproportionele focus op de ‘wil van het kind’. Er is echter een kans om dit te veranderen, Deze ligt in het actief analyseren, vastleggen en handhaven van de ouderlijke verantwoordelijkheden uit Boek 1 BW. Nee, geen dwang op het kind, maar zorgvuldig bij een ouder uitvragen wat de grondslagen zijn indien deze zich niet houdt aan die positieve inspanningsplichten. Jeugdhulpverlening kan daarnaast een belangrijke rol vervullen bij bijvoorbeeld educatie van het minderjarige kind over positieve en negatieve inter-ouderlijke gedragspatronen en hoe dit de situatie voor het kind potentieel beïnvloedt.
Het vraagstuk
De jeugdhulp verkeert in een impasse bij complexe scheidingen, in het bijzonder bij situaties met (dreigend) contactverlies. Deze impasse is niet alleen menselijk gezien, maar ook budgettair onhoudbaar. De huidige praktijk, die de ‘wil van het kind’ als ijkpunt neemt, mist een wezenlijk onderdeel van de oplossing: het systeem stelt niet de ouderlijke verantwoordelijkheden centraal. Waar art. 1:247 lid 3 BW ouders bijvoorbeeld de actieve plicht oplegt de band van het kind met de andere ouder te bevorderen, wordt in de praktijk deze plicht in teveel situaties niet gerespecteerd, de mate van naleving niet in beeld gebracht, noch gehandhaafd. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de optimale-ontwikkel-plicht, de informatie-, consultatie en (vervangende) toestemming-vooraf-plicht.
Dit creëert een perverse prikkel. Ouderlijk gedrag dat haaks staat op de wettelijke plichten wordt feitelijk gemandateerd door er geen consequenties aan te verbinden. Het resultaat is stagnatie in vooruitgang, langdurige jeugdhulp, oplopende kosten, een kind dat steeds meer klem komt te zitten in een loyaliteitsconflict en ultimo als ‘coping mechanisme’ een ouder verstoot. De systeemfout is niet de erkenning van het kindperspectief, maar het ontbreken van een sluitend mechanisme om ouders aan hun fundamentele verplichtingen te houden, de oorzaken daarvan in beeld te brengen en gericht te adresseren.
Het rechtsstatelijk risico
Deze impasse heeft duidelijke juridische consequenties.
- Ondermijning gezag en schending verdragsverplichtingen: Het niet-handhaven van de (inter-)ouderlijke plichten ondermijnt de daadkracht die de overheid verplicht is om op basis van o.a. artikel 3 IVRK én 8 EVRM te hebben.
- Gebrek aan rechtszekerheid: De wet stelt duidelijke normen, maar de uitvoering laat deze los. Dit creëert rechtsonzekerheid voor de ouder die wél zijn/haar verantwoordelijkheid neemt en zich aan afspraken houdt. Voor hem/haar is de wet geen bescherming, maar een lege huls.
Een anticipatie op kritiek: Druk op ouders leidt tot staking hulpverlening kind
Een gerechtvaardigde zorg uit de praktijk luidt: een te kritische houding jegens ouders kan leiden tot het intrekken van de toestemming voor hulp, met verlies van contact met het kind tot gevolg. Deze vrees is begrijpelijk, maar berust op een fundamentele miskenning van de professionele rol.
- De wettelijke (zorg)plicht: De jeugdhulpverlener heeft een zorgplicht jegens het kind, gebaseerd op artikel 3 IVRK. Deze plicht reikt verder dan het behouden van een hulpverleningsrelatie tegen elke prijs. Hulp die een situatie van geschonden ouderlijke plichten niet sanctioneert en daarmee bestendigt, is per definitie niet-effectief en onethisch. Een eventueel vertrek van een ouder die niet wil werken aan de kern van het probleem, is dan geen falen van de hulp, maar een diagnostisch gegeven.
