Procederen CAT-V&A
Antwoorden uit de familierechtpraktijk over procederen bij vechtscheidingen.
Bijgewerkt: 14 december 2025
Is de omgang met je kind nog niet formeel vastgesteld, dan moet je in principe een normale verzoekschrifprocedure starten voor het vaststellen van een zorg- of omgangsregeling. Dit is een zogenaamde bodemprocedure.
In het verzoekschrift kan je daarnaast de rechter verzoeken een ‘voorlopige omgangsregeling’ vast te stellen bij ‘voorlopige voorziening’. Als de rechter hier in meegaat, dan geldt deze voorlopige omgangsregeling tot het moment dat de rechter in de bodemprocedure uitspraak doet.
Als er een spoedeisend karakter is, bijvoorbeeld doordat een structurele doch niet vastgelegde omgang ineens wordt gestaakt, dan kan is het in veel gevallen ook mogelijk om een kort geding te starten. De rechter treft dan 0ok een voorlopige voorziening. Het is wel van belang om vervolgens alsnog een bodemprocedure te starten.
Het verzoek tot de vaststelling van een voorlopige omgangsregeling bij verzoekschrift zou binnen een week of 4 op zitting moeten zijn. Echter we zien rechtbanken dit zelden halen. Een kort geding komt in principe binnen enkele weken op zitting (mede afhankelijk van de beschikbaarheid bij de rechtbank). Het grote verschil is dat je bij een kort geding een zgn dagbepaling krijgt. Voordat de dagvaarding bij de andere ouder kan worden betekend, vraagt je advocaat eerst verlof aan de rechtbank om dit te doen. Bij deze toestemming wordt er ook een datum en tijd bepaald waarop de zitting is. Dien je een verzoekschrift in, dan blijft dit onduidelijk tot het moment dat de rechtbank een datum bepaalt.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Een hoger beroep in het familierecht duurt maanden tot gemiddeld genomen maximaal een jaar. Dat is dan exclusief mogelijke tussenbeschikkingen op deelonderwerpen (waartegen hoger beroep open staat) of wanneer de zaak (op onderdelen) wordt aangehouden, bijvoorbeeld in afwachting van een advies van een Bijzondere Curator, de Raad voor de Kinderbescherming of een onderzoek door een deskundige.
Houd rekening met een doorlooptijd van zeker 6 maanden tot een jaar voor een verzoekschriftprocedure bij de rechtbank. Doorlooptijden bij het gerechtshof duren gemiddeld 8 maanden tot een jaar. Als de zaak ook naar de Hoge Raad gaat duurt het nog zeker een half jaar tot een jaar langer.
Een kort geding in spoedeisende zaken kan al heel snel op zitting zijn, echter praktijk wijst uit dat in de meeste gezag- en omgangszaken dit toch nog een week of 3-4 duurt. Een hoger beroep naar aanleiding van een kort geding vonnis kan al snel op zitting zijn, echter hiervoor gelden ongeveer dezelfde termijnen.
Sta je nu voor een rechtszaak of hoger beroep tegen een uitspraak (of is deze al aanhangig), dan kunnen je gedragingen nog steeds het verschil maken. Zijn er ook doelen geformuleerd door betrokken hulpverlening, berust ook dan niet in de situatie. Zet actief in op positieve actie. Dit helpt je ook verder bij de rechter en daarna. Wil je hulp? Contact ons vrijblijvend voor een kennismaking.
Lees ook dit
Bijgewerkt: 14 december 2025
Wordt de rechterlijke uitspraak niet nagekomen en betreft het niet-nakomen kinder- of partneralimentatie, dan kan je de incassering kosteloos overdragen aan het LBIO. Voor alle andere zaken in het familierecht – zoals het niet-nakomen van afspraken uit het ouderschapsplan – zal je zelf opnieuw de gang naar de rechter moeten maken, tenzij er sprake is van een zgn. executoriale titel (bij dwangmiddelen).
In de praktijk zien we regelmatig dat afspraken uit het ouderschapsplan of rechterlijke beslissingen niet worden nagekomen. Om te begrijpen wat wél en wat niet kan, lees deze twee pagina’s:
- V&A: Ik heb ernstige zorgen. Toch de omgang nakomen?
- Opinie: Het gezag in ‘gezag van gewijsde’ (hersteld)!
Afspraken zoals; bij onenigheid naar de mediator of respectvol ouderschap zijn in de praktijk nauwelijks afdwingbaar. Dit is overigens iets dat we graag veranderd zouden zien. Lees hiervoor ons voorstel voor een Landelijk Bureau Handhaving Ouderschapsnormen.
De vraag is dus of opnieuw procederen een renderende strategie is voor het specifieke punt dat niet wordt nagekomen, óf dat de stap naar bijvoorbeeld hulpverlening de voorkeur heeft. Soms kan je eigenlijk niets anders dan berusten in de situatie. Welke opties realistisch zijn is afhankelijk van het onderwerp, het gewicht, de frequentie en de urgentie van de niet-nakoming.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Binnen vechtscheidingen zijn er enkele veelvoorkomende thema’s waarover er rechtszaken worden gestart.
Tussen ex-partners en ouders wordt er bijvoorbeeld geprocedeerd over:
- Erkenning van het kind
- Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
- Hoofdverblijfplaats het kind en woning
- Alimentatie
- Gezag over het kind
- Omgangsregeling en niet-nakoming van de omgangsregeling
- Verhuizing
- Buitenlandse reizen, toestemming daarvoor, maar ook het via de rechter afdwingen van de overdracht van reisdocumenten van het kind.
- Medische behandeling en vaccinatie
- Schoolkeuze
- Informatie- en consultatie
- Inschrijvingen sportclubs en andere gezagsbeslissingen.
Ook zien we dat soms grootouders of stiefouders procederen voor omgang- en/of informatie, bijvoorbeeld na het overlijden van één van de ouders.
Deze procedures zijn ‘extra’ naast de gebruikelijke procedures bij echtscheiding, d.w.z. in het kader van de beëindiging van de wettelijke verbintenis, de verdeling van vermogen en schulden en alimentatie.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Hoe effectief procederen voor een omgang is, is geheel afhankelijk van de situatie.
De rechter kan alle omstandigheden van de situatie bij en rondom het kind meenemen. Bij de belangenafweging wordt bijvoorbeeld meegenomen:
- Hoe je je hebt gedragen of gedraagt naar de andere ouder (denk aan afwijkend/schadelijk gedrag/geweld).
- Hoe je overkomt bij de gebruikelijke procesactoren zoals de Raad voor de Kinderbescherming, een bijzondere curator en de rechter. Echter ook verslagen van hulpverleners of andere professionele betrokkenen rondom je kind kunnen bepalend worden/zijn.
- Of er bijzondere problematieken of aandachtspunten zijn bij de andere ouder, jou of je kind. Dit kan bijvoorbeeld gaan over draagkracht, gedrag en problematieken die een fysieke en/of psychische oorsprong hebben.
