Bijgewerkt: 24 juni 2025
De Geschillenregeling OTS heeft als doel om een goede samenwerkings- of vertrouwensrelatie tussen de betrokkenen te bevorderen. Verder is in het wetgevingsproces komen vast te staan dat het verwacht wordt dat ouders dit o.m. gaan inzetten bij een meningsverschil over (bijgestelde) doelen waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling moet worden voldaan (wat in de praktijk veel voorkomt) en de wet niet in een specifieke andere procedure voorziet.

Is de koers die de gecertificeerde instelling vaart naar jouw inzicht onjuist en wil je dat de GI iets anders doet of niet doet, dan is het in beginsel mogelijk om een verzoek bij de rechter in te dienen op basis van artikel 1:262b BW.

Artikel 1:262b BW:
Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
De uitkomst van het verzoek is, zoals gebruikelijk in het familierecht, onzeker. Niet slechts het subjectieve wegingskader van de rechter zorgt voor onzekerheid. Zowel de GI, de Raad voor de Kinderbescherming als de andere ouder en het betrokken kind van 12 jaar of ouder, krijgen de mogelijkheid om hier een mening over te geven.

Wat ook wel gebeurt is dat de GI zelf de geschillenregeling kiest als uitweg uit een gezagsgeschil waartoe ook de route via de reguliere geschillenregeling van artikel 1:253a BW openstaat (bijvoorbeeld schoolkeuze, vaccinatie etc). Speelt zoiets bij de OTS van je kind, vraag het de GI om het langs deze weg op te pakken.

Een zorgvuldige voorbereiding is noodzakelijk

Het is van belang om het verzoek zorgvuldig voor te bereiden. Niet alleen mag het niet gaan over een aspect waarvoor een klachtprocedure een oplossing biedt, ook raden wij aan om het verzoek zo in te steken zodat naar voren komt dat het is ingediend om ‘een goede samenwerkings- of vertrouwensrelatie tussen de betrokkenen te bevorderen’. Dit betekent dus, (in lijn met onze filosofie) zoveel mogelijk depolariserend en niet-verwijtend naar de andere betrokkenen.

Eerst zelf proberen om tot een oplossing te komen met de GI

Alvorens een geschil aan de kinderrechter voor te leggen, moet je een redelijke inspanning leveren om dat geschil onderling op te lossen, aldus Rechtbank Rotterdam. Anders wordt het verzoek afgewezen. Als je hierbij hulp wilt, zoek contact.

Niet bedoeld om de GI te dwingen een rechtsmiddel in te zetten

Volgens Rechtbank Noord-Nederland in deze uitspraak kan de geschillenregeling niet worden ingezet om een (passieve) GI te dwingen om een rechtsmiddel zoals een schriftelijke aanwijzing of een artikel 1:265g BW-verzoek in te dienen voor aanpassing van de omgang.

Relatief weinig zaken waarin een beroep wordt gedaan op de geschillenregeling

Het aantal procedures dat aanhangig wordt gemaakt in situaties waarin er sprake is van een vechtscheiding is beperkt. De meeste zaken spelen in situaties van uithuisplaatsingen (perspectiefbesluiten). Eigenlijk is dit slechts te verklaren doordat – in tegenstelling tot het verzoek de GI te vervangen – advocaatbijstand verplicht is (zie artikel 1:265k lid 1 BW). Mogelijk vormt dit voor veel ouders een onoverkomelijke belemmering vanwege de kosten. Er is een voorstel om dit te veranderen (zie pag. 73 van Rapport ‘Kinderen en ouders met recht goed beschermd’).

Gezien het beperkt aantal toewijzende beslissingen is het vooralsnog lastig om een concrete lijn te ontdekken wat een beroep op de Geschillenregeling OTS succesvol maakt. Hetgeen wordt voorgelegd aan de rechter is ter vrije beoordeling aan de rechter. Houd er rekening mee dat niet alle uitspraken worden gepubliceerd. Dit kan ertoe leiden dat er zaken buiten ons gezichtsveld blijven die wel tot een meer eenduidig beeld zouden kunnen leiden.

Rechtspraak

Je leest een selectie. Deze wordt regelmatig bijgewerkt. Meer uitspraken of research nodig? Contact ons voor hulp.

Verzoek toegewezen

Verzoek door de GI voor een gezinsopname van 3 kinderen samen met de vader in een GGZ-instelling wordt toegewezen door de rechtbank.

