Vraag en antwoord · Omgang CAT-V&A

Antwoorden uit de familierechtpraktijk over de omgangs- en zorgverdeling bij vechtscheidingen.

Bijgewerkt: 27 februari 2023
Een normale omgangsregeling is een regeling die beide ouders voor hun kind kunnen accepteren en die voor het kind het prettigst is. De wet is duidelijk. Het kind heeft recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders, met wellicht aanpassingen vanwege praktische beperkingen (zoals werk en reisafstand).

We zien allerlei omgangsregelingen van (min of meer) gelijkwaardige zorg tot minimale zorgtaken of weekendregelingen. Het is niet zo dat als er strijd is tussen de ouders er nooit een (min of meer) gelijkwaardige zorgverdeling mogelijk is. Het is ook niet zo dat ouders gezamenlijk altijd co-ouderschap overeenkomen. Ook andere regelingen die een minder gelijke verdeling hebben, kunnen prima in harmonie tot stand komen.

Het is belangrijk om de omgangsregeling (‘zorgregeling’ bij gezamenlijk gezag) goed te doordenken. Sommige professionele partijen zijn vooral voor een globale regeling met veel afstemming tussen de ouders en ook keuzemogelijkheden. Bijvoorbeeld, de ene ouder heeft de eerste keuze voor de zomervakantie, qua begin of eind. Echter, dit soort zaken kunnen opnieuw (of in de toekomst) leiden tot discussie.

Ook als jullie beiden welwillend zijn bij jullie scheiding, dan nog is het o.i. verstandiger om enkele veel voorkomende scenario’s van te voren te bespreken en vast te leggen. Een neutrale professionele derde kan daartoe een voorstel formuleren. Hierbij kan het standaard VFas ouderschapsplan een startpunt zijn.

Houd gesprekken over omgang ‘bij jezelf’. Het voor de andere ouder voorstellen of ‘invullen’ van contactfrequentie met het kind kan emoties snel doen oplaaien. Zeker wanneer dit voorstel minder is dan gebruikelijk in de relatie of afwijkt van de gewenste situatie na scheiding.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 3 juli 2024
Belangrijk is om deze vraag te bezien vanuit het kind en in principe is de omgang altijd in het belang van het kind. Universele kinderrechten vormen hiervoor de basis.

Zwaarwegende contra-indicaties zoals geweld, misbruik of zware psychologische/psychiatrische problematiek kunnen een ouder voor het kind echter ongeschikt maken. In deze uitspraak bijvoorbeeld voelen de kinderen weerstand en angst. Het wordt uit de uitspraak niet precies duidelijk om wat voor gedrag het zich hier handelt, echter de rechtbank weet voldoende en stelt geen zorgverdeling vast. In deze uitspraak bijvoorbeeld ontzegt Gerechtshof Den Bosch omgang voor een vader met zijn kind van 5 jaar. Dit zit vooral in het consistent niet-meewerkende gedrag van vader en de teleurstellingen die dit het kind heeft opgeleverd. In deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt de moeder het recht op omgang ontzegd voor onbepaalde tijd.

Wanneer er sprake is geweest van geweld, dan hoeft dit niet noodzakelijkerwijs gericht te zijn (geweest) naar het kind. Ook kan er een ontzegging van omgang volgen als redelijkerwijs niet van de hoofdverzorgende ouder kan worden verwacht dat deze wordt geconfronteerd met de andere ouder. Dit zijn echter uitzonderingssituaties. Hiervoor moeten er zeer ernstige gebeurtenissen hebben plaatsgevonden (zoals in deze uitspraak van Rechtbank Noord Nederland).

Inperken of schrappen van omgang is het zwaarste middel dat de rechtspraak heeft. De wet beschrijft slechts een beperkt aantal gronden:

Artikel 1:377a lid 3 BW:
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Een ontzegging van omgang is in principe altijd tijdelijk. Gemiddeld genomen kan een ouder na een jaar weer opnieuw een verzoek doen voor omgang. Het spreekt voor zich dat omgangsontzeggingen niet zomaar worden vastgesteld. Veelal is er al veel aan vooraf gegaan. Een omgangsontzegging voor onbepaalde tijd is zeldzaam.

Wat in de praktijk veel mis gaat is dat, als er geen omgang is vastgesteld of de omgang is ontzegd, de ouder bij wie het kind woont dit ook interpreteert als dat deze kan stoppen om invulling te geven aan de ouderschapsnormen. Dit is o.i. onjuist. Omdat een ontzegging in beginsel slechts voor maximaal een jaar is, zijn we van mening dat ook door de hoofdverblijfouder in dat jaar blijvend moet worden ingezet op omkering van die situatie, en dat ook getoetst wordt of deze ouder dat doet/heeft gedaan. De rechtspraak zou hier ook veel meer aandacht voor moeten hebben, teneinde te voorkomen dat er feitelijk nooit omgangsherstel komt omdat de hoofdverblijfouder zich daarvoor niet inspant of herstel tegenwerkt. Als dit niet van die ouder kan worden verwacht, dan zou de rechtspraak o.i. hier expliciet een overweging aan moeten wijden.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 4 april 2025
Heeft een ouder psychische problemen, dan kan dit bepalend zijn/worden voor de frequentie en de duur van het contact met het kind. Of dit daadwerkelijk ook gebeurt hangt in belangrijke mate af van de ernst en de eigen vaardigheid om hiermee om te gaan op een wijze die in het belang van het kind is.

Contact met beide ouders is een universeel en wettelijk recht van het kind. Een eventuele gedeeltelijke of volledige ontzegging van de omgang op basis van gediagnosticeerde psychische problematiek is daarom in principe altijd tijdelijk. Er kan ook worden gekozen voor een tijdelijke uithuisplaatsing bij de andere ouder, als de ouder met het hoofdverblijf psychische problemen heeft. Dit was bijvoorbeeld aan de orde in deze uitspraak van Rechtbank Den Haag.

In elk geval kan na een periode van een jaar, of als de omstandigheden wijzigen ook eerder, een nieuw verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling worden ingediend (aldus de Hoge Raad in deze uitspraak). Deze beslissing blijft geldig totdat deze eventueel in hoger beroep of cassatie is vernietigd of totdat op een later wijzigingsverzoek van vader of moeder of het kind is beslist.

Zelfs als de ouder zelf akkoord is gegaan met geen of beperkt contact vanwege psychische problematiek, kan deze in een later stadium opnieuw een verzoek doen voor omgang of een (weder)opbouw daarvan.

Rechters kiezen er regelmatig voor om de omgang (tijdelijk) begeleid te laten plaatsvinden. Dit stelt de rechter in staat om zich te laten adviseren over de impact van de psychische problematiek op het kind. Begeleide omgang is in principe altijd voor het kind veilig vorm te geven en is iets waarmee je als ouder in beginsel akkoord kunt gaan, extreme situaties uitgezonderd.

Heb je te maken met deze problematiek en wil je actie ondernemen? Dan kan je dit doen op basis een verzoekschriftprocedure en bij zeer grote spoed een kort geding. Het aanknopingspunt hiervoor bij gezamenlijk gezag: artikel 1:253a lid 2 onder a BW » artikel 1:377a lid 3 BW.

Artikel 1:377a lid 3 BW:
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Heeft de ouder met psychische problemen eenhoofdig gezag? Ook dan kun je als ouder initiatief nemen.

Let wel! Het zonder bewijzen trachten de rechter te overtuigen dat de andere ouder leidt aan zware psychiatrische problemen, werkt mogelijk tegen je. Jou kan worden verweten dat je met zo een standpunt de strijd tussen jou en je ex-partner drijft en daarmee ook je kind benadeelt.

Wel komt het voor dat ouders die dit stellen (tijdelijk) ‘het voordeel van de twijfel’ krijgen en dat gedurende een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming contact van het kind met de andere ouder wordt gestaakt of beperkt. Deze maatregel is overigens zeer omstreden.

Lees voor een voorbeeld van een zaak waarin er (opnieuw) geen omgang werd vastgesteld deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit (en bekijk het van de zijde van de ouder met de psychische problemen)

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
In de praktijk zien we allerlei regelingen voor kinderen van 4 jaar en ouder. Een gelijkwaardige verdeling van de zorg- en opvoeding is in principe het uitgangspunt. Als er een andere regeling wordt vastgesteld, dan is het cruciaal dat beide ouders de regeling richting het kind actief ondersteunen.

Vanaf 4-jarige leeftijd gaat een kind naar school. Dit betekent dat er een nieuwe wissel-optie ontstaat die veel gescheiden ouders hebben, tw de zgn. ‘uit school – naar school’-regeling. Overdrachten via school leidt tot minimalisatie van het contact tussen de ouders.

Het is heel normaal om een ‘uit school – naar school’ af te spreken. Wel moeten daarvoor beide ouders overigens op een afstand wonen van de school dat dit ook werkelijk (in de spits bijvoorbeeld) een reële optie is bezien vanuit het kind.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Wil je puber de andere ouder niet meer zien, dan moet de aard van je (re)acties in overeenstemming te zijn met de grondslagen van de onwil bij je kind.

Hoewel de wet in artikel 1:377a lid 3 onderdeel c BW stelt dat er geen omgang kan worden vastgesteld als een kind van 12 jaar of ouder hiertegen ernstige bezwaren heeft, is dit in de basis geen juridische kwestie. 

Artikel 1:377a lid 3 BW:
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Rechters volgen zeker niet altijd ‘de (ogenschijnlijke) mening van het kind’. We zien daarnaast een ontwikkeling in de rechtspraak dat als het kind zich in een loyaliteitsconflict bevindt er minder gewicht wordt toegekend aan zijn/haar mening.

Van belang is dat inzichtelijk wordt waarin de weerstand wortelt en dat deze oorzaak inhoudelijk wordt geadresseerd. In principe is het nooit te laat en mag je dit ook niet aannemen. Een goede band met beide ouders is namelijk fundamenteel voor een optimale ontwikkeling van het kind. Beide ouders zijn verplicht om hiervoor zorg te dragen. Het is het recht van het kind.