- Is je kind 8 jaar of ouder, dan kan het ook afhankelijk zijn van wat je kind zelf aangeeft te willen.
- Of er al een voorgeschiedenis is van hulpverlening, jeugdbescherming en/of rechtspraak.
Het recht van het kind op omgang met beide ouders staat centraal en daardoor is er in beginsel een grote slagingskans. Wel zien we nog steeds dat procedures te lang duren. Het is van belang om je te (gaan) gedragen als een welwillende ouder en daar consistent naar te handelen. Dit geeft je de meeste kans op succes.
Het is gebruikelijk dat de rechter advies vraagt aan de Raad voor de Kinderbescherming. Ook kan er een bijzondere curator betrokken raken die de rechter moet adviseren. Daarnaast kan de rechter de resultaten van hulpverlening willen afwachten voordat er een definitieve beslissing komt. Bij echte vechtscheidingen is het daarnaast gebruikelijk dat de zaak nogmaals wordt overgedaan bij het gerechtshof.
Dit betekent dat je een lange adem zult moeten hebben. Stel je daarop in.
Laat je niet ontmoedigen. Het is mogelijk om vanuit een ‘achterstandspositie’ naar een (min of meer) gelijke verdeling te groeien. Ook is het mogelijk dat de omgang van de andere ouder juist wordt verminderd. Hiervan zijn talloze voorbeelden.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Van geen ouderlijk gezag naar gezamenlijk gezag is op zich haalbaar, zelfs als de andere ouder dit niet wil. Het trachten de rechter de andere ouder het ouderlijk gezag te laten ontnemen is een stuk lastiger.
Deze onzekerheid wordt vooral veroorzaakt door de onzekere standpunten van gebruikelijke actoren in het proces tw. de Raad voor de Kinderbescherming, een bijzondere curator en de rechter zelf. De rechter maakt een eigen belangenafweging. Hierbij is het belang van het kind een ‘overweging van eerste orde’. De rechter heeft zeer veel vrijheid. Wordt een verzoek in eerste instantie toegewezen, dan is het heel gebruikelijk dat je nog naar het gerechtshof zult moeten om definitief uitsluitsel te krijgen.
Je kunt de slagingskans van zo een traject wel vergroten, namelijk door zelf consistent welwillend gedrag te (gaan) vertonen en dit ook bij instanties en de rechter over het voetlicht te brengen. Ben je in het verleden wellicht niet-welwillend geweest dan is het van belang om inzicht te tonen en ook een bestendige aantoonbare gedragsverandering te gaan doormaken.
Houd er rekening mee dat de gezagswijziging mogelijk alleen tot stand komt als de Raad voor de Kinderbescherming, een bijzondere curator en/of een Gecertificeerde Instelling (tijdens een ondertoezichtstelling) dit de rechter adviseert.
Er zijn natuurlijk ook uitzonderingen. Zoals in deze uitspraak waarin een vader met onbekende bestemming is vertrokken.
Wist je dit?
Lees ook dit
Bijgewerkt: 14 december 2025
Als er sprake is van een ongelijk financieel uithoudingsvermogen voor rechtszaken, dan kan je niets anders doen dan geduldig volhouden.
Het is overigens heel begrijpelijk als je dit oneerlijk vindt. Zeker wanneer de andere ouder door acties of inacties je steeds geen andere keuze laat dan het via de rechter te spelen. Totdat de rechtspraak hier paal en perk aan gaat stellen door proceskostenveroordelingen toe te wijzen, is hiervoor nog geen oplossing.
Dit probleem van ‘Onevenwichtig procederende ouders’ heeft ook de aandacht van de politiek. In de Verzamelbrief Personen- en Familierecht van 26 maart 2024 is dit aspect behandeld. Minister Franc Weerwind legde het in zijn antwoord evenwel terug bij de rechtspraak om dit via de proceskostenveroordeling te doen. Alleen is dat werkelijk de oplossing? In de praktijk worden proceskostenveroordelingen namelijk bijna nooit opgelegd en dat moet de minister hebben geweten.
Overigens zien we hier in de praktijk ook een andere dynamiek; namelijk: waarbij juist de ouder die met subsidie procedeert in het nadeel is, wanneer de ander bijvoorbeeld vermogend is of gebruik kan maken van verzekerde rechtsbijstand.
Waar de praktijk echt bij gebaat zou zijn is rechtspraak met meer gezag en rechtspraak die situaties in het belang van het kind afhecht.
Wist je dit?
Lees ook dit
Bijgewerkt: 14 december 2025
De wet bepaalt dat de kosten van door de rechter ingeschakelde deskundigen in beginsel voor rekening komen van de partijen. Dit is vastgelegd in de artikelen 186-192 Rv voor dagvaardingsprocedures resp. artikel 284 lid 1 Rv voor verzoekschriftprocedures.Â
Nu kan het zijn dat een partij procedeert met een toevoeging. Dit maakt op zich niet uit voor de verschuldigdheid van de kosten.
Houd er rekening mee dat een deskundigenonderzoek zeer snel kan oplopen qua kosten. Kan je het echt niet betalen dan kan het onderzoek voor ’s Rijks kas blijven.
Wanneer een deskundige (zoals het NIFP) wordt ingeschakeld in het kader van een ondertoezichtstelling van een minderjarige of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, dan komen de kosten in beginsel voor ’s Rijks kas. Van de ouder(s) kan een eigen bijdrage worden verzocht. Dit volgt uit artikel 810a RV.
De werkzaamheden van deskundigen zijn aan regels gebonden. Bekijk hier de Leidraad deskundigen in Civiele Zaken.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Ben je het niet eens met het oordeel van de rechtbank over bijvoorbeeld een omgangsregeling, dan kan je hoger beroep instellen bij het gerechtshof. Net als bij de rechtbank is deze procedure grotendeels schriftelijk.
De verzoekende partij zal een een verzoekschrift in hoger beroep (memorie van grieven) indienen, waarop de andere partij reageert met een verweerschrift in hoger beroep (memorie van antwoord). De griffie van het gerechtshof (dat is het secretariaat) houdt stevig de regie in handen. Dit betekent dat je advocaat en jij steeds worden uitgenodigd voor iedere stap.
Wat belangrijk is, is dat er gemotiveerd moet worden naar het gerechtshof waarom de rechtbank niet tot het oordeel had kunnen komen. Dit moet in de vorm van ‘grieven’. Belangrijk is dat ook de verwerende partij nog tegenverzoeken kan doen. Een hoger beroep betekent feitelijk dat de eerdere procedure bij de rechtbank nogmaals overgedaan wordt/kan worden.
Het gerechtshof kan de eindbeslissing rekken door deelbeslissingen, tussenbeslissingen of doordat de zaak wordt ‘aangehouden’ (lees: uitgesteld) in afwachting van bijvoorbeeld de uitkomsten van een hulpverlenings- of onderzoekstraject. Dit kan ook ertoe leiden dat er extra zittingen zijn.