Volledige uitspraak

Een kind is uithuisgeplaats bij zijn oma. Het loopt daar echter niet lekker en de oma stelt steeds (nieuwe) voorwaarden aan het contact tussen het kind en de moeder. De moeder verzoekt via de geschillenregeling de uithuisplaatsing te beëindigen en haar kind bij haar terug te plaatsen.

De rechter wijst het verzoek toe en overweegt onder andere:

De kinderrechter heeft ter zitting tussen partijen een vergelijk beproefd en geconstateerd dat de strijd tussen de oma en de moeder onverminderd aanwezig is. Er is nog steeds sprake van een verstoorde verstandhouding tussen hen. En veel wantrouwen over en weer. Hoewel de gecertificeerde instelling als de betrokken hulpverlening aangeeft dat de omgang tussen de moeder en [naam04] uitgebreid moet worden, blijft de oma vasthouden aan haar eigen opvattingen over deze omgang. De kinderrechter benadrukt dat het essentieel is voor de (identiteits)ontwikkeling van [naam04] dat de oma hem stimuleert in het contact met de moeder, ook al vindt zij dat moeilijk vanwege gebeurtenissen in het verleden. Gelet op het voornoemde, de zorgelijke houding van de oma en het feit dat de strijd tussen de oma en de moeder verhardt, oordeelt de kinderrechter dat voortzetting van de plaatsing van [naam04] bij de oma niet in zijn belang is. De gefaseerde terugplaatsing van [naam04] waarbij hij eerst overgeplaatst zal worden bij mevrouw [naam09] zoals subsidiair verzocht door en namens de moeder, levert te veel onrust voor [naam04] op en is dus ook geen goed idee. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat [naam04] teruggeplaatst moet worden bij de moeder. De terugplaatsing van [naam04] was immers vanaf het begin van de machtiging tot uithuisplaatsing de bedoeling. Indien de huidige machtiging doorloopt tot de vervaldatum van 26 oktober 2023 zal de oma vanaf 22 oktober 2023 op grond van de wetgeving als belanghebbende worden aangemerkt, omdat zij dan één jaar de verzorging en opvoeding van [naam04] draagt. De kinderrechter verwacht dat zij die positie zal aangrijpen om de strijd met juridische middelen voort te zetten. Het loyaliteitsconflict waar [naam04] nu mee kampt, zou daarmee nog kunnen verergeren. De kinderrechter zal daarom in het belang van [naam04] de machtiging tot uithuisplaatsing per 21 oktober 2023 beëindigen. De kinderrechter hoopt dat de duidelijkheid die daarmee ontstaat de moeder en de oma, ruimte zal geven om met hulp van de gecertificeerde instelling hun relatie te herstellen.

Volledige uitspraak

Twee kinderen zien hun moeder slechts zeer beperkt. Ze staan onder toezicht. De vader laat de keuze om omgang te hebben met de moeder aan de kinderen over en staakt de omgang zodra de moeder weigert om als de jongste bij haar is de ritalin te verstrekken die het kind gebruikt. De GI vindt dat vader hiertoe niet gerechtigd is en verzoekt de rechter via de geschillenregeling om te bepalen dat de GI hiertoe niet gerechtigd is en hij wel gerechtigd is om het door moeder verstrekken van Ritalin als voorwaarde voor de omgang te stellen.

De rechter wijst het verzoek toe en overweegt onder andere:

De kinderrechter overweegt dat het nemen van medische beslissingen, waaronder het gebruik van medicijnen, is voorbehouden aan de ouder met gezag. In dit geval is sprake van een gezag beperkende maatregel, te weten een ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft hiermee de taak gekregen het belang van het kind te beschermen. Er is echter niet gebleken van een zwaarwegend (medisch) belang van [naam02] bij het al dan niet gebruiken van Ritalin gedurende de tijd dat hij bij zijn moeder is. Nu geen sprake is van een medische noodzaak en de zienswijzen van de ouders over het gebruik van Ritalin sterk uiteenlopen, acht de kinderrechter de visie van vader als gezaghebbende ouder en primaire opvoeder van [naam02] bepalend. Daarnaast wil de kinderrechter de druk, die als gevolg van de discussie over de Ritalin op [naam02] wordt gelegd, weghalen. De kinderrechter acht het bovendien van belang duidelijkheid op dit punt te verschaffen nu uit de stukken duidelijk is geworden dat dit een langslepende discussie is. Gelet hierop zal de kinderrechter het verzoek van de vader toewijzen als hierna vermeld.(…)