Kom je er samen niet uit, zoek dan bijvoorbeeld contact met een systeemtherapeut om advies in te winnen en stappen te zetten om jullie kind beter te begrijpen en om beter om te gaan met eventuele belemmeringen die jullie kind voelt/uit. Stel de andere ouder nooit voor een voldongen feit en stop ook de communicatie niet. Dit kan in een later stadium tegen je werken, mocht het tot een rechtszaak leiden.

Als de andere ouder een rechtszaak start, dan zal hij/zij mogelijk stellen dat er sprake is van niet-nakoming van de zorg-/omgangsregeling, oudervervreemding of ouderverstoting.

In onze special over oudervervreemding en ouderverstoting hebben we ook diverse rechterlijke uitspraken samengevat. Deze helpen je om een beeld te vormen hoe rechters handelen als het kind geen contact meer wil met een ouder.

Als welwillende hoofdverblijfouder is het belangrijk om aannemelijk te kunnen maken dat je er alles aan hebt gedaan. Bijvoorbeeld dat je meer hebt gedaan dan je kind slechts te vragen of deze naar de andere ouder wil. Is er tijdelijk geen contact, dan betekent niet dat je daarin kunt berusten.

Wat bijvoorbeeld van je wordt verwacht, is dat je:

  • Contactmomenten met de andere ouder hebt voorgesteld, de andere ouder daarbij hebt betrokken, ze mede hebt georganiseerd en je kind ook daar naartoe hebt gebracht.
  • De andere ouder aangehaakt houdt aan het leven van je kind. Daarnaast moet je op ouderniveau gewoon doorgaan met overleg over de situatie en belangrijke beslissingen, ook al heb je eenhoofdig gezag. Dit volgt namelijk uit je informatie– en consultatieplicht.
💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 5 april 2025
Mocht je overlijden dan wordt de zorg over je kind in principe volledig aan de andere ouder (ex-partner) toegewezen (specifieke situaties uitgezonderd). Dit ongeacht of deze ouder gezag had of niet. Je ouders (de grootouders van je kind) kunnen aan jouw overlijden geen omgangsrechten hun kleinkind ontlenen.

Als je een vaste omgangsregeling wilt voor je ouders of in ieder geval een frequent contact wilt zeker stellen, dan vraagt dit vooruit denken en zaken goed op papier vastleggen. Begin op tijd. Houd er echter ook rekening mee dat de rechter in het belang van het kind deze afspraken altijd terzijde kan schuiven.

Als je zaken niet voor je overlijden vastlegt en de achterblijvende ouder niet wil meewerken, dan kunnen je ouders daarin slechts berusten of een gerechtelijke procedure starten. Dit is ook het geval als de achterblijvende ouder de wél vastgelegde omgangsafspraken niet nakomt.

Je ouders komen alleen in aanmerking voor een vaste omgangsregeling als er sprake is van een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ tussen je kind en hen. Deze kan er zijn en dan weer niet. Ook al is die er wél, dan nog betekent dit niet automatisch dat er ook een omgangregeling zal worden vastgesteld.

Het gaat dan om een subjectieve rechterlijke weging van de band die je kind met jouw ouders (of andere familieleden) heeft. Hoe hoogwaardiger deze is, hoe groter de kans bij dit soort situaties dat een verzoek voor een omgangsregeling succesvol zal zijn. Lees ook onze special.

We zien evenwel geregeld afwijzingen in situaties waarin er wel een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ is. De rechter besluit hier bijvoorbeeld toe als de spanningen groot zijn tussen de verzoeker en de achterblijvende ouder, zoals in deze uitspraak en deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam.

Concreet wordt aangeraden om als grootouder zowel voor als na het overlijden alles in het werk te stellen om de verhoudingen met de achterblijvende ouder (in spé) juist goed te houden (of weer goed te maken) en om die positieve inspanningen nauwgezet te administreren. Dit kán uiteindelijk het verschil maken.

Het komt voor dat de grootouders de achterblijvende ouder (in spé) niet ‘goed-genoeg’ vinden. Dat kan zo zijn en soms is dat ook zo. Veelal echter is die ouder voor ‘het systeem’ wel goed-genoeg. Het vervolgens proberen langs diskwalificatie van de achterblijvende ‘goed-genoeg’-ouder trachten het eigen gelijk (en daarmee een omgangsregeling) te krijgen, is een tactiek die met klem wordt ontraden.

Lees je dit als achterblijvende ouder (in spé)? Ofschoon de wet voor jou slechts specififeert om de banden tussen je kind en de andere ouder te bevorderen, betekent dit o.i. niet dat dit niet ook zou (kunnen) gelden voor de grootouders en andere familie als je deze verplichting leest in samenhang met het recht op familieleven van 8 lid 1 EVRM.

Artikel 8 lid 1 EVRM:
Een ieder heeft het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

Het (aanstaande) verlies is een traumatische gebeurtenis voor alle achterblijvers en vooral voor betrokken kinderen. Focus gezamenlijk op het positieve. Het belang van de kinderen vraagt om te stoppen om in strijd te leven, ook als dit soms lastig is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 20 januari 2025
Je kind heeft recht om omgang met jou. Het is niet aan één ouder om dit recht eenzijdig te doorkruisen. Natuurlijk kunnen er gebeurtenissen zijn geweest die deze (re)actie triggeren bij een ouder. Echter ook de andere ouder heeft een verantwoordelijkheid om ‘de situatie te depolariseren’ en omgang op gang te houden. Dit volgt rechtstreeks uit de ouderschapsnormen.

A. Als je kind direct gevaar loopt

Loopt je kind direct gevaar bij de andere ouder of is je kind tegen je wil naar het buitenland onttrokken en verwacht je dat hij/zij niet meer terugkomt neem contact op met de politie (112) en/of Veilig Thuis (0800-2000). Heb je eveneens het ouderlijk gezag dan kun je aangifte bij de politie doen van onttrekking aan het ouderlijk gezag.

B. Als je kind geen direct gevaar loopt

Enkele ‘gedragsregels’:

  1. Blijf te allen tijde rustig en laat je niet uit de tent lokken.
  2. Ga niet naar het huis van de betreffende ouder toe. Gedraag je ook anderszins niet op een wijze die als ‘stalkend of bedreigend’ geïnterpreteerd zou kunnen worden. Stuur ook geen anderen naar het huis om ‘polshoogte’ te nemen. Ga je wel naar het huis van die ouder, zorg dan dat je een geluidsregistratie maakt van dat contactmoment.
  3. Reageer proportioneel. Bij een ad-hoc eenzijdige niet-nakoming reageer je anders dan wanneer er een uitzicht is op een langdurige niet-nakoming.
  4. Zijn het herhaaldelijke korte niet-nakomingen, dan is het van belang om dit op een constructieve wijze bespreekbaar te maken.
  5. Heeft het bespreekbaar maken geen effect of wordt je poging daartoe genegeerd, zoek dan professionele (juridische) hulp. Het uitgangspunt is in principe nog steeds om zaken onderling te regelen.
  6. Pas als je zeker weet dat een directe nakoming van de omgangsregeling (en eventueel inhaal) niet te verwachten is, start je een kort geding procedure. Hierin kan je in principe alleen een hervatting van de omgang, een dwangsom en een kostenveroordeling eisen.

Besluit ook niet te snel tot het doen van een aangifte bij de politie. In het familierecht kan een te snelle aangifte zelfs tegen je gaan werken. Aannemende dat in de Raad van de Kinderbescherming (op termijn) onderzoek gaat doen, is van belang dat jouw acties niet als disproportioneel gezien worden. Zie aangifte als ‘laatste redmiddel’ om de andere ouder tot een gedragsverandering te bewegen. Bedenk dat er in principe slechts in ontvoeringssituaties of wanneer het kind verborgen wordt gehouden strafrechtelijk wordt opgeschaald.

Heb je geen ouderlijk gezag dan is een familierechtelijk traject de enige optie die je hebt. Je kunt dus geen aangifte doen. Dit is o.a. bevestigd in deze zaak door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Zet na een ‘minnelijk traject’ in op het het krijgen van een dwangmiddel, zoals een dwangsom. Niet-nakomingen door de ouder met eenhoofdig gezag dragen positief bij aan je positie als ouder om (op termijn) gezamenlijk of zelfs eenhoofdig gezag en het hoofdverblijf van je kind te krijgen.

Je kunt ook hulpverlening inschakelen bij een niet-nakoming. In de meeste gevallen start dit door een melding bij Veilig Thuis. Een kind contact met een ouder op oneigenlijke gronden onthouden vormt op zich een onveilige situatie. Echter, verwacht niet dat Veilig Thuis in staat zal zijn om op korte termijn de omgang te herstellen, als de andere ouder dit niet wil. Veilig Thuis heeft namelijk geen dwangmiddelen. Waar je in gaat is een traject dat maanden tot meer dan een jaar kan duren. Ook zal er niet snel een verwijzing volgen door Veilig Thuis naar de Raad voor de Kinderbescherming voor een beschermingsonderzoek als je kind op zich (behalve contact met jou) niets te kort komt.

Lukt het niet om de andere ouder door positieve communicatie te bewegen, dan is een kort geding waarschijnlijk onvermijdelijk. Deze kan in principe binnen een week of 3 op zitting zijn. Naast hervatting van de omgang, kun je daarin een dwangsom eisen. Als er zeer lang geen contact is, dan kan het dat de voorzieningenrechter niet verder wil gaan dan een ‘beperkte hervatting’, waarschijnlijk (in eerste instantie) ook zonder dwangsom. Je zult dan ook een normale verzoekschriftprocedure moeten inleiden om tot volledige hervatting van de omgang te komen.

Een situatie dat een ouder zich (herhaaldelijk) niet houdt aan een vastgestelde zorg- of omgangsregeling kan er op termijn toe leiden dat een verzoek tot wijziging hoofdverblijfplaats of wijziging van het gezamenlijke gezag in eenhoofdig gezag kansrijker wordt. Schadelijke ouders kan (uiteindelijk) ook de omgang volledig worden ontzegd.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 6 februari 2025
Soms zien we dat ouders (meestal vaders) hun kind niet meer of niet méér willen zien. In de meeste situaties leidt dit tot een extra of te grote belasting voor de andere ouder (meestal de moeder). Dit kan zeer belastend zijn en het is een situatie die nog nauwelijks op begrip kan rekenen van hulpverlening en rechtspraak. Dit terwijl voor ouders met en zonder gezag geldt dat zij de plicht hebben tot omgang met hun kind.

Voor ouders met gezag volgt dit uit uit art. 1:247 lid 1 BW

Artikel 1:247 lid 1 BW:
Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
en voor ouders zonder gezag uit art. 1:377a lid 1 BW.
Artikel 1:377a lid 1 BW:
Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
Daarnaast wordt omgang tussen een kind met de ouders gewaarborgd door artikel 9 lid 1 IVRK, 18 lid 1 IVRK en 8 EVRM. Hier als ouder geen invulling aan geven kan geduid worden als een vorm van kindverstoting. Kinderverstoting is de minder bekende tegenhanger van ouderverstoting.

Globaal heb je drie opties tw: Berusten in de situatie, hulpverlening en eventueel Veilig Thuis betrekken of een rechtszaak starten om de omgang af te dwingen.

Procederen heeft altijd een onzekere uitkomst. Er zijn echter wel voorbeelden waarbij de rechter uiteindelijk wél een omgang vaststelde en in enkele gevallen ook met een dwangsom.

  • In 2006 is een dergelijke situatie door Rechtbank Haarlem behandeld waarin een moeder procedeerde voor omgang tussen de kinderen en hun vader, die inmiddels ook een ander gezin had. De rechtbank zag in deze situatie geen andere weg dan berusten in de situatie.
  • In 2011 echter oordeelde Rechtbank Breda anders. Ofschoon vader echt niet wilde, stelde de rechter toch een omgangsregeling tussen de vader en het kind vast. Opmerkelijk was de wijze van bewoording tw. dat de vader en het kind gerechtigd zijn tot omgang met elkaar, in plaats van meer focus te leggen op het recht van het kind. Ook ontbrak in deze zaak een handhavingsmiddel (geen dwangsom bijvoorbeeld).
  • In 2019 oordeelde het Gerechtshof Amsterdam vervolgens weer dat er geen omgangsregeling diende te worden vastgesteld met het overigens nog zeer jonge kind. Vader stelde er in te zijn geluisd door moeder. Het hof sprak nog de hoop uit dat vader in de toekomst wel ruimte zou vinden om invulling te gaan geven aan zijn ouderschap, als hij zijn boosheid een plek had kunnen geven. Vader had zijn kind overigens wel erkend en betaalde ook kinderalimentatie.
  • In december 2019 besliste Rechtbank Gelderland echter vóór afdwingen van een vastgestelde zorgregeling. Eind 2018 stelt de rechtbank een voorlopige zorgregeling vast. Het kind heeft het erg naar zijn zin bij vader en wil hem graag regelmatig zien. Ook moeder steunt dit. Desondanks verloopt de zorgregeling met horten en stoten. De vader stopt namelijk regelmatig de zorgregeling, omdat hij volwassenproblematiek in zijn relatie met zijn zoon projecteert. Vader heeft bijvoorbeeld een probleem in de samenwerking met de gezinsvoogd en opnieuw wil hij de zorgregeling opschorten. Ook ter zitting zegt de vader dat hij geen contact wil met zijn zoon zolang hij geen ‘vrijbrief’ heeft voor als hij in de gevangenis komt. Rechtbank Gelderland legt hem een dwangsom op van € 50 per keer, tot een maximum van € 5.000 om de nakoming van de zorgregeling door vader te zekeren. Gaat dit genoeg zijn?
  • In januari 2020 besliste Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden echter weer tegen afdwingen. De moeder wilde dat de vader meer door de weekse zorg zou nemen voor hun 2 kinderen van 5 en 6 jaar, mede gezien haar eigen drukke baan. Echter de vader verzette zich hier hevig tegen. Hoewel de rechtbank in eerste instantie wel voor een ruimere zorgregeling van vader besliste, besloot het hof weer tegen. Er werd wel een ruimere vakantie- en feestdagenregeling voor vader vastgesteld.
  • In januari 2021 besliste Rechtbank Midden-Nederland dat er geen vaste omgang werd vastgesteld tussen een vader en zijn kind, ondanks dat het kind het wel wilde. Vader wilde wel het ouderlijk gezag behouden, doch verloor dit door zijn houding.
  • In december 2021 besliste Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden weer tot het afdwingen van een zorgverdeling door middel van een dwangsom. De kinderen wilden graag contact met hun vader, doch hij toonde zich zelfbepalend wat betreft zijn (tijdige) beschikbaarheid.
  • In maart 2022 besliste Gerechtshof Den Bosch weer tegen het afdwingen van omgang, nadat de rechtbank in eerste instantie wel een dwangsom had opgelegd. Vader was ‘onmachtig de omgang na te komen’, aldus het hof.
  • In april 2022 besliste Rechtbank Amsterdam in een zaak waarin een vader 6 kinderen had, 4 uit zijn eerste huwelijk en 2 uit zijn tweede dat hij meer tijd moest doorbrengen met zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk. De vader wenste slechts 1 zorgweekend per maand en beriep zich op ‘onbeschikbaarheid vanwege werk’. De rechtbank stelde echter 2 weekenden per maand vast plus een uitgebreidere vakantieregeling.
  • In oktober 2022 besliste Rechtbank Oost-Brabant voor oplegging van een hoge dwangsom (van EUR 1.000,- per keer met een maximum van EUR 10.000,-) aan een vader die contact met zijn kinderen afhield, terwijl de kinderen zelf wel contact wilden.
  • In februari 2024 besliste Gerechtshof Den Bosch voor tijdelijke inperking van de omgang op verzoek van de vader, echter ook vóór een dwangsom teneinde hem te bewegen de resterende omgang wel na te komen.
  • In oktober 2024 besliste Rechtbank Den Haag voor het afdwingen van de omgang van de vader met zijn twee kinderen van 13 en 12 jaar. Er waren eerder al procedures aangespannen door de moeder die vond dat de vader meer zorg voor zijn kinderen moest invullen.
  • In januari 2025 vond Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het creëren van voldongen feiten met betrekking tot het (niet) uitvoeren van de omgangsregeling door de vader medebepalend in de beslissing hem het ouderlijk gezag te ontnemen.

Wat als de ouder niet kan?

Er is ook een mogelijkheid dat de andere ouder geen omgang kán hebben, bijvoorbeeld vanwege werk.

Een dergelijke zaak was aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag. Daarin procedeerde een moeder voor uitbreiding van de tijd die door de vader met de kinderen gedurende de vakanties werd besteed. Het hof ging niet mee in het verzoek van moeder. Vader betwistte gemotiveerd dat hij vanwege zijn werk in een garagebedrijf niet voldoende vakantiedagen had voor meer omgang. Ook vond het hof het onrealistisch dat vader al zijn vrije dagen voor de omgang zou inzetten, omdat redelijk was dat er nog dagen vrij zouden blijven voor onvoorziene omstandigheden.

In deze uitspraak besliste Rechtbank Midden-Nederland weer anders namelijk met betrekking tot vakanties namelijk dat: “van de vader kan worden verwacht dat hij de kinderen zoveel mogelijk gedurende de helft van de schoolvakanties opvangt”.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Hoe effectief procederen voor een omgang is, is geheel afhankelijk van de situatie en hoe je overkomt bij de gebruikelijke procesactoren zoals de Raad voor de Kinderbescherming, een bijzondere curator en de rechter. Het recht van het kind op omgang met beide ouders staat centraal en daardoor is er een vrij grote slagingskans, ofschoon we nog steeds zien dat procedures te lang duren.

Het is van belang om je te (gaan) gedragen als een welwillende ouder en daar consistent naar te handelen. Dit geeft je de meeste kans op succes.

Het is gebruikelijk dat de rechter advies vraagt aan de Raad voor de Kinderbescherming. Ook kan er een bijzondere curator betrokken raken die de rechter moet adviseren. Daarnaast kan de rechter de resultaten van hulpverlening willen afwachten voordat er een definitieve beslissing komt. Bij echte vechtscheidingen is het daarnaast gebruikelijk dat de zaak nogmaals wordt overgedaan bij het gerechtshof.

Dit betekent dat je een lange adem zult moeten hebben. Stel je daarop in.

Laat je niet ontmoedigen. Het is mogelijk om vanuit een ‘achterstandspositie’ naar een (min of meer) gelijke verdeling te groeien. We hebben hiervan voorbeelden.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 23 november 2021
Ja, een omgangsregeling met een baby is in veel gevallen haalbaar. De exacte invulling varieert echter en kan snel problematisch worden als de verhouding met de moeder gepolariseerd is.

Helaas zien we veel in de rechtspraak dat er ten onrechte sterk diskwalificerende standpunten over de opvoedvaardigheden van vaders door moeders worden ingenomen.

Hoe we weten dat dit onterecht is? Omdat het zeer veel gebeurt dat na onderzoek door bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming of een Gecertificeerde Instelling er uiteindelijk toch geen contra-indicaties worden vastgesteld. M.a.w. het gebeurt veel dat in de beschikking wordt vastgesteld dat de vader een normale welwillende en welkunnende vader is.

Dit weerstandsgedrag van moeders gaat rechtstreeks in tegen de heersende hechtingsleer (lees onze special) en is schadelijk voor het kind omdat het het veilige hechtingsproces met de andere ouder doorkruist. Ook schaadt het de verhoudingen met de ex-partner.

Houd er rekening mee dat je er als vader alles aan moet doen om deze omgang onbelast te houden voor je kind. Ook is het belangrijk om je invoelend te tonen voor de belangen van de moeder. Het betekent echter niet dat je alles maar hoeft te accepteren.

Kom je er met moeder samen niet uit dan wacht de rechter meestal de uitkomst van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming af. Ook volgt deze meestal de uitkomst van dit onderzoek.

Het is steeds gebruikelijker dat er gedurende de rechtszaak en het onderzoek van Raad voor de Kinderbescherming al wel een regelmatige omgang wordt vastgesteld tussen de vader en de baby.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Ja, als grootouder is het mogelijk om een formele omgangsregeling te krijgen met je kleinkind. Het is echter niet zeker.

Om een formele omgangsregeling te krijgen moet je een verzoek doen aan de rechter via een zogenaamde verzoekschriftprocedure. De rechter beoordeelt dan in hoeverre het in het belang van het kind is dat deze met jou een omgangsregeling krijgt. Samengevat wordt er beoordeeld in hoeverre er sprake is (geweest) van ‘family life’ op basis van artikel 8 EVRM.

Artikel 8 lid 1 EVRM:
Een ieder heeft het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

Of de omgangsregeling wordt toegekend, hangt primair af van of er sprake is van een zgn. ‘nauwe persoonlijke betrekking’. Centraal in de beoordeling staat in hoeverre je als grootouder een frequenter en intensiever contact met je kleinkind hebt gehad dan normaal is tussen een grootouder en een kleinkind. Een bloedband of af en toe contact is in principe niet voldoende.

Echter, zelfs als de nauwe persoonlijke betrekking er is, is het nog steeds niet zeker, omdat een rechter altijd in het belang van het kind kan afwijken. Deze redenen zijn in de wet opgesomd in artikel 1:377a lid 3 BW.

Artikel 1:377a lid 3 BW:
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Wijzigingen van (vastgestelde) omgangs-/zorgregelingen is iets dat we veel zien. In principe staat het ouders vrij om wijziging van een vastgestelde omgang te vragen en zo nodig aan de rechter voor te leggen. Er kunnen verschillende redenen zijn.

De wettelijke basis hiervoor is staat in art. 1:377e BW.

Artikel 1:377e BW:
De rechtbank kan op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Het kan uiteraard gaan om een vermeerdering of een vermindering van omgang. Het wetsartikel stelt dat herziening van een omgangs-/zorgregeling door de rechter altijd mogelijk is als aan één van twee voorwaarden is voldaan.

  1. Wijziging van omstandigheden. OF
  2. Bij het nemen van de beslissing is de rechter van onjuiste of onvolledige gegevens uitgegaan. Lees in dit kader ook onze Special: De waarheid centraal.

Het is aan de verzoekende ouder om aannemelijk te maken dat aan één van deze twee voorwaarden wordt voldaan. De rechter neemt een beslissing waarbij het belang van het kind een overweging van eerste orde is. M.a.w. de rechter maakt een belangenafweging.

In dit soort zaken wordt al snel ‘gewijzigde omstandigheden’ aangenomen. Voorbeelden zijn:

  • Omdat het kind inmiddels ouder is en andere/eigen behoeften heeft.
  • Een ouder verbleef eerst op grotere afstand van het kind, doch is onlangs in de directe nabijheid gaan wonen van waar het kind de hoofdverblijfplaats heeft.
  • De niet-hoofdverzorgende ouder kan vanwege wijzigingen in de arbeidssfeer structureel meer zorg invullen.
💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
In de praktijk is er geen verschil tussen een zorgregeling en een omgangsregeling.

Er wordt over zorgregeling gesproken als de betreffende ouder ook ouderlijk gezag heeft. Heeft deze ouder geen ouderlijk gezag dan heeft deze een omgangsregeling. In beide gevallen wordt het contact tussen het kind en de niet-hoofdverzorgende ouder bedoeld.

Overigens kunnen niet-biologisch ouders en andere verzorgers zoals grootouders een omgangsregeling hebben. Lees hiervoor onze Special: Omgang niet-ouder en grootouder.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Als je je ernstig en gefundeerd zorgen maakt over de veiligheid van je kind bij de andere ouder, zoals door geweld, drugs en/of psychische problematiek, dan is het in principe mogelijk om een vastgestelde omgang niet na te komen, ook zonder tussenkomst van een rechter. Je zou zelfs kunnen zeggen dat in een situatie van acute en zeer ernstige onveiligheid dit je plicht is als ouder.

Het is echter van belang dat je er alles aan doet en hebt gedaan om het staken van de omgang te voorkomen. Het is daarbij belangrijk dat je kunt aantonen dat het niet-nakomen van de omgang echt de enige optie is en dat je kunt onderbouwen waarom een beslissing van een rechter niet kan worden afgewacht. Ook is het belangrijk dat je je blijft inzetten voor een herstel van de omgang, tot het moment dat een rechter je van deze verplichting ontslaat.

Een kind heeft recht op omgang met beide ouders. Dit betekent dus dat je met het niet-nakomen niet alleen het recht van de andere ouder schendt, maar vooral ook het recht van je kind op deze omgang. Met het niet-nakomen van de omgang schend je bovendien je plicht om de band tussen je kind en de andere ouder te bevorderen. Ook is het onterecht niet-nakomen van de omgang een vorm van ex-partnerstrijd, wat weer een vorm van kindermishandeling is.

Als je de omgang niet-nakomt, dan moet je daarvoor dus een grond hebben die zo zwaarwegend en urgent is, dat het recht op omgang hiervoor moet wijken, zoals bijvoorbeeld in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam.

De wet geeft in artikel 1:377a lid 3 BW een aantal ontzeggingsgronden voor omgang waar een rechter zijn beslissing op kan baseren. Het is logisch om daarbij aan te sluiten.

Artikel 1:377a lid 3 BW:
De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De gedragingen die tot een succesvolle ontzegging van de omgang leiden zijn velerlei, doch je kunt bijvoorbeeld denken aan meer dan recreatief middelenmisbruik, dat iemand zich keer op keer niet aan een vastgestelde omgang houdt, het kind (heeft) misbruikt of het kind in een levensbedreigende situatie heeft gebracht. Ook ernstige bezwaren (niet het gevolg van oudervervreemding) van een kind van 12 jaar of ouder kunnen een grond vormen.

Als je twijfelt over of er voldoende veiligheid voor je kind is bij de andere ouder, dan wordt in principe van je verlangd dat je overleg daarover initieert met de andere ouder. En dat je zoekt naar mogelijkheden waarin enerzijds rekening wordt gehouden met die zorgen, maar anderzijds ook met het belang van het kind dat deze contact blijft houden met beide ouders, aldus Rechtbank Zeeland-West-Brabant in deze uitspraak.

Houd er rekening mee dat de andere ouder zeer waarschijnlijk een kort geding start om de omgang te herstellen. Zijn je gronden niet voldoende, worden ze door de andere ouder weerlegd en kan je deze vervolgens ook niet bewijzen (aldus Rechtbank Rotterdam in deze en deze uitspraak), dan kan dit ertoe leiden dat je een dwangmiddel zoals een dwangsom opgelegd krijgt. Mogelijk word je ook veroordeeld in de proceskosten die de andere ouder moet maken voor rechtsbijstand. Ook zien we regelmatig dat dit type situaties versneld tot een ondertoezichtstelling leiden.

Wil je meer inzicht in je strafrechtelijke risico’s, lees onze Special: Aangifte bij niet-nakoming omgang.

Schakel eventueel ook Veilig Thuis in voorafgaande aan de niet-nakoming. Het slechts ‘melden’ is o.i. onvoldoende. Het is een veelgebruikte taktiek van niet-welwillende ouders om organisaties zoals Veilig Thuis in te zetten voor de strijd. Hiervan heb jij als welwillende ouder met terechte zorgen mogelijk last. Doe dus alles wat je kunt om ervoor te zorgen dat je niet bij voorbaat zo wordt weggezet. Passende inleidende communicatie kan bijdragen aan je geloofwaardigheid, mocht deze stap nodig zijn.

Let op!
Advocaten mogen hun cliënt niet zomaar adviseren om een vastgestelde omgang niet na te komen. Dit kan slechts als er “bijzondere en objectiveerbare omstandigheden” zijn, aldus deze uitspraak van het Hof van Discipline Den Bosch.

Dat het ook anders kan, blijkt uit deze deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. Het vonnis beschrijft een deel van de zeer schadelijke communicatie en het gedrag van de vader gericht aan de moeder en de kinderen. Voor de rechter stond vast dat de vader een alcoholprobleem had. De rechter nam daarom in zijn vonnis op dat als de vader de voorwaarden van de omgang met zijn kind zou schenden, de moeder gerechtigd was om de uitvoering van de zorgregeling te schorsen.

Tot slot: Helaas gebeurt het dus ook dat ouders zorgen opblazen en vinden dat hun zienswijze maatgevend is en daar zonder rechterlijke beslissing op handelen. Dit leidt jaarlijks tot zeer veel kort gedingen over o.a. omgang en verhuizing. Dit moet stoppen. De ouders en kinderen die zich wél in acute noodsituaties bevinden hebben hier last van. Acute noodsituaties uitgezonderd heeft geen enkele ouder – zonder rechterlijke beslissing instemming daarmee – het recht om de ouderlijke plichten voortvloeiende uit de rechten van het kind naast zich neer te leggen en zich zelfbepalend te gedragen. Dit is namelijk eigenrichting. Lees ook deze opinie: Supercompensatie bij onterechte niet-nakoming omgang.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 10 februari 2025
Dat kinderen af en toe ziek zijn is een gegeven. Dat beide ouders in principe even goed voor een ziek kind kunnen zorgen ook. Belangrijk is dat ziekte van het kind niet tussen jou en je ex-partner komt te staan. Hierdoor kan het kind zich schuldig gaan voelen voor het ziek zijn en dit behoren ouders te allen tijde te voorkomen.

Een globale gedragslijn:

  • Is je kind wel vervoerbaar, want bijvoorbeeld ook vervoerbaar naar de huisarts, dan vormt dit geen reden om de omgang niet na te komen.
  • Is je kind niet vervoerbaar (op indicatie van een arts), dan is dit een reden om de omgang niet na te komen. Een juiste de-escalerende informatieverstrekking aan de andere ouder is essentieel. Zie ook de opties hierna.

Als je kind zelf aangeeft niet verplaatst te willen worden, maar kan dit medisch bezien wel, dan zijn er een aantal opties:

  • Je kunt spanningen tussen jou en je ex-partner makkelijk voorkomen door toegang te geven tot jullie kind, bijvoorbeeld in de vorm van een ziekenbezoekje. Ook draagt een eigen voorstel voor inhaal van gemiste dagen bij aan een goede verstandhouding. Het voorkomt ook dat een beeldvorming van ‘misbruik van ziekte’ bij de andere ouder gaat ontstaan.
  • Je kunt de zorgcapaciteiten van de andere ouder actief promoten en de switch dus ook bevorderen, mits je kind wel vervoerbaar is. Als jullie beiden elkaars zorgkwaliteiten naar jullie kind toe ondersteunen, dan is dit het duidelijkst en prettigst voor jullie kind; ‘uitzieken is bij papa of mama is tenslotte net zo fijn.’

Zorg tijdens ziekte is onderdeel van ‘waardevolle hechtingsmomenten’ waarop een kind recht heeft om ze met beide ouders te hebben. Dit geldt zowel voor (zeer) jonge kinderen als oudere kinderen. Hiermee bevorder je de band tussen je kind en de andere ouder, hetgeen een wettelijke actieve inspanningsplicht is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Zoek je alleen of samen (door omstandigheden) naar een minimum-regeling? Bekijk deze dan primair vanuit het kind.

We raden aan om hiervoor aansluiting te zoeken bij de hechtingsleer en de praktische uitvoerbaarheid van de regeling voor kind en ouder(s). Ons voorstel is daarom de vraag te herformuleren, nl:

Hoeveel contactmomenten moeten er zijn voor voldoende waardevolle hechtingsmomenten met een ouder, zodat het kind de band kan opbouwen, veilig hecht en veilig gehecht blijft?

Het antwoord: Dit hangt geheel af van de omstandigheid of beide ouders de regeling ook daadwerkelijk steunen, en bijvoorbeeld ‘de draagkracht’ van het kind.

Als basis geldt, dat een kind recht heeft om gelijkwaardig door beide ouders verzorgd en opgevoed te worden. Het is een universeel recht, dat zowel in de Nederlandse wet als in internationale verdragen is verankerd.

Artikel 1:247 lid 4 BW:
Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, of na het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.
Artikel 24 lid 3 EU-Handvest:
Ieder kind heeft het recht, regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met zijn beide ouders te onderhouden, tenzij dit tegen zijn belangen indruist.
Artikel 8 lid 1 EVRM:
Een ieder heeft het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Artikel 9 lid 3 IVRK:
De Staten die partij zijn, eerbiedigen het recht van het kind dat van een ouder of beide ouders is gescheiden, op regelmatige basis persoonlijke betrekkingen en rechtstreeks contact met beide ouders te onderhouden, tenzij dit in strijd is met het belang van het kind.
Daarom, als de vader een beschikbare, welwillende en capabele vader is, dan behoort een gelijkwaardig contact in dit licht ook het doel te zijn.

In de rechtspraak wordt er desondanks regelmatig van een gelijkwaardig contact afgeweken. De redenen hiervoor kunnen bijvoorbeeld zijn:

  • Fysiek en/of emotionele onbeschikbaarheid van een ouder.
  • Een grote reisafstand/reistijd tussen beide ouders.
  • De ‘draagkracht’ van moeder en/of kind.

Feitelijk zijn dit geen juridische gronden. Het is dus ook niet een terrein waar juristen over kunnen (en zouden mogen) adviseren. Komen ouders er samen niet uit, dan is dit bij uitstek een onderwerp waarover de rechter de Raad voor de Kinderbescherming om advies vraagt. Zoek je hierin richting, dan is het raadzaam om steun te zoeken bij bijv. een GZ-kinderpsycholoog.

Een minimale omgang met één van de ouders kan vanuit het kind bezien overigens prima functioneren. Daarvoor is wel een vereiste dat het kind ook daadwerkelijk ervaart dat beide ouders de regeling onvoorwaardelijk steunen, dat het kind voor de omgangsmomenten emotionele toestemming ervaart en dat de banden tussen het kind en de andere ouder actief worden bevorderd. De hoofdverzorgende ouder heeft hierin – gezien de zorgverdeling – de hoofdverantwoordelijkheid.

Aan dit gevoel bij het kind van ‘positieve bevordering’ kan deze ouder bijdragen door zeer ruimhartig over het kind te blijven communiceren met de uitwonende ouder, hetgeen van die ouder op basis van de informatieplicht mag worden gevergd. Ook kan volledige vrijheid voor het kind in de communicatie met uitwonende ouder, via WhatsApp/videobellen etc., eraan bijdragen dat het gedeeltelijke gemis aan fysieke contact wordt gecompenseerd.

Beide zaken hebben tot doel om de uitwonende ouder aangehaakt te houden aan (het leven van) het kind en daarmee het kind ook het gevoel te geven dat deze ouder geïnteresseerd en beschikbaar is.

Het kind heeft recht op een veilige sociaal emotionele ontwikkeling en daartoe hoort bijvoorbeeld ook dat deze opgroeit met een positief ouderbeeld (van de vader), ondanks dat er minimaal contact is. Groeit het kind niet op met een positief beeld van beide ouders, dan vormt dit mogelijk reden voor een kinderbeschermingsmaatregel.

Maak je je ernstig en gefundeerd zorgen over de veiligheid van je kind? Lees dan ook de V&A: Ik heb ernstige zorgen. Toch de omgang nakomen?

Is je kind nog een baby, dreumes of peuter en zoek je naar handvatten, lees dan zeker ook onze Special: Omgang met baby, dreumes of peuter.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Een ASS (Autisme Spectrum Stoornis) kan een invloed hebben op de (veilige) hechting van het kind met de vader of de zorg en opvoeding die het kind ontvangt. Tegelijk zijn er allerlei gradaties van autisme. Een lichte vorm kan bijvoorbeeld een kind juist veel structuur geven, wat ook als positief te zien is.

Rijzen twijfels over de geschiktheid van de autistische vader als verzorger en opvoeder en wordt dit voor een rechter gebracht door de andere ouder, dan zal de rechter bijna altijd de Raad voor de Kinderbescherming om advies vragen.

Blijkt tijdens het onderzoek dat de vader prima functioneert en dat het kind (naar omstandigheden) uitstekend gedijt bij zijn/haar vader, dan zal er gewoon omgang kunnen zijn. Deze kan ook (tijdelijk) begeleid worden.

Let wel, binnen zo een procedure wordt nooit slechts één zijde bekeken. Er kunnen ook contra-indicaties zijn bij de moeder, waardoor de rechter voor een keuze kan komen te staan om de zorg bijvoorbeeld toch grotendeels bij de autistische vader neer te leggen.

Als er sterke contra-indicaties zijn aan beide zijden dan kan de rechter ook tot een ondertoezichtstelling en/of (voorlopige) uithuisplaatsing beslissen. Dit kan in een pleeggezin zijn of binnen het netwerk.

Als welwillende ouder is het essentieel om waar mogelijk omgang tussen kind en de autistische vader positief te ondersteunen en faciliteren, mits dit veilig kan uiteraard. Het recht van het kind op contact met beide ouders is namelijk een zeer zwaarwegend recht waar in principe alleen van wordt afgeweken als het kind ernstig zou worden bedreigd in zijn/haar ontwikkeling, of als er concrete veiligheidsrisico’s zijn.

Gaan er dingen ‘mis’ in de zorg voor een jong kind kijk dan eens samen met bijvoorbeeld het consultatiebureau naar oplossingen die vader meer structuur en houvast bieden. Gaat het ernstig mis, dan zou dit een tijdelijke eenzijdige staking van de omgang kunnen rechtvaardigen. Lees hierna ook het antwoord voor die situatie.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 oktober 2024
In principe behoort een omgangsregeling te worden nagekomen tot het moment dat een kind meerderjarig wordt. Het is een algemene misvatting dat er op 12 jarige leeftijd een keuzemoment komt.

Wanneer een geschil over een omgangsregeling aan de rechter wordt voorgelegd, dan moet de rechter een kind van 12 jaar en ouder vragen naar zijn/haar mening. Jongere kinderen kán de rechter naar zijn/haar mening. De rechter maakt echter zelfstandig een afweging wat in het belang van het kind is. Hierbij worden alle feiten en omstandigheden meegewogen.

Dit leidt er regelmatig toe dat de expliciete wens van het kind terzijde wordt geschoven. We zien gelukkig steeds meer dat rechters zo een beslissing van een heldere voor het kind begrijpbare motivering voorzien.

Het is een situatieafhankelijke afweging wanneer de wens van het kind wel of niet prevaleert boven bijvoorbeeld het recht van een ouder op contact met zijn/haar kind cq de plicht tot verzorging en opvoeding. Belangrijk om op te merken is, dat kinderen ook volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in o.a. deze uitspraak geen vetorecht hebben.

79.  There is currently a broad consensus in support of the idea that in all decisions concerning children, their best interests must be paramount (see Neulinger and Shuruk v. Switzerland [GC], no. 41615/07, § 135, 6 July 2010, and Strand Lobben and Others v. Norway [GC], no. 37283/13, § 204 10 September 2019). The child’s best interests may, depending on their nature and seriousness, override those of the parents. However, while the Court’s case-law requires children’s views to be taken into account, those views are not necessarily immutable, and children’s objections, which must be given due weight, are not necessarily sufficient to override the parents’ interests, especially their interest in having regular contact with their child (see Pisică v. the Republic of Moldova, no. 23641/17, § 65, 29 October 2019). In particular, children having the right to express their own views should not be interpreted as effectively giving them an unconditional veto power without any other factors being considered and an examination being carried out to determine their best interests (ibid.).

De rechter van Rechtbank Noord-Nederland in deze uitspraak bijvoorbeeld verwoordde het als volgt in een kind gerichte beschikking: “Omgang is dus niet vrijblijvend. Net zoals dat je naar school moet en naar de tandarts, is het ook nodig dat je contact hebt met je beide ouders.”

Stel echter je hebt een 16-17 jarige die niet meer naar de andere ouder wil. Eigenlijk wil je in dit stadium zo vlak voor meerderjarigheid zaken tussen vooral buiten de rechtbank regelen en de verhouding naar de toekomst toe positief en open houden. Handel als ouders nooit uit wrok of rancune. Ondersteun het contact tussen je kind en de andere ouder. Het is één van de plichten die je als ouder hebt.

Een expliciete of impliciete verstoting van een ouder door een nagenoeg meerderjarig kind, is een thema waar de rechtspraak eigenlijk geen oplossingen voor heeft. We hebben een visie neergelegd hoe dit wel eventueel opgelost zou kunnen worden.

Zijn er zeer sterke (ook door derden vastgestelde) contra-indicaties aan de zijde van de andere ouder en kom je er met de andere ouder niet uit? Dan resteert eigenlijk slechts voor je kind procederen. Ook kan het kind van 12 jaar of ouder zelf een verzoek doen aan de rechter. Dit heet de informele rechtsingang.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Nee, een kind kan niet zelf bepalen of en wanneer er omgang is. Omgang is niet vrijblijvend. Bovendien schendt je je ouderlijke plichten als je de keuze aan je kind laat.

De rechter van Rechtbank Noord-Nederland verwoordt het in deze uitspraak als volgt richting het kind:

“Over zes maanden vind ik dat de omgangsregeling wel weer volledig moet starten en dat je je vader minimaal één keer in de zes weken twee uren onder begeleiding moet zien. (…) Omgang is dus niet vrijblijvend. Net zoals dat je naar school moet en naar de tandarts, is het ook nodig dat je contact hebt met je beide ouders.”

Het is volgens de Raad voor de Kinderbescherming en de rechtspraak bovendien te laat als je als ouder wacht met het meewerken aan omgang, totdat je kind vraagt of hij/zij omgang mag hebben met de andere ouder (uitgezonderd bij ernstige contra-indicaties). Deze houding draagt niet bij aan een gezonde identiteitsontwikkeling van het kind en is daardoor niet in het belang van het kind. Wachten tot je kind zelf vragen stelt betekent dat er zich in het kind al een langdurige interne worsteling heeft afgespeeld, aldus Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak.

Een ouder heeft de plicht om – los van de eigen situatie – de ontwikkeling van het kind te volgen. Dit vraagt zo nodig ook dat de ouder aan de slag gaat met zichzelf om deze omgang positief te kunnen ondersteunen. Een dergelijke situatie was o.m. aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Gezaghebbende ouders hebben bovendien de plicht om het contact tussen het kind en de andere ouder actief te bevorderen. Lees ook over ouderschapsnormen.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 10 oktober 2023
Zo een trieste gebeurtenis verdient coulantie en een duidelijke richtlijn voor de overlevende ouder om het contact tussen het kind en de familie van de overleden ouder te bevorderen. Zoiets is er echter niet.

Realiteit is dat, als de overlevende ouder niet wil, ook in dit soort situaties uiteindelijk de rechter hierin een beslissing neemt als je als grootouder (of betrokken familielid) een omgangsregeling verzoekt. Er moet sprake zijn van een ‘nauwe persoonlijke betrekking’ tussen het kind en jou. Daarnaast moeten er geen zwaarwegende contra-indicaties zijn (grote spanningen bijvoorbeeld op volwassenniveau).

Artikel 1:377a lid 1 BW:
Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
Lees onze special: Omgang niet-ouders en grootouders voor uitgebreide informatie over dit onderwerp.

Heb je je kleinkind nog nauwelijks gezien of er niet frequent voor kunnen zorgen, dan is de kans dat dit wel lukt haast nihil.

Een dergelijke situatie was bijvoorbeeld aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem. In deze situatie was de vader 3 maanden na de geboorte overleden. De grootmoeder van vader’s zijde trachtte een omgangsregeling te krijgen met haar kleinkind. Het hof besliste echter daartegen, omdat er geen ‘family life’ zou zijn opgebouwd in die korte periode tussen het kleinkind en de grootouder. De grootouder had namelijk niet aangetoond dat er sprake was geweest van frequenter en intensiever contact, dan normaal is tussen een grootouder en een kleinkind.

Dit is overigens één van de redenen waarom wij pleitbezorger zijn van een uitbreiding van artikel 1:247 lid 3 BW tot de bredere familiekring en niet alleen ‘de andere ouder’.

Artikel 1:247 lid 3 BW:
Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.

Er zijn echter rechters die ook in afwezigheid van een nauwe persoonlijke betrekking èn family life toch een omgangsregeling vaststellen. In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland waarin de moeder was overleden, liet de rechter de wens van het kind van ongeveer 12 jaar vóór een omgangsregeling met de oom en tante prevaleren. De vraag is natuurlijk of de vader in hoger beroep gaat en of deze uitspraak alsdan stand houdt.

De rechtspraak lijkt echter te kenteren. Zie deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam, waarin er door de rechter vanwege hogere rechtspraak van het EHRM er wel een nauwe persoonlijke betrekking werd vastgesteld (doch uiteindelijk toch geen omgang).

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Bij conflictscheidingen zien we regelmatig dat een (hoofdverzorgende) ouder een begeleide omgangsregeling wil tussen het kind en de andere ouder. De argumentatie is steevast dat deze ouder zich zorgen maakt over de zorgcapaciteiten van de andere ouder of dat de omgang het kind te zeer belast.

De zorgen van deze ouder kunnen oprecht, maar ook geacteerd zijn. Ze kunnen proportioneel, maar ook disproportioneel zijn. Het voorstel zou kunnen komen dat deze begeleiding alleen dient als geruststelling voor deze ouder. In dit soort situaties moet je erg voorzichtig zijn en zo een wens zeker nooit zomaar accepteren.

Ben je een capabele, beschikbare, welwillende ouder, dan geldt, nee, accepteer niet dat er via een (informele) BOR twijfel ontstaat over jouw zorg- en opvoedvaardigheden, of dat je daarmee zelf overbrengt dat je aan je eigen zorgcapaciteiten twijfelt. Accepteer je begeleiding, dan is de kans groot dat dit je jaren lang zal worden nagedragen.

Iedere ouder maakt na de geboorte een ontwikkeling door in het ouderschap, niemand is perfect en goed is goed genoeg. Mis je bijvoorbeeld specifieke ervaring (bijvoorbeeld een zeer jong kind in bad doen of verzorgen) vraag dan hulp bijvoorbeeld van een ervaren ouder of een kraamzorgbureau voor een paar ‘lessen’. Houd dit voor jezelf.

Heb je momenteel geen omgang en wordt de begeleide omgangsregeling gesteund door bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming, dan is het een andere situatie. Bij de rechter kan je natuurlijk wel verweer voeren tegen de BOR. Is deze eenmaal vastgesteld, dan is het zaak om er positief en constructief mee om te gaan.

Heb je twijfels over de oprechtheid van de ouder die begeleiding verzoekt? We gaan graag met je aan het werk om zo goed mogelijk met de situatie om te gaan.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

 

Bijgewerkt: 20 mei 2022
Ga je als ouders kort na de geboorte van jullie kind uit elkaar, dan is dit een gebeurtenis die impact heeft op de meest cruciale hechtingsfase voor het kind. Als ouders is het belangrijk om hier rekening mee te houden bij het overeenkomen van een zorgregeling.

In de rechtspraak rondom vechtscheidingen zien we helaas regelmatig zeer gepolariseerde standpunten waarbij één van de ouders (meestal de moeder) slechts zeer geringe omgang wil tussen het kind en de andere ouder (meestal de vader). Soms zijn er valide gronden, meestal echter niet. Dit betekent dat we dus in de rechtspraak veel lezen dat uit onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming – wat plaats heeft gevonden op verzoek van de rechter – géén contra-indicaties volgen voor de niet-hoofdverzorgende ouder.

In dat geval is het o.i. in het belang van het kind om zo snel mogelijk een (opbouwende) zorgregeling vast te stellen die ook toekomstbestendig is. Concreet betekent dit dat in lijn met de hechtingsleer er zo snel mogelijk moet worden gestart met frequent contact tussen het kind en de uitwonende ouder. Dit behelst bijvoorbeeld ook dat lange vakanties waarbij het kind één van de ouders in het geheel niet ziet, in het belang van het kind, dienen te worden uitgesteld.

Voor de band die het kind met de uitwonende ouder opbouwt is het van belang dat de omgang voldoende ‘kwalitatief hoogwaardige hechtingsmomenten’ heeft. Overnachten is één van die zaken die hier aan bijdragen, maar bijvoorbeeld ook het kind in bad doen. Het is dan ook logisch om de voorkeur te geven aan verzorging door de uitwonende ouder in plaats van verzorging door bijvoorbeeld grootouders van de zijde van de hoofdverzorgende ouder, of het onderbrengen van het kind bij een dagopvang.

Uiteindelijk is het natuurlijk voor beide ouders lastig om hun kind een deel van de tijd te moeten missen en zullen beide ouders dus ook concessies moeten doen.

Hoofdverzorgende ouders moeten zich realiseren dat het voor een uitwonende ouder makkelijker is om een iets kleinere initiële zorgtaak te accepteren als ook duidelijk is naar welke uiteindelijke verdeling er wordt opgebouwd; een opbouw en eindsituatie die door beide ouders (ook richting het kind) moet worden geaccepteerd.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
De rechter kan in het kader van een familierechtelijk procedure, uitgezonderd kinderalimentatiezaken, de Raad voor de Kinderbescherming op basis van artikel 810 Rv opdracht geven om onderzoek uit te voeren en advies uit te brengen.

De reden is dan veelal dat de rechter vindt dat deze nog over onvoldoende informatie beschikt om een beslissing te kunnen nemen die in het belang van het kind is.

De onderzoeksopdracht voor de raad is afhankelijk van het thema dat voor een beslissing bij de rechter voorligt. De rechter heeft complete vrijheid om deze vragen zelf vorm te geven. Er is echter wel een min of meer vast stramien. Overigens zou o.i. aan deze vraag standaard de vraag moeten worden toegevoegd in hoeverre (gezaghebbende) ouders (naar elkaar en naar het kind) eigenaarschap hebben genomen voor de ouderschapsnormen, alsmede voor de informatieplicht en de consultatieplicht. Dit zou bijv. een analyse omvatten van de inter-ouder gedragsdynamiek en -communicatie.

Voorbeeldvragen t.b.v. raadsonderzoek rondom een omgang tussen kind en ouder

  • Welke mogelijkheden en belemmeringen ziet de raad voor een (on)begeleide omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige]? Wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen weg te nemen? -> ‘Mogelijkheden’ duidt ook op een advies over de frequentie en duur van de omgang.
  • In hoeverre dient een professional de regie in het gezin te hebben om te waken voor de belangen van [minderjarige] op belastende momenten, zoals bij overdrachten? -> Duidt op de eventuele noodzaak van een ondertoezichtstelling en de betrokkenheid van een gezinsmanager of gezinsvoogd.
  • Hebben de ouders professionele ondersteuning nodig, en zo ja in welke vorm, om in het belang van [minderjarige] hun onderlinge communicatie te verbeteren? -> Duidt op het inzichtelijk krijgen van persoonlijke problematiek van de ouders en eventueel tussen de ex-partners aanwezige problematiek. Ook wil de rechter een voorstel van de raad voor een hulpaanbod, denk aan Kinderen uit de Knel, Ouderschap Blijft etc.
  • Komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet in het antwoord op de voornoemde onderzoeksvragen zijn vermeld, maar wel van belang zijn met betrekking tot de omgangsregeling, en zo deze bevindingen naar voren zijn gekomen, welke zijn dit? -> Geeft de raad veel vrijheid om het onderzoek naar eigen inzicht uit te breiden.

Voorbeeldvragen t.b.v. raadsonderzoek rondom (gezamenlijk/eenhoofdig) gezag over het kind 

  • In hoeverre komt een wijziging in het gezag tegemoet aan de belangen van het kind?

Informatie vertrouwelijk houden lastig/onmogelijk

Binnen de doelstelling van het onderzoek heeft de Raad voor de Kinderbescherming de vrijheid om naar eigen inzicht onderzoek te doen. Dit betekent dat er soms partijen/informanten worden geraadpleegd die wellicht incomplete informatie hebben, of informatie die verkeerd geïnterpreteerd zou kunnen worden. Hiertegen is feitelijk niets/weinig te doen omdat de raad hier een discretionaire bevoegdheid heeft. Dit is bevestigd in deze uitspraak van Rechtbank Gelderland. In contacten met de raad dienen behandelaars bijvoorbeeld zelf een afweging te maken welke informatie ze wel en niet verstrekken.

Heb je te maken met een raadsonderzoek dan is het cruciaal dat je aantoonbaar eigenaarschap toont (en hebt getoond) voor het verbeteren van de situatie voor je kind.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 7 mei 2025
Kinderen vanaf globaal een jaar of 8 hebben een zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Daarnaast kunnen kinderen door de rechter gehoord worden. Er is een trend om kinderen een grotere en ook steeds jonger een rol te geven in gerechtelijke procedures die over hen gaan. Enerzijds is dit een goede ontwikkeling, anderzijds levert (uitoefening van) dit recht ook loyaliteitsdruk op voor het kind.

De informele rechtsingang

De wet geeft op enkele punten kinderen van 12 jaar en ouder een zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Het kind kan dan zelf een brief sturen naar de rechter om een beslissing te vragen over:

De hierboven genoemde onderwerpen zijn limitatief. Dit betekent dat alleen dit soort onderwerpen via de informele rechtsingang aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Andere beslissingen, zoals bijvoorbeeld een (vervangende toestemming) schoolkeuze, kunnen niet langs deze weg door het kind worden voorgelegd. Deze zaak was bijvoorbeeld aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag. Ook kan het kind bijvoorbeeld niet de erkenning ter discussie stellen, zoals blijkt uit deze uitspraak van Rechtbank Den Haag.

Het belang van het kind een overweging van eerste orde (artikel 3 IVRK)

Wordt een situatie door het kind aan de rechter voorgelegd, dan beslist deze op basis van alle feiten en omstandigheden, waarbij het belang van het kind ‘een overweging van eerste orde’ is. Zo wordt ook aan beide ouders in principe gevraagd wat zij van het verzoek van het kind vinden. Het kan gebeuren dat de rechter het verzoek van het kind toewijst, gedeeltelijk toewijst/afwijst of geheel afwijst. Dat laatste was bijvoorbeeld aan de orde in deze uitspraak van Rechtbank Gelderland en deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Verder kan er ook een ‘verwijzing’ volgen naar vrijwillige hulpverlening voor de ouders. Dit was aan de orde in deze uitspraak van Rechtbank Overijssel.

Ook voor kinderen jonger dan 12 jaar

Zelfs kinderen jonger dan 12 jaar kunnen een informele rechtsingang gebruiken. De rechter beoordeelt dan ook of het kind ‘in staat is om zijn/haar eigen belangen te waarderen en te verwoorden’. Voorbeelden van rechtspraak rondom de “eigen rechtsingang” voor kinderen jonger dan 12 jaar kun je bijvoorbeeld lezen in de onderstaande uitspraken:

  • Een 10 jarige die de rechter een aanpassing van de omgangsregeling met zijn vader verzocht.
  • Een 8 jarige die de rechter verzocht om niet meer naar zijn vader te hoeven.

Natuurlijk is het wel zo dat naarmate het kind ouder is, steeds meer waarde wordt gehecht aan zijn/haar mening. Gezaghebbende ouders dienen ook rekening te houden met een toenemende mondigheid van het kind en hun toenemende behoefte zich naar eigen inzicht te ontwikkelen.

Kenbaar maken op elke wijze. Er zijn bovendien geen eisen wat betreft de inhoud.

Het kind kan een brief naar de rechter schrijven, een email zenden, maar ook gewoon met de rechtbank bellen bijvoorbeeld om het te starten. Afgezien dat duidelijk is wie het kind is en hoe het kind bereikbaar is, is in principe voldoende.

Extra aandacht voor beïnvloeding door een ouder

We zien de informele rechtsingang vooral ingezet worden in situaties waarin er al rechtszaken zijn gevoerd tussen de ouders. Dat een kind een informele rechtsingang kiest is daarom vooral een teken van het (blijvend) falen van de (gezamenlijke) ouderlijke verantwoordelijkheid.

De indirecte vraag die de rechter natuurlijk moet beantwoorden is in hoeverre het verzoek van het kind werkelijk op basis van de vrije wil van het kind tot stand is gekomen. Anders gezegd; in hoeverre een ouder daarin heeft gestuurd of een bepalende rol heeft gehad. In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland bijvoorbeeld legt de rechter de verzoeken van het kind over omgang en gezag naast zich neer omdat deze kennelijk zijn overgeschreven, aldus de rechter.

Starten van de informele rechtsingang ‘op elk moment’, in principe

In beginsel kan een minderejarige op elk moment een informele rechtsingang kiezen door een brief te verzenden, ook bijvoorbeeld wanneer er een hoger beroep dient in een zaak tussen beide ouders die een gelijk doel dient, aldus de Hoge Raad in deze uitspraak.

Soms echter is wat het kind vraagt al onderwerp geweest van een eerdere rechtszaak, zoals over gezamenlijk gezag. Deze beslissing kan dan niet terzijde worden geschoven op basis van een vraag van de kinderen via een informele rechtsingang, aldus Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak.

Ook hoger beroep is mogelijk

Leidt de informele rechtsingang bij de rechtbank tot een (deel-)beschikking, dan is hoger beroep tegen die beschikking ook mogelijk. Het kind heeft dan opnieuw een informele rechtsingang, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Geen procesreglement en verschillende ‘protocollen’ per gerecht; druk op rechtsbescherming ouders

De rechtsbescherming en de processuele aspecten rondom de informele rechtsingang voor ouders zijn (nog) niet geformaliseerd. Daarnaast is het proces tussen de rechtbanken niet uniform. We zijn van mening dat er voor de informele rechtsingang een uniform processchema moet komen, zoals dat er in de vorm van het procesreglement voor bijvoorbeeld verzoekschriftprocedures wel is.

Aan ouders die een uitnodigingsbrief krijgen voor een zitting wordt bijvoorbeeld geen uitleg gegeven over de gronden, althans niet verder dan benoeming van het hoofdonderwerp; bijvoorbeeld omgang – en/of gezag. Ook staat er niets over het al dan niet meenemen of verplicht zijn van een advocaat.

Als ouder zou je er in beginsel van uit mogen gaan dat de rechter tijdens op op basis van de eerste zitting niet zomaar ‘grote definitieve beslissingen’ neemt, zonder de ouders in de gelegenheid te stellen hiervan wat te vinden en nader bewijs in te te dienen en eventueel zelf verzoeken te doen. Rechters vragen ook wel of een ouder de verzoeken van het kind wil ‘overnemen’. De informele rechtsingang evolueert in een situatie van gezamenlijk gezag dan naar een zogenaamde artikel 1:253a BW procedure (geschillenregeling), waarna de ‘normale procesregels’ gaan gelden. Wil je als ouder je schriftelijk verweren en/of zelf verzoeken, dan heb je een advocaat nodig.

Dat de rechter in beginsel geen ‘grote definitieve beslissingen’ neemt in/na een eerste zitting na een informele rechtsingang wil niet zeggen dat er niet wel ‘voorlopige beslissingen’ kunnen worden getroffen door de rechter. Deze kunnen een enorme impact hebben, zeker wanneer deze voorlopige beslissing inbreekt op een vastgestelde en lopende omgang. Dit aspect vormt ook het grootste bezwaar tegen de informele rechtsingang.

Als ouder krijg je pas op de zitting te horen wat je kind heeft aangegeven. Hierdoor kan het moeilijk zijn om hierop goed te reageren. Er kunnen voorlopige beslissingen worden genomen die een nieuwe situatie creëren, die wel degelijk effecten voor de lange termijn kunnen hebben.

Gezien de standpunten die we ingenomen zien worden is het o.i. overigens waarschijnlijk dat tenminste één ouder wél op de hoogte is van de inhoud van wat het kind naar de rechtbank heeft gezonden. Ook dit ondermijnt o.i. de rechtsbescherming van de ouder die daaraan primair onderworpen is omdat die zich pas op zitting inhoudelijk kan verweren en zich ook niet inhoudelijk kan voorbereiden op de door het kind (in afstemming met de andere ouder) ingenomen standpunten.

Voorbeelden informele rechtsingang

Een kind van 15 jaar gebruikt een informele rechtsingang om een zorgregeling die aangepast is van co-ouderschap naar een om-het-weekend-regeling met de vader definitief te maken. De rechter neemt dit verzoek over en overweegt o.a. dat:

Hij kan zijn wensen en behoeften nu daarom goed verwoorden. [minderjarige (voornaam)] zegt dat hij blij is met deze zorgregeling en de Raad ziet dat deze regeling [minderjarige (voornaam)] rust en duidelijkheid biedt. En dat is wat hij nodig heeft om zich verder goed te ontwikkelen. Verder blijkt uit het Raadsrapport dat het contact tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] de afgelopen periode is verbeterd en zo ervaren de ouders en [minderjarige (voornaam)] dat zelf ook. De vader hoopt nog steeds op meer contact met [minderjarige (voornaam)] en vindt de uitkomst van het Raadsonderzoek verdrietig, maar hij vindt het advies van de Raad wel genuanceerd opgeschreven. Een ruimere zorgregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] vindt de rechtbank nu net als de Raad ook niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] . Als [minderjarige (voornaam)] nu tegen zijn wil in langer of vaker bij de vader moet zijn, is er een zekere kans dat dit het contact tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] op een negatieve manier beïnvloedt.

Volledige uitspraak

Een kind van 12 jaar woont al heel zijn leven in het gezin van zijn pleegouders. Hij heeft 1 maal per 6 weken kort contact met zijn biologische moeder. Het kind wil dat deze omgang wordt verminderd naar 1 maal per 3 maanden. De rechter gaat hierin mee.

Volledige uitspraak

Een kind van 12 jaar schrijft een brief naar de rechtbank en uit daarin de wens om meer bij zijn vader te verblijven. De rechter stelt vast dat deze wens meer een uiting is van het loyaliteitsconflict waarin het kind zich bevindt. De oplossing ligt bij de ouders.

De rechter maakt daarop geen gebruik van haar ambtshalve bevoegdheid om de hoofdverblijfplaats of zorgregeling te wijzingen.

Volledige uitspraak

Een minderjarige jongen stuurt een brief naar de rechtbank waarin hij aangeeft liever bij zijn vader te wonen. Eerder ging hij om het weekend naar zijn vader. Bij zijn moeder thuis zijn er echter problemen. Er is veel ruzie en er zijn ook problemen met de vriend van moeder. Er heeft een handgemeen plaatsgevonden tussen het kind en de vriend.

De rechter houdt de zaak 5 maanden aan in afwachting van de resultaten van hulpverlening voor beide ouders. Deze hulpverlening heeft tot doel om onbelast contact tussen het kind en de moeder te herstellen. Wel geeft de rechter mee het ok te vinden dat het kind voorlopig bij zijn vader verblijft.

Volledige uitspraak

Naschrift:

Wat vooral opvalt in deze uitspraak is de kritiekloze beoordeling van de situatie en in het bijzonder de mogelijke inbreng door i.c. de vader individueel, de moeder individueel en ouders gezamenlijk. Het is o.i. een schoolvoorbeeld hoezeer het kind verantwoordelijk wordt gemaakt voor het bewerkstelligen van een oplossing. De druk wordt met deze beslissing ook volledig bij de moeder neergelegd die geforceerd wordt door allerlei onbepaalde doelen/hoepels heen te springen.

Het had de rechter gesierd om ook richting de vader in ieder geval de opdracht neer te leggen om een actieve en constructieve rol te vervullen in het herstel van een situatie waarin het kind tenminste een gelijkwaardig onbelast contact heeft met beide ouders. Veel van dit soort ‘hersteltrajecten’ falen namelijk, vanwege het gebrek aan eigenaarschap van de ‘nieuwe hoofdverblijfouder’. De beslissing belet de vader ook niet om achterover te gaan zitten terwijl er eventueel hulpverlening wordt gezocht en die veelal een wachtlijst van maanden heeft. Tot slot, waarom direct vluchten naar hulpverlening? Waarom ouders niet juist de gelegenheid geven om hierin zelf naar voren te stappen en dit als rechter toetsen?

Een meisje van 16 jaar stuurt een brief naar de rechter omdat ze een andere omgang met haar vader wil. Uit de beschrijving van de zaak volgt dat de vader eigen (medische) omstandigheden aanvoert op basis waarvan het voor hem lastig is om om te gaan met het puberende gedrag van zijn dochter. Het meisje voelt zich echter ongelijk behandeld ten opzichte van haar jongere broer. De moeder stelt het wel belangrijk te vinden dat er omgang is tussen vader en dochter.

De rechter oordeelt dat een bijzondere curator wordt benoemd met meerdere specifieke onderzoeksvragen.

Volledige uitspraak

Naschrift:

Wat vooral opvalt in deze uitspraak is dat de bijzondere curator ook de volgende opdracht meekrijgt: Hoe verloopt de communicatie tussen de ouders en indien deze voor verbetering vatbaar is, op welke wijze kan dit worden bewerkstelligd? Het spreekt voor zich dat dit niet slechts de huidige communicatie moet omvatten, doch ook de historische.

Het recht om gehoord te worden

Afgezien van de informele rechtsingang is er ook nog het recht van het kind om gehoord te worden  (art. 12 IVRK en art. 809 Rv).

Kinderen van 8 jaar en ouder (voor 1 januari 2025 12 jaar en ouder) worden in de gelegenheid gesteld hun mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken wanneer een gezagsvoorziening, een omgangsregeling, een informatie- of consultatieregeling of een regeling omtrent de verblijfplaats wordt gevraagd. In zaken waarin alleen kinderalimentatie wordt gevraagd, kunnen kinderen van zestien tot achttien jaar in beginsel hun mening schriftelijk geven.

Dit ‘horen’ is alleen aan de orde als de ouders een procedure aanhangig maken over zaken die het kind rechtstreeks aangaan. Zo worden kinderen in zaken over bijvoorbeeld partneralimentatie niet gehoord.

Het is ook niet zeker dat aan de stem van het kind enig gewicht wordt toegekend. Zo overwoog Rechtbank Den Haag en deze uitspraak dat niet te doen omdat het kind zich in een loyaliteitsconflict bevond. Deze uitspraak is gevolgd door deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin het hof besloot om een kind van 10 jaar niet te horen omdat er sprake zou zijn van parentificatie en loyaliteitsproblemen.

Enkele waarschuwende woorden

Voor ouders die de informele rechtsingang en/of het horen mogelijk als oplossing zien om het kind de hete kolen uit het vuur te laten halen de volgende waarschuwing: Het het kind aanzetten om actief zelf een standpunt in te nemen richting de rechter kan tegen je werken omdat je hiermee feitelijk het kind tussen jou en de andere ouder in plaatst. Dit is een vorm van kindermishandeling. Je kunt ervan uitgaan dat de rechter scherp zal zijn op mogelijke indicaties van een beïnvloedende ouder.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

  • Overheidsinformatie voor het kind over het kindgesprek.
  • Rapport WODC over de procespositie en het hoorrecht van kinderen.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 30 april 2025
Of een psychische stoornis voor jou als welwillende ouder ertoe leidt dat je kind de omgang met jou kwijtraakt, hangt af van hoe de stoornis de feitelijke omgang beïnvloedt, en of dit ertoe leidt dat de andere ouder of een ‘instantie’ juridiseert. Het hangt daarmee primair af van jouw eigen gedrag.

Het is belangrijk om eigenaarschap te blijven nemen om je psychische stoornis zo min mogelijk je kind, de andere ouder en de communicatie tussen jullie als ouders te laten belasten. Je gedrag moeten zijn afgestemd om de aard, duur en intensiteit van de psychische stoornis.

Er zijn oplossingen en in principe is omgang voor het kind altijd veilig vorm te geven. Dit gaat dan door de omgang (tijdelijk) te laten begeleiden, eventueel door een professional.

De andere ouder heeft nooit het recht om eenzijdig omgang te staken puur vanwege het gegeven dat je bent gediagnosticeerd. Dit kan alleen een rechter beslissen. Wel kunnen de zorgen zo groot zijn dat het eenzijdig staken ‘verontschuldigbaar’ is.

Enkele tips:

  • Zorg eerst voor de basisveiligheid voor je kind en blijf voldoen aan de 14 voorwaarden voor goed-genoeg-opvoederschap. Neem daarvoor onvoorwaardelijk eigenaarschap.
  • Blijf je ook conformeren aan de ouderschapsnormen.
  • Probeer zo welwillend mogelijk te blijven communiceren en verwacht geen begrip van de andere ouder voor je stoornis. Begrip verdien je en kan je niet eisen.
  • Ben je het vertrouwen van de andere ouder kwijtgeraakt, probeer dan concreet te maken wat de verwachtingen over en weer zijn en zet het ook op schrift.
  • Als er afspraken met de andere ouder op schrift staan, deel deze afspraken dan ook met een vertrouweling die mee bewaakt of je je er aan houdt (en of de andere ouder zich eraan houdt).
  • Je kind heeft recht op een optimale fysieke, cognitieve en sociaal emotionele ontwikkeling. Is er iets dat dit mogelijk bedreigt? Werk aan oplossingen, eventueel met hulp. Soms betekent dit inderdaad dat omgang (tijdelijk) begeleid moet plaatsvinden.

Wordt je omgang door de andere ouder voor de rechter gebracht, dan kan het gebeuren dat de rechter de Raad voor de Kinderbescherming vraagt om een (beschermings)onderzoek te doen. Daarvoor kunnen door de rechter bijvoorbeeld de volgende onderzoeksvragen aan de raad worden meegegeven:

  1. Hoe beoordeelt de raad het welzijn van de vader, de moeder en het kind in brede zin op dit moment?
  2. Zijn er contra-indicaties voor een zorg-/contact-/omgangsregeling tussen de ouder met de psychische stoornis en het kind, gelet op de bij deze ouder aanwezige problematiek, en zo ja, welke zijn dat en op welke wijze kunnen die al dan niet worden ondervangen?
  3. Is het mogelijk om het kind (op dit moment) te leren om te gaan met het gedrag van de ouder, en zo ja op welke manier is dat het meest in zijn/haarbelang? En is het daarbij juist wel of niet in zijn/haar belang om een zorg-/contact-/omgangsregeling te bepalen tussen hen en deze ouder?
  4. Indien een zorg-/contact-/omgangsregeling tussen de ouder en de kinderen is aangewezen, hoe kan deze vorm krijgen, zodanig dat daarbij de draagkracht en