Is er hulpverlening betrokken of doet bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek, dan is het zeer van belang dat je je welwillend en constructief gedraagt. Zie het echt als een nieuwe kans om nog zaken recht te zetten die je wellicht in eerste aanleg hebt gemist. Je kunt bijvoorbeeld extra onderbouwing aanleveren. Of aantonen dat je een gedragsverandering hebt doorgemaakt.
Het is essentieel om niet lichtzinnig om te gaan met een hoger beroep, of je nu verzoeker of verweerder bent. Krijg je niet wat je wilt dan kan je in principe pas een nieuw verzoek doen als er sprake is van ‘gewijzigde omstandigheden’ of bij omgangsontzegging na een jaar.
Ben je verzoeker, dan is procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht. Op zitting mondeling verweren kan zonder advocaat, hoewel je dan niets kunt verzoeken en ook geen stukken kunt indienen. Procederen bij het gerechtshof als verweerder zonder advocaat raden wij af.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 22 december 2025
Het is gebruikelijk om in een familierechtelijke procedure te verzoeken dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit betekent dat het oordeel van de rechter al kan worden uitgevoerd, ook al is er beroep ingesteld of wordt dit nog ingesteld bij het gerechtshof of de Hoge Raad.
Het is niet zeker dat de rechter de beschikking ook uitvoerbaar bij voorraad verklaart. Het moet worden gezien als een zelfstandig verzoek, waarover de rechter dus een belangenafweging maakt. Dit verzoek is meestal een standaardonderdeel van de verzoeken die worden gedaan.
We zien beschikkingen die uitvoerbaar bij voorraad zijn bijvoorbeeld bij vervangende toestemming voor verhuizing, vaccinatie en schoolkeuze. Ook wordt het veelvuldig toegekend bij kort gedingen en echtscheidingsbeschikkingen voor wat betreft alimentatie of toewijzing van de echtelijke woning en de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Het schorsen van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslissing
Je kunt een tenuitvoerlegging van een rechterlijke beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is, met een zogenaamde schorsingsprocedure laten schorsen. Dit is een nieuwe spoedverzoek bij de rechterlijke instantie waarbij het beroep (gelijktijdig) is ingediend. Betreft het een rechtbankprocedure, dan is dit dus bij het gerechtshof.
Maatstaven die de rechter hanteert bij de beoordeling van het schorsingsverzoek
Bij de beoordeling van het schorsingsverzoek door de (hogere) rechter geldt dat in principe moet worden uitgegaan van de beslissing van de lagere rechter en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen omtrent de ‘uitvoerbaar bij voorraad’-verklaring.
Dit kan anders zijn als de eerdere beschikking, waarvan de verzoeker hoger beroep heeft ingesteld, klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke missslag. Ook kunnen na de bestreden beslissing feiten of omstandigheden zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen, die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
Verder zijn de navolgende maatstaven van belang (zie deze en deze uitspraken voor het volledige afwegingskader):
- De verzoeker moet belang hebben bij de verlangde schorsing van de tenuitvoerlegging. Bij alimentatiekwesties zien we bijvoorbeeld dat de verzoeker moet aantonen dat deze in een financiële noodsituatie terecht komt als de beschikking van de rechtbank in stand blijft;
- bij de – in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten – afweging van de belangen van partijen, moet worden nagegaan of het belang van degene die schorsing verzoekt bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om de door hem verkregen veroordeling ten uitvoer te leggen.
Er vindt dus opnieuw een afweging plaats van de feiten en omstandigheden. Bij deze belangenafweging dient de kans van slagen van het rechtsmiddel (red: bijv. hoger beroep) in de regel buiten beschouwing te blijven.
Voorbeeld van een succesvol schorsingsverzoek
Dat een schorsingsverzoek ertoe kan leiden dat bijvoorbeeld een eerder verstrekte vervangende toestemming tot verhuizing toch niet mag worden doorgezet, volgt bijvoorbeeld uit deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam en deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag.
Er waren in eerste zaak duidelijk nieuwe feiten naar voren gekomen die de urgentie tot verhuizen door de moeder grotendeels hadden weggenomen. Het hof ging hier in mee. De moeder mocht dus nog niet verhuizen en moest de uitkomsten van de hoger beroep procedure afwachten.
In de tweede zaak was het een afweging tussen 1 maal verhuizen als de vervangende toestemming in hoger beroep ook zou worden verleend en 2 maal verhuizen als de vervangende toestemming in hoger beroep zou worden afgewezen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de nog jonge kinderen was dat zij zo min mogelijk zouden verhuizen. Het schorsingsverzoek werd daarom toegewezen.
Voorbeelden van niet-succesvol schorsingsverzoeken
Een vader heeft zeer hoge dwangsommen opgelegd gekregen om hem te bewegen een vastgestelde zorgregeling na te komen. Hij beroept zich er echter op het het de kinderen zijn die niet naar de moeder willen. Er zijn sinds de beschikking van de rechtbank al diverse niet-nakomingen geweest waardoor de vader meerdere dwangsommen heeft verbeurd. De moeder heeft ze echter nog niet geïnd (geëxecuteerd). De vader wil dat de ‘uitvoerbaar bij voorraad-verklaring’ door de rechtbank wordt geschorst in afwachting van de uitkomsten van het hoger beroep. Gerechtshof Den Bosch wijst in deze uitspraak het schorsingsverzoek evenwel af.
In deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam doet een vader een schorsingsverzoek gezamenlijk met zijn hoger beroep. Hierin komt hij op tegen een verleende vervangende toestemming voor het inschrijven van zijn kind op een specifieke basisschool. De vader voert aan dat er mogelijk een onomkeerbare situatie ontstaat zodra zijn kind 4 jaar oud wordt (en naar die school zal gaan). Het hof vindt het echter belangrijker dat het kind wel een inschrijving heeft, ondanks dat rond die tijd ook op het hoger beroep zal worden beslist. Er is dan nog geen sprake van worteling, aldus het hof.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Binnen conflictueuze scheidingssituaties zien we regelmatig dat de onenigheid tussen ouders tot eenzijdige (in)acties leiden. Dit kan bijvoorbeeld gaan over een weigering om toestemming te geven voor een buitenlandvakantie, het staken van omgang of een plotselinge verhuizing van de kinderen met de andere ouder.
De wet biedt in situaties waarin er een spoedeisend belang is de mogelijkheid om de rechter een ordemaatregel of voorlopige voorziening te vragen. Belangrijk is hier om de juiste wettelijk ‘ingang’ te kiezen.
- Is de scheiding nog niet afgerond, is er op deelonderwerpen een tijdelijk oordeel gegeven en wordt dit plotseling niet meer nagekomen door een ouder, dan moet op basis van ‘gewijzigde omstandigheden’ een ‘spoedverzoek’ worden ingediend op basis van artikel 821 e.v. Rv in samenhang met artikel 824 lid 2 Rv.
- Binnen bijvoorbeeld een ‘bodemprocedure voor het vaststellen van een omgangsregeling’ kan op basis van 223 Rv een voorlopige omgangsregeling als ‘voorlopige voorziening’ gevraagd worden. Gaat de rechter hier in mee, dan stelt deze dus een tijdelijke omgangsregeling vast tot het moment dat er een definitieve beslissing is.
- Voor losse spoedeisende zaken is artikel 254 Rv hiervoor het startpunt.
Wordt niet de juiste ingang gekozen dan kan dit ertoe leiden dat je niet ontvankelijk wordt verklaard door de rechter waardoor die dus niet aan een inhoudelijke behandeling toekomt. Het gevolg is mogelijk cruciaal tijdsverlies. Een dergelijke zaak was aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag.
Hoe snel er daadwerkelijk een beslissing volgt is afhankelijk van de mate van spoed die door de rechter eraan wordt toegekend. De praktijk in het familierecht wijst uit dat bij spoed in de regel een zaak in 14 tot 21 dagen op zitting is. De beslissing kan ook mondeling op de zitting worden gegeven.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
In principe geldt ‘wie stelt, bewijst’, echter bij civiele procedures geldt ook dat zaken die door de één worden gesteld en door de ander niet/onvoldoende worden weersproken vast kunnen komen te staan. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 149 Rv. Het is overigens wrang om vast te stellen dat de rechter zelden nader bewijs vraagt van ‘onbewezen/ongemotiveerde stellingen’.
Dit betekent dus dat je heel goed moet blijven opletten wat er wordt geschreven en ook wat er wordt gezegd. Je kunt dit niet alleen aan je advocaat overlaten. Stel een wederpartij stelt allerlei onwaarheden of halve waarheden, dan wel creëert op basis van hele waarheden een onjuist beeld, dan moet je ieder punt expliciet weerspreken. Liefst doe je dit schriftelijk, maar als het pas tijdens de zitting gebeurt, dan mondeling.
Onze belangrijkste tip voor de zitting, bijvoorbeeld over ouderlijk gezag en omgang is ook; als de ander spreekt.. luisteren. Alle punten die onwaar/half waar zijn opschrijven en ze stap voor stap behandelen zodra je zelf het woord kunt nemen. Hiervoor krijg je overigens niet altijd de gelegenheid.
Wist je dit?
Lees ook dit
Bijgewerkt: 14 december 2025
Procederen in het familierecht kan heel lang duren. De rechtspraak vindt zelf dat alles binnen 1 jaar nog heel goed is. Ook kan de zaak worden aangehouden. Hoe dan ook is het vaak in het belang van de situatie en ook van het kind om toch al iets vast te leggen.
De wet voorziet expliciet in deze mogelijkheid tw. in artikel 223 Rv in het kader van een bodemprocedure. Dit is dus anders dan een zogenaamd ‘kort geding’ wat een andere rechtsingang heeft namelijk artikel 254 Rv. Lees hier over het kort geding.
Het is dus mogelijk om de rechter een voorlopige voorziening te vragen. Dit heet een “incidenteel verzoek”. Wel moet ook duidelijk worden gemaakt waaruit het spoedeisend belang bestaat. De rechter beoordeelt dan of van de verzoeker kan worden gevergd of deze de uitkomst in de bodemprocedure afwacht.
Gaat de (bodem)procedure over bijvoorbeeld omgang, dan is het dus mogelijk om een voorlopige zorg-/omgangsregeling te verzoeken.
Voorlopige voorzieningen zien we bijvoorbeeld in zaken over:
- Vaststellen of wijziging omgang.
- Wijziging hoofdverblijfplaats kinderen.
- Wijziging partneralimentatie.
- Wijziging kinderalimentatie.
Eigenlijk wil je zo een verzoek voor een voorlopige voorziening dus altijd doen (en dit kan ook samen met het verweerschrift).
Het is mogelijk om tegen de beslissing hoger beroep in te stellen (artikel 337 lid 1 Rv). Dit is bevestigd door de Hoge Raad in deze uitspraak.
Zit je nog in de scheidingsprocedure dan is de ingang niet 223 Rv doch art. 821 lid 1, eerste volzin, Rv.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Nee, het is niet mogelijk om tegen een tussenbeschikking of tussenvonnis van de rechter hoger beroep in te stellen. Dit is alleen mogelijk als de rechter expliciet hiertoe toestemming heeft gegeven. Dit volgt rechtstreeks uit de wet (art. 337 lid 1 en 2 Rv).
Er kan natuurlijk iets gebeuren waardoor de eindbeslissing niet kan worden afgewacht. In principe is er dan nog een ingang binnen het familierecht om de zaak opnieuw aan de rechter voor te leggen op basis van ‘gewijzigde omstandigheden’.
Een tussenbeschikking of tussenvonnis mag niet verward worden met een deelbeschikking die beoogt om een deel van het geschil definitief af te handelen. Een deelbeschikking moet worden gezien als een eindbeschikking op dat specifieke onderwerp en daartegen staat wel hoger beroep open. Tegen deelbeschikkingen moet binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld.
Niet op tijd hoger beroep instellen tegen een deelbeschikking leidt tot ‘niet-ontvankelijkheid’. Dit betekent dat de rechter je verzoek niet inhoudelijk zal behandelen. Een dergelijke situatie was bijvoorbeeld aan de orde in deze zaak die diende bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarin had de rechtbank een deelbeschikking gegeven op de kinderalimentatie. Het hoger beroep daartegen werd pas samen met het hoger beroep tegen de eindbeschikking over de partneralimentatie ingesteld. Dit was te laat.
Het is wel mogelijk om bij een hoger beroep tegen een deelbeschikking ook hoger beroep in te stellen tegen een deel in deze beschikking dat kwalificeert als tussenbeschikking, e.e.a. ter voorkomingen van tegenstrijdige beslissingen. Dit is vaste rechtspraak (zie HR 23 jan 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7051, onder 3.2).
Wist je dit?
Bijgewerkt: 22 december 2025
Mensen die procederen, melden regelmatig dat ze op de zitting al het gevoel hadden welke kant de beslissing van de rechter op zou gaan. Het gevoel baseerden ze bijvoorbeeld op de wijze van vraagstelling door de rechter, een ongelijke verdeling van spreektijd of dat de rechter niet kritisch doorvroeg op niet-onderbouwde argumenten.
Is een rechter vooringenomen, niet neutraal of niet objectief, dan kan dit een reden zijn om de rechter te wraken. Wraking in het familierecht komt echter niet veel voor en in de zaken die er wel zijn wordt de wraking meestal afgewezen. Er zijn echter soms ook toewijzingen.
Zo werkt een wraking
De wraking kan mondeling tijdens de zitting worden medegedeeld. Daarnaast kan het schriftelijk voorafgaande of na afloop van de zitting. De wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Een wraking is sowieso te laat zodra de rechter uitspraak heeft gedaan. Een wraking moet worden gemotiveerd. Is aan één van beide voorwaarden niet voldaan dan leidt dit mogelijk tot niet-ontvankelijkheid, zoals in deze uitspraak van de wrakingskamer van Rechtbank Midden-Nederland waarin iemand pas 1 maand nadat de feiten waarop de wraking werd gebaseerd de rechter wraakte.
Bij een wrakingsverzoek beoordeelt de zogenaamde wrakingskamer de argumenten die je inbrengt en beslist dan of dezelfde rechter of een andere rechter je zaak gaat behandelen. Het is niet mogelijk om in hoger beroep of cassatie te gaan tegen een beslissing van de wrakingskamer. In theorie is het zelfs mogelijk om de rechters van de wrakingskamer te wraken.
Wraking is hier in de wet verankerd.
Let op! Het misbruiken van wraking, zoals in deze uitspraak, kan ertoe leiden dat de wrakingskamer oordeelt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
Het dilemma van wraking
Het dilemma met wraking is dat het vertraagt en dat kan niet in je eigen belang zijn, bijvoorbeeld als je procedeert voor omgang met je kind. Ook wordt een eerdere beschikking regelmatig in hoger beroep vernietigd, of je weet al zeker dat er hoe dan ook een hoger beroep zal gaan volgen. Tenslotte kan het een negatief beeld van jou vormen als partij die met iedereen de strijd aangaat, bijvoorbeeld bij de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming die eventueel bij de zitting aanwezig is.
Als je in zo een situatie zit is het een keuze; vertraging, persoonlijk beeldvorming en extra kosten versus misschien een nieuwe beoordeling te krijgen, als je wrakingsverzoek wordt toegewezen.
Wrakingsverzoeken in het familie-/jeugdrecht worden zelden toegewezen
Er zijn meer dan 470 wrakingszaken [stand najaar 2025] gepubliceerd op rechtspraak.nl. We hebben slechts 6 uitspraken teruggevonden waarin het wrakingsverzoek is toegewezen:
- Rechtbank Midden-Nederland 21-11-2023
- Rechtbank Den Haag 20-09-2021
- Rechtbank Gelderland 13-08-2018
- Rechtbank Rotterdam 25-08-2017
- Rechtbank Midden-Nederland 21-07-2015
- Rechtbank Groningen 20-09-2011
Verzoeken die het niet hebben gehaald
- De rechter traineert de procedure door de zitting uit te stellen (deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland). Zo kan een tijdelijke beslissing om bijvoorbeeld de omgang tijdelijk in te perken lang voortduren ondanks dat de tijd dat beslissing oorspronkelijk voor een bepaalde tijd was.
- Wordt aangevuld.
Hoe een gevoel van vooringenomenheid toch een plaats te geven in de procedure zonder daadwerkelijk te wraken
Wat we aanraden is om bij de zittingsvoorbereiding een eventueel wrakingsverzoek in ieder geval even te bespreken met de advocaat.
Zo kan een aanpak zijn dat je de advocaat een signaal geeft en dat deze op dat moment een schorsing vraagt voor overleg. Jullie kunnen dan op de gang kort overleg voeren en ook bij terugkomst een moment nemen om de reden van de schorsing aan te stippen. Dus geen wraking, maar wel een standpunt in het verslag (proces verbaal) van de zitting.
Dit standpunt kan zijn dat je als welwillende ouder graag zou willen dat er oplossingen komen in het belang van je kind en dat daarvoor essentieel is dat alle feiten en gebeurtenissen juist worden weergegeven en ook de plaats krijgen in de beoordeling door de rechter die ze verdienen.
Wist je dit?
Lees ook dit
Bijgewerkt: 14 december 2025
Heb je snel een beslissing nodig van de rechter in een familierechtelijk geschil? Dan kunt je een kort geding starten. De wet biedt hiertoe de mogelijkheid via artikel 254 Rv.
De wet omschrijft dat er sprake moet zijn van een spoedeisendheid en daarnaast moeten de belangen van partijen een snelle beslissing vereisen. Er wordt dus door de rechter een belangenafweging gemaakt of er sprake is van spoedeisendheid en of de belangen dit vereisen. Ook beoordeelt de rechter of redelijkerwijs de uitkomst van een bodemprocedure kan worden afgewacht. Of de eiser ontvankelijk is hangt ook af van de vraag hoe ingrijpend de gevolgen zijn van het uitblijven of verlenen van de voorziening (HR 15 december 1995, NJÂ 1996, 509).
Het is dus altijd mogelijk dat de rechter beslist om de eiser niet ontvankelijk te verklaren als deze meent dat de eis niet spoedeisend genoeg is, of het belang niet groot genoeg, of deze meent dat van de eiser verwacht kan worden dat deze de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
In de praktijk zien we dat sommige zaken wel en andere zaken meestal niet voor een kort geding in aanmerking komen. Nakoming van een vastgestelde omgangsregeling? Meestal wel ontvankelijk. Idem een Vervangende Toestemming Buitenland Reizen met Minderjarige. Echter, bijvoorbeeld een Vervangende Toestemming Vaccinatie? Onduidelijk. Mensen hebben het eerder geprobeerd, echter zijn toen teruggefloten op basis van het onomkeerbare karakter van de vaccinatie. Er is echter een trend vóór vaccinatie in de rechtspraak.
Kortom, een kort geding starten is altijd een gok.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Het eerlijke antwoord is dat de rechtspraak nog steeds worstelt met zaken waarin ouders ogenschijnlijk lijnrecht tegenover elkaar staan. In veel gevallen wordt de niet-welwillende hoofdverblijfouder uit de wind gehouden.
Er zijn echter steeds meer lichtpuntjes. Een voorbeeld is deze uitspraak van Rechtbank Limburg. Hierin beslist de rechter dat de welwillende vader (zonder gezag) hoofdverblijf en eveneens gezag krijgt over zijn kind die tijdelijk bij oma uit huis is geplaatst. De moeder krijgt een begeleide omgangsregeling met haar kind. Een cruciaal onderdeel in de uitspraak vormt de volgende afweging, één die we gelukkig steeds vaker zien bij andere rechters tw: “Uiteindelijk is dat het belangrijkste en voor de rechtbank doorslaggevend: het besef bij de vader dat de moeder zonder meer voor [minderjarige] heel belangrijk is en in zijn leven behoort te blijven, terwijl dat andersom niet het geval is, althans lijkt te zijn.”
In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland krijgt de welwillende vader het hoofdverblijf van zijn 4 jaar oude kind. Het kind is samengevat veiliger bij de vader omdat hij i.t.t. moeder wel het contact tussen zijn kind en de andere ouder kan bevorderen.
De Raad voor de Kinderbescherming en rechters dienen het daadwerkelijke gedrag van ouders (en de resultaten die zij boeken) structureel te meten aan de (geest van) de ouderschapsnormen. Dit niet doen laat kinderen o.i. onnodig klem zitten.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
De familierechter bepaalt of bewijs wordt toegelaten/meegenomen in de afweging van het beslispunt dat bij de rechter voorligt. Geluidsopnames inbrengen kan dus, net zoals filmpjes. De vraag is echter of dit raadzaam is.
In beginsel is iedere vorm van bewijs toegelaten in het civielrecht. De rechter heeft de vrijheid om te bepalen of een bepaald bewijsstuk buiten beschouwing gelaten moet worden gelaten vanwege een hoger belang (art. 152 Rv). O.m. in 2014 oordeelde de Hoge Raad hierover:
Hoge Raad 18 april 2014. ECLI:NL:HR:2014:942
Art. 152 Rv bepaalt dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, welke belangen mede aan art. 152 Rv ten grondslag liggen, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd.
Welk belang zwaarder weegt is echter niet op voorhand te zeggen. Daarom vinden wij bijvoorbeeld het beleid van de Raad voor de Kinderbescherming onjuist. Zelfs onrechtmatig verkregen bewijs wordt in beginsel toegelaten.
De kans dat een rechter ook daadwerkelijk de opnames beluistert is klein. Procedures in het familierecht zijn grotendeels schriftelijk. Je kunt eventueel transcripties maken van opgenomen gesprekken.
- Lees deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam voor een voorbeeld waarin transcripties werden toegelaten, doch de audiobestanden niet werden beluisterd.
- In deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werden de audiobestanden en transcripties niet toegelaten; een oordeel dat we onbegrijpelijk vinden en dat o.i. door de Hoge Raad gecasseerd zou moeten worden, temeer nu deze lijn navolging lijkt te krijgen in deze en deze uitspraak. Wat aan deze uitspraken opvalt is dat de rechters het bewijs niet op basis van de ‘vrije bewijswaardering’ buiten beschouwing lijken te laten maar dat er werkelijk sprake is van het opwerpen van een belemmering en de vraag is in hoeverre dit strijdig is met de ‘vrije bewijsleer’ (lees in dit kader ook De Bock par. 2.4.5. /pag. 71). Dat enkele familierechters audio-opnames nu naast zich neer gelegd hebben, wil overigens nog niet zeggen dat alle rechters deze zienswijze overnemen en dat dat dit ook het geval zal zijn bij de tuchtrechter.
- Een voorbeeld waarbij geluidsopnames wél zijn toegelaten als bewijs lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem Leeuwarden. De opnames werden door het hof ter zitting beluisterd. Ze waren door de moeder ingebracht om aan te tonen hoe grensoverschrijdend de vader zich tijdens overdrachtsmomenten naar haar gedroeg. In combinatie met een gebrek aan pedagogische vaardigheden en alcoholgebruik bij de vader leidde voor de moeder tot eenhoofdig gezag, evenals tot een ontzegging van omgang met de kinderen voor vader.
- Een voorbeeld waarin zowel de transcripties als de geluidsopnames zijn toegelaten lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Een beroep van de moeder op ‘onrechtmatig verkregen bewijs’ slaagde niet. Het hof verwees naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad.
- Audiobewijs van een gesprek dat bepalend werd geacht om ‘samenwonen’ te onderbouwen inzake een verzoek de partneralimentatie te beëindigen lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.
- Een voorbeeld waarin een geluidsopname medebepalend was om tot een conclusie van intiem terreur te komen lees je in deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
- Een voorbeeld waarin een video-opname wél werd toegelaten lees je in deze uitspraak van Rechtbank Den Haag.
Uit het bovenstaande overzicht volgt dat er geen uniforme lijn is in de rechtspraak. In de ene zaak zijn geluidsopnames/filmpjes zeer belangrijk ter onderbouwing van een beslissing, in een andere zaak wordt het een ouder aangerekend dat deze opnames maakt. Het is daarom belangrijk om de eventuele inbreng van geluidsopnames goed te overdenken. Overigens kunnen dit soort bestanden bijvoorbeeld op een USB-stick worden geplaatst. Deze kan dan worden ‘gedeponeerd’ bij de griffie van het gerecht dat ze zaak in behandeling heeft.
Lees ook onze V&A: Mag ik gesprekken opnemen?
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
De rechter neemt in beginsel alles dat wordt ingebracht mee in de beoordeling. Dit kan dus ook de inter-oudercommunicatie omvatten. Je kunt hierbij denken aan e-mails, WhatsApp-berichten en ook geluidsopnames.
Een voorbeeld van een zaak waarin dit expliciet in het vonnis staat is deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. Er werd een kort geding gevoerd over hervatting van omgang. Het vonnis beschrijft een deel van de zeer schadelijke communicatie van de man gericht aan de vrouw, ogenschijnlijk terwijl hij onder invloed van alcohol was.
Er zijn diverse voorbeelden waarin geluidsopnames van interacties tussen ouders zijn geaccepteerd en meegewogen door de rechter. Lees daarvoor ook: V&A: Worden geluidsopnames toegelaten door de familierechter?
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Wanneer er in een mediationovereenkomst ook voor geheimhouding is getekend, dan is alles wat daarin wordt gezegd, gedaan of geproduceerd in beginsel geheim.
Advocaten mogen informatie uit de mediationsessie bijvoorbeeld niet inbrengen in een gerechtelijke procedure. Er is een langjarige tuchtrechtelijke koers dat dit tegengaat/zou moeten tegengaan. De realiteit is echter ook dat er nog steeds zaken worden gepuliceerd waarin informatie uit mediation naar voren wordt gebracht en gewoon wordt meegewogen, zoals in r.o. 5.1.2. van deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch en r.o. 4.11. van deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem Leeuwarden.
De vraag die natuuurlijk opkomt is wat te doen wanneer er in de mediationsessies zaken gezegd worden die zo ernstig zijn dat hiermee bijvoorbeeld een kind rechtstreeks geschaad zou kunnen worden of dat duidelijk wordt dat het kind opgroeit bij een schadelijke ouder. Het lijkt dan juist wel in het belang van het kind om dit in te brengen. Een aankopingspunt kan dan mogelijk worden gevonden in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. De rechtbank overweegt in 4.3 van deze arbeidszaak:
Lees in dit kader ook: Is inter-ouder strijdgedrag kindermishandeling?
Kan of wil je advocaat informatie uit de mediation dus niet zelf inbrengen, hetgeen op zich invoelbaar is gezien het risico voor de advocaat, dan kan je altijd nog zelf de keuze maken om het ter zitting naar voren te brengen. Houd er echter rekening mee dat je dit motiveert en dat de eventuele juridische gevolgen van het schenden van de geheimhouding niet te voorspellen zijn.
Lees ook dit
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Ja. je kunt in hoger beroep tegen een tijdens de zitting bereikte en in de beschikking opgenomen overeenkomst.
Hierover heeft de Hoge Raad in dit arrest duidelijkheid gegeven. De gedachte was eerst – i.c. van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – dat een partij geen belang heeft om in hoger beroep te gaan tegen een verzoek dat is toegewezen. Volgens de Hoge Raad is dit onjuist omdat in een hoger beroep verzoeken ook kunnen worden veranderd of vermeerderd, of dat ondertussen de omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor dit belang er is.
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
De familierechter heeft in zaken betreffende levensonderhoud, erkenning, gezag(s) aangelegenheden, hoofdverblijf en omgang diverse bevoegdheden om zelf beslissingen te nemen die bijdragen aan een effectieve procedure en een goede uitkomst bezien vanuit het kind. Hierna zijn beknopt enkele van die bevoegdheden beschreven. In algemene zin zijn we van mening dat rechters vaker gebruik zouden moeten maken van deze bevoegdheden.
Mogelijkheden voor rechtshandelingen die de rechter ambtshalve kan (laten) verrichten
De hierna genoemde bevoegdheden zijn nadrukkelijk niet alle ambtshalve bevoegdheden, doch slechts die met enige regelmaat voorkomen rondom vechtscheidingen.
Boek 1 BW:
- Het benoemen van een bijzondere curator (artikel 1:250 lid 1 BW) of het ontslaan daarvan (artikel 1:385 lid 1 sub d BW).
- Het ambtshalve aanhouden een verzoekschriftprocedure over omgang, gezag, hoofdverblijf, informatie- en consultatie in afwachting van het aanleveren door ouders van een ouderschapsplan (artikel 1:253a lid 3 BW) en het eventueel opleggen van een dwangmiddel daartoe of het ten uitvoer leggen van een deel van een beslissing (artikel 1:253a lid 5 BW).
- Het bij het overlijden van een ouder met het eenhoofdig gezag toewijzen van het ouderlijk gezag aan een ander (artikel 1:253g lid 2 BW).
- Het beëindigen van de informatieplicht en de consultatieplicht (artikel 1:377b lid 2 BW) indien dat in het belang van het kind is.
- Het geven van een beslissing over omgang en informatie- en consulatie als een kind van 12 jaar of ouder blijk geeft dat deze hier prijs op stelt (artikel 1:377g BW).
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
- Het ambtshalve een gevolgtrekking verbinden aan het ‘naar het idee van de rechter’ niet voldoen aan de plicht om de feiten volledig en naar waarheid naar voren te brengen (artikel 21 Rv).
- Het bevelen van een mondelinge behandeling (artikel 87 lid 1 Rv).
- Het ambtshalve bevelen van een getuigenverhoor (artikel 166 lid 1 Rv).
- Het beëindigen van een gijzeling (artikel 173 lid 3 BW). Komt in de praktijk meestal voor i.s.m. alimentatiekwesties.
- Het bevelen van een verhoor of een bericht van een deskundige (artikel 186 lid 1 Rv) of het bevelen van een nadere toelichting tijdens een mondelinge behandeling (lid 5). Dit geldt ook voor deskundigen de partijen aanvoeren en die niet door de rechter zijn benoemd (artikel 192 lid 4 Rv).
- Het voegen van zaken die tussen twee dezelfde partijen worden gevoerd indien deze met elkaar samenhangen (artikel 222 lid 1 Rv).
- Een partij ambtshalve in de proceskosten veroordelen indien de kosten nodeloos werden veroorzaakt (artikel 237 lid 1 Rv).
- Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van een vonnis in kort geding (artikel 258 Rv).
- Het matigen van gevorderde proceskosten of buitengerechtelijke kosten (artikel 242 Rv).
- Het stellen van rechtsvragen aan de Hoge Raad (artikel 392 lid 1 Rv) en de zaak in afwachting van een uitspraak door de Hoge Raad aanhouden (lid 6).
Wist je dit?
Bijgewerkt: 23 december 2025
Vechtscheidingen worden gekenmerkt door huiselijk geweld, soms fysiek, vaker psychisch, waarbij het geweld ook doorgaat nadat ouders uit elkaar zijn. Zo eenvoudig is het. Dit betekent dat een beroep op het Verdrag van Istanbul mogelijk is.
Op de V&A-pagina: Hoe herken ik niet-welwillend gedrag? zijn diverse verschijningsvormen van geweld beschreven die in de familierechtpraktijk worden gezien. Daaruit blijkt dat er vele vormen van geweld zijn, zowel rechtstreeks naar de ex-partner (m/v) als via het kind of derden. Er zijn natuurlijk ook situaties waarin dit geweld al aanwezig was gedurende de relatie. Soms zien we strafrechtelijke veroordelingen doorwerken in familierecht beslissingen. Dit gebeurt dan niet expliciet, maar veelal als een omstandigheid op basis waarvan de rechter een bepaalde beslissing (niet) in het belang van het kind vindt.
Geringe adoptie door rechters
We zien het Verdrag van Istanbul (hierna ook: het verdrag of het VVI) in de familierechtspraak voor het eerst verschijnen in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Hierin beroept de moeder zich op het verdrag onder verwijzing naar (vermeend) geweld door de vader. Het blijkt echter een onterecht beroep. Volgens het hof onderbouwt de moeder namelijk onvoldoende dat zij daadwerkelijk slachtoffer is van huiselijk geweld.
Het is een duidelijk signaal voor de praktijk. Niet elk beroep op het verdrag blijkt gerechtvaardigd en de rechter moet goed onderzoek doen of de argumenten steekhoudend zijn. Verder stelt het hof dat het verdrag slechts verplichtingen schept voor de staat en dat een direct beroep door een individu niet mogelijk is. Uit latere rechtspraak blijkt overigens dat dit directe beroep wél mogelijk is, net zoals bijvoorbeeld bij artikel 8 EVRM (het recht op familie- en privéleven).
In de gepubliceerde rechtspraak zijn er steeds meer uitspraken waarin er een beroep op het verdrag is gedaan. Zeer weinig als we bedenken dat er jaarlijks heel veel uitspraken zijn waarin een vorm van geweld (naar ex-partner en/of kind) wordt beschreven.
Familierechters passen het Verdrag van Istanbul dus nog nauwelijks toe. Het is onduidelijk waarom, doch mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat:
- De Nederlandse wet op zich de mogelijkheden biedt voor familierechters om een gevolg te verbinden aan de aanwezigheid van (een geschiedenis van) huiselijk geweld, zoals via de ‘optimale-ontwikkel-plicht‘ en het klem-criterium. Zie voor een voorbeeld, deze uitspraak van Rechtbank Den Haag (moeder was pleger).
- De wet de rechter in diverse bepalingen de ambtshalve mogelijkheid om in het ‘zwaarwegende belang van het kind’ een andere beslissing te nemen (omgang/informatie/consultatie). Bij erkenningen is in de wet bovendien expliciet voorzien in het meewegen van de ‘belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind’. Overigens blijkt uit deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem Leeuwarden dat een beroep op het VVI ook in erkenningszaken mogelijk is.