(…) bepaalt dat de gecertificeerde instelling niet bevoegd is om te bepalen dat de vader de inname van Ritalin niet als voorwaarde voor (langdurig) contact tussen de moeder en [naam02] mag stellen;

Volledige uitspraak

Twee ouders zijn het niet eens over bij welke onderwijsinstelling hun kind in te schrijven. Het kind staat onder toezicht. De GI is het zat en verzoekt in lijn met het standpunt van vader het kind aldaar in te schrijven. Er worden diverse inhoudelijke gronden aangevoerd voor de schoolwisseling.

De rechter wijst het verzoek toe en overweegt onder andere:

25 juni 2021 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1003) – ten aanzien van een situatie waarin naast een ondertoezichtstelling ook sprake was van een machtiging tot uithuisplaatsing – overwogen dat een GI niet bevoegd is om op grond van artikel 1:262b BW vervangende toestemming voor de inschrijving bij een onderwijsinstelling te verzoeken. In plaats daarvan moet in een dergelijk geval de route van artikel 1:265e BW worden gevolgd, op grond van welke bepaling de kinderrechter – wanneer sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing – het gezag van een ouder gedeeltelijk kan laten uitoefenen door een GI. Het is niet duidelijk of een GI evenmin bevoegd is om op grond van artikel 1:262b BW vervangende toestemming voor de inschrijving bij een onderwijsinstelling te verzoeken, wanneer – zoals in het onderhavige geval – er geen sprake is van een machtiging tot uithuisplaatsing en de route van artikel 1:265e BW daarmee niet open staat. Voor een bevestigende beantwoording van deze vraag pleit dat de wetgever de toepassing van artikel 1:265e BW bewust heeft beperkt tot die gevallen dat sprake is van een uithuisplaatsing. Dit kan erop wijzen dat de wetgever voor het geval dat er alleen sprake is van een ondertoezichtstelling, niet de mogelijkheid heeft willen creëren voor een GI om – tegen de wil van de met gezag belaste ouder in – de inschrijving bij een school af te dwingen. Aan de andere kant is van belang dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 1:262b BW niet blijkt dat hiermee niet ook een discussie over de schoolkeuze kan worden beslecht (vergelijk rechtsoverweging 3.4 van het hiervoor genoemde arrest). Verder acht de kinderrechter van belang dat de GI ook op een andere wijze tot het door haar gewenste doel kan komen, zoals via het combineren van een verzoek op grond van artikel 1:265e BW met een verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing, maar dat die andere wijzen veel verder ingrijpen in de het leven van [de minderjarige] en de moeder, terwijl steeds voor de minst ingrijpende maatregel moet worden gekozen. Rekening houdend met alle omstandigheden van dit specifieke geval, waaronder ook het gegeven dat geen verweer is gevoerd tegen het verzoek en het in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is dat hij op korte termijn overgaat naar een school die bij hem past, ziet de kinderrechter in dit geval onvoldoende aanleiding om te oordelen dat het verzoek van de GI buiten de kaders van artikel 1:262b BW valt.

Volledige uitspraak

Verzoek afgewezen

Een vader is van mening dat de GI te passief is en ofwel de moeder een schriftelijke aanwijzing moet geven óf een procedure moet starten voor het aanpassen van de omgang op basis van artikel 1:265g BW. De rechter wijst het verzoek af omdat de geschillenregeling niet is bedoeld om de GI te dwingen om een rechtsmiddel in in te zetten. Bovendien heeft de vader zelf de mogelijkheid om op basis van artikel 1:253a BW de rechter te vragen hierin een aanpassing te maken.

Volledige uitspraak

Een GI doet een 1:262b BW verzoek teneinde een moeder te dwingen om zich te houden aan de instructies van de GI. De rechtbank verklaart de GI niet-ontvankelijk omdat daarvoor de GI een ander middel heeft, namelijk de schriftelijke aanwijzing.

Volledige uitspraak

Een moeder verzoekt de rechter de GI op te dragen de verblijfplaats van haar kinderen te geven. De rechtbank wijst dit verzoek af gezien het gerechtvaardigde belang van de geheimhouding.