- Strategische herpositionering: Het doel is niet confrontatie, maar transparante kaderstelling. Door vanaf het begin de wettelijke ouderlijke verantwoordelijkheden (Boek 1 BW) als fundament van de hulp te agenderen, wordt de hulpverlening een rechtsstatelijk instrument. Dit vertaalt zich niet langer in de vraag “Hoe ondersteunen wij u?“, maar in een onontkoombare gedragsreflectie: “Kunt u concreet, observeerbaar gedrag benoemen waarmee u de afgelopen periode invulling heeft gegeven aan uw inspanningsverplichting uit art. 1:247 lid 3 BW?” Gevolgd door: “Gegeven dat dit gedrag niet tot een betere band heeft geleid tussen uw kind en de andere ouder, in hoeverre bent u van mening dat u meer had kunnen doen, en waarom is dat achterwege gebleven?” Het spreekt voor zich dat dit een paradigmaverandering betekent die verder gevalideerd moet worden.
Het geëscaleerde pad: Intrekking van toestemming is niet het einde van de zorg, maar het startpunt van een noodzakelijke, volgend juridisch hoofdstuk. Het stelt de hulpverlener in staat om een sluitend, objectief gedocumenteerd advies te schrijven, dat werkelijk relevantie heeft voor de Raad voor de Kinderbescherming en de rechter. Dit advies beschrijft niet de ‘wil van het kind’, maar het onvermogen of de onwil van de ouder om aan de wettelijke ouderlijke plichten te voldoen, zelfs met ondersteuning. Dit versnelt en verscherpt de besluitvorming in het gedwongen kader, waar de casus vervolgens thuishoort.
Kortom: De angst om hulp te verliezen mag nooit een excuus zijn om ineffectieve hulp te bieden. Het professionele mandaat vereist dat men het risico op uitval durft te nemen, om het kind zo de weg te wijzen naar de wezenlijke, juridisch afdwingbare bescherming waar het recht op heeft.
Een oproep aan de praktijk
Aan de jeugdhulpverlening de taak om deze impasse te doorbreken met de instrumenten die de wet zelf biedt.
- Punt 1 (Onderzoek): Stel een gedragsanalyse van de ouderlijke naleving verplicht. Laat elke interventie bijvoorbeeld starten met de vraag: ‘In hoeverre voldoet elke ouder aan de inspanningsverplichting uit art. 1:247 lid 3 BW, en welk gedrag onderbouwt dit oordeel (niet)?'” Loop zo alle plichten na.
- Punt 2 (Educatie kind): Integreer uitleg over ouderlijke plichten en het herkennen van loyaliteitsconflicten in de begeleiding van het kind. Stimuleer dat het kind deze spanning bespreekbaar kan maken.
- Punt 3 (Analyse vóór educatie ouders): Voer een nulmeting uit van het oudergedrag alvorens ouder-educatie in te zetten. Neem hierin ook historische gegevens mee. Accepteer geen standpunten als dat een ouder ‘alleen vooruit wil kijken’. Differentieer hierbij zorgvuldig tussen onwil en onmacht, en tussen conflict en reële onveiligheid.
Conclusie
De weg uit de impasse is niet méér jeugdhulp. Het gaat slechts om het herstellen van de juiste verhoudingen: ouders die hun verantwoordelijkheid nemen, onder het toeziend oog van hulpverlening. Door de ouderlijke positieve gedragsnormen uit Boek 1 BW opnieuw centraal te stellen en gezag te geven, wordt de jeugdhulp niet alleen effectiever, maar ook efficiënter. Het is de meest wezenlijke interventie om het kind te bevrijden uit een conflict waarvan deze nooit de last had mogen dragen, en het belang van het kind daadkrachtig invulling te geven.
Meepraten?
Deelnemen aan discussie over dit onderwerp kan op Linkedin. Reageer je liever niet publiek via Linkedin, stuur dan een email naar team@fiduon.nl o.v.v. Jeugdhulp. De onbenutte kans. De ouderlijke verantwoordelijkheid centraal.
Lees ook dit
- V&A: Wat zijn ouderschapsnormen?
- V&A: Hoe herken ik een welwillende ouder?
- V&A: Geen ouderlijk gezag, toch ouderschapsnormen?
- Opinie: Kinderbescherming bij vechtscheidingen moet blijven, zij het effectiever!
Meer opinie
Contact ons voor hulp
We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:
- Onze aanpak.
- Diensten & kosten.
- Wanneer ons in te zetten.
- Hoe we waarde toevoegen t.o.v. een advocaat familierecht.
- Waarom ons in te zetten ook al heb je recht op een sociaal advocaat.
Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.
Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.