- Er ogenschijnlijk binnen één gerechtshof discussie kan zijn of het verdrag kan worden toegepast bij bijvoorbeeld erkenningen of dat het slechts/vooral ziet op omgang en gezag. Vergelijk deze uitspraak en deze uitspraak, beiden van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland vindt de Raad voor de Kinderbescherming overigens dat het verdrag wel van toepassing is op erkenningssituaties.
- De rechtspraak mogelijk worstelt met het begrip ‘huiselijk geweld’ en wanneer daarvan precies volgens het verdrag sprake is. Is daarvan bijvoorbeeld alleen sprake als er een strafrechtelijke veroordeling is of ook al als de familierechter zelf vindt dat het gedrag van een ouder naar de andere ouder en/of het kind kwalificeert als geweld? O.i. is bezien vanuit het kind alles wat niet omvat het naleven van de wettelijke ouderlijke actieve inspanningsplichten (lees over: ouderschapsnormen, informatieplicht en consultatieplicht) een vorm van kindermishandeling en tevens ex-partnergeweld. Het niet-naleven van die plichten vormt de wortel van alle vechtscheidingen.
- Tot slot zien we in veel uitspraken dat de rechters de strijd (lees: het geweld) tússen de ouders plaatsen en als iets zien dat beiden toepassen, of waarin beide ouders een bepalende factor zijn. Soms is dat juist. In veel vechtscheidingssituaties echter is het één van beide ouders die zich bedient van ex-partner geweld (al dan niet via het kind) en o.i. een ‘niet-goed-genoeg’-ouder is. Lees in dit kader ook de opinie: Maak goed-interouderschap onderdeel van de veertien voorwaarden voor goed-genoeg-ouderschap!
Het Verdrag van Istanbul in de Nederlandse familierechtspraak
Sinds de inwerkingtreding van het verdrag in Nederland op 1 januari 2016, hebben diverse familierechters het verdrag wel toegepast bij hun beslissing. Het artikel waar dan een beroep wordt gedaan is artikel 31 VVI. Dit artikel stelt het volgende:
1. De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat bij de vaststelling van de voogdij en omgangsregeling voor de kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van dit Verdrag.
2. De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat de uitvoering van een omgangsregeling of de voogdij niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen.
VVI toegepast
Onterecht beroep op VVI
Een divers geweldsspectrum
Uit de gepubliceerde uitspraken volgt dat het geweldsspectrum – waarbij een beroep op het Verdrag van Istanbul succesvol is gedaan – heel divers is.
Aan de ene kant staan zaken waarbij er zeer ernstig en ook aanhoudend geweld heeft plaatsgevonden en/of nog plaatsvindt, inclusief strafrechtelijke veroordelingen van de pleger. Ook aan die kant zien we uitspraken waarin de rechter vindt dat er ook sprake is van een ongelijkwaardige relatie en dwingende controle, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden of bijvoorbeeld stalkingsgedrag zoals beschreven in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. Mannen waren in alle bestudeerde zaken de plegers.
Aan de andere kant staan ‘lichtere’ gedragingen die we veel vaker zien in vechtscheidingen, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Gelderland. In de praktijk zien we die gedragingen bij zowel mannen als vrouwen (waarbij dus ook mannen en kinderen de slachtoffers zijn).
Hieruit volgt de conclusie: Als je te maken hebt met geweld zoals beschreven op de V&A-pagina: Hoe herken ik niet-welwillend gedrag? doe dan een beroep op het Verdrag van Istanbul, ongeacht of je als slachtoffer vrouw, man of kind bent. Het is natuurlijk van belang om de vorm, de ernst en duur van dit geweld aan te tonen. Het is vervolgens aan de rechter of die het verdrag daadwerkelijk bij de beoordeling betrekt.
Lees ook dit
Wist je dit?
Bijgewerkt: 14 december 2025
Vexatoir procederen betekent samengevat dat degene die de procedures start misbruik maakt van de bevoegdheid om iets aan de rechter voor te leggen. Vexatoir procederen kan worden gezien als/is een vorm van ex-partner geweld. Overigens geldt dit ook voor het uitlokken van gerechtelijke procedures.
Het recht om een rechtszaak te starten wortelt onder meer in artikel 6 EVRM. Deze bepaling regelt het recht op een eerlijk proces (en toegang tot de rechter). Het is een zeer sterk mensenrecht. Dit recht kan evenwel worden begrensd als iemand het recht om te procederen misbruikt of onrechtmatig handelt door het aanhangig maken van een procedure. De rechter moet terughoudend zijn in het aannemen daarvan.
Soms zien we echter dat het procedeergedrag zo ernstig is, dat dit gedrag als een vorm van ex-partner geweld en kindermishandeling gezien kan worden. Dit zou dit gedrag onder de reikwijdte van het Verdrag van Istanbul (kunnen) brengen. Het gevolg kan dan zijn dat de rechter de betreffende ouder de mogelijkheid ontneemt om (gedurende enige tijd) over een bepaald onderwerp te procederen en/of dat de rechter bij het nemen van een beslissing (bijv. over omgang en/of ouderlijk gezag) met dit gedrag rekening houdt. Het kan dan bijv. ook betekenen dat op grond van artikel 57 van het verdrag aan het slachtoffer van dit geweld gratis juridische bijstand wordt geboden (mits vallend binnen de nationale regels). Deze route is in Nederland echter (vooralsnog) onontgonnen terrein.
Het begrip ‘vexatoir’ is in het verleden in het familierecht vooral gekoppeld aan beslagleggingen. De rechter vindt in die uitspraken dat iemand oneigenlijk gebruik maakt van de bevoegdheid en/of dat een beslaglegging tot te ernstige gevolgen leidt bij wie het beslag is gelegd. De rechter heeft in die gevallen de beslaglegger de bevoegdheid ontzegt om dit te doen. Zie voor een voorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Maastricht. In bijv. gezag- en omgangszaken zien we het begrip vexatoir zijn intreden doen in deze uitspraak van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het is echter een standpunt dat het hof in die zaak niet heeft gevolgd.
Jaarlijks zijn er evenwel meerdere uitspraken waarin de rechter iemands gedrag als ‘misbruik van procesrecht’ of als ‘onrechtmatig’ kwalificeert. Hiervan kan echter pas sprake zijn als de ouder die de rechtszaak start deze heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de onjuistheid bekend was (of had moeten zijn) of op stellingen waarvan deze op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden, zie deze uitspraak en deze uitspraak van de Hoge Raad. Het gevolg is dan veelal dat het verzoek van die persoon wordt afgewezen en dat er een (werkelijke) proceskostenveroordeling volgt.
Overigens is veel-procederen of procedures uitlokken op zich geen grond voor het aannemen dat het procedeergedrag vexatoir of onrechtmatig is, of misbruik van procesrecht oplevert. Dit staat uiteindelijk ter vrije beoordeling aan de rechter. Deze kan ook concluderen dat niet blijkt dat die procedures niet ‘zonder enige redelijke grond’ zijn ingezet, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.
Voorbeelden in de rechtspraak
Je leest een selectie.
Misbruik bevoegdheid