Volledige uitspraak

Een moeder verzoekt de rechter de GI op te dragen de verzoekregeling die zij met haar uithuisgeplaatste kind uit te breiden. Ze heeft haar verzoek gebaseerd op de geschillenregeling.

De rechter verklaart de moeder niet-ontvankelijk en overweegt o.m.:

Op grond van dit artikel kunnen geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen aan de kinderrechter worden voorgelegd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de geschillenregeling in het leven is geroepen om te voorzien in de mogelijkheid om verschillen van mening over de aanpak van problemen die gedurende de uitvoering van de ondertoezichtstelling ontstaan tussen de GI en (één van) de ouders, aan de kinderrechter voor te kunnen leggen. Blijkens de Memorie van Antwoord (Kamerstukken I 2011/12, 32015) heeft de wetgever met betrekking tot de geschillenregeling aangegeven dat hiervan naar verwachting gebruik zal worden gemaakt in die gevallen dat de wet niet in een specifieke procedure voorziet. Bij een geschil over een contactregeling tussen een ouder met gezag en een uithuisgeplaatste minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling voorziet de wet echter al in een mogelijkheid om dit geschil te laten toetsen door de kinderrechter. De GI heeft immers de mogelijkheid (eventueel op verzoek van een ouder) een schriftelijke aanwijzing op grond van artikel 1:265f BW af te geven, waarna de ouder met gezag binnen twee weken een verzoek bij de kinderrechter kan indienen tot het geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing. Ook in de situatie dat de GI (binnen twee weken) geen beslissing neemt, kan de ouder dit als een fictieve weigering van de GI aan de kinderrechter voorleggen. Tegen de uitspraak van de kinderrechter staat vervolgens, anders dan tegen een uitspraak in het kader van de geschillenregeling, hoger beroep open. Er bestaat dus een met rechtswaarborgen beklede rechtsingang voor de moeder.

Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is niet gebleken dat de GI een schriftelijke aanwijzing heeft afgegeven. Tevens heeft de moeder ook hier (nog) niet om verzocht aan de GI. Het is aan de moeder om haar verzoek tot wijziging van de contactregeling eerst voor te leggen aan de GI, alvorens dit in het kader van artikel 1:265f BW voorgelegd kan worden aan de kinderrechter.

Volledige uitspraak

In principe slechts één instantie

Houd er rekening mee dat hoger beroep tegen een afwijzende beslissing door de rechtbank in beginsel niet mogelijk is, tenzij er sprake is van zogenaamde ‘doorbrekingsgrond’. Dit ‘wettelijk appelverbod’ kan slechts worden doorbroken als de rechter buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden, deze ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Alleen ‘cassatie in het belang der wet’ is mogelijk.

Overdenk je beslissing goed

Het is belangrijk om een eventuele beslissing om een beroep op de geschillenregeling bij de rechter in te dienen goed te overdenken. Wordt het verzoek afgewezen dan vormt dit in veel gevallen tegelijk ook een bevestiging van de koers die de GI heeft gevaren en vaart. Dit kan ertoe leiden dat je (verder) op achterstand raakt. Een verzoek bevat bovendien inhoudelijk veelal een opsomming van wat er mis is met wat de GI en/of de gezinsvoogd doet en kán dus als strijdgedrag worden opgevat. De geschillenregeling OTS is slechts één van de wegen die je hebt om het gedrag van de GI en/of de gezinsvoogd bij te sturen. Lees de andere 6 opties op de V&A-pagina: De gezinsvoogd doet zijn werkt niet, wat nu?

Wist je dit?

Fiduon is een nationaal actieplan gestart. Het doel: verbetering van de rechtsbescherming van kinderen bij 'zorgen'. We hebben een stip op de horizon gezet: dat ná 2027 een minderjarig kind alleen nog 'uit contact met een ouder gaat' nadát een rechter heeft bepaald dat dit in het belang van het kind is. Dit is nu verre van vanzelfsprekend. Het actieplan richt zich op alle situaties van contactverlies (gegrond en niet-gegrond). Lees alles over dit initiatief en verspreid het pamflet via je socials!
💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Opinie

Lees ook dit

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. We zijn landelijk actief. Lees over:

Is procederen onvermijdelijk? Laat ons opstelwerk verrichten. Lees over: 'litigation support'.

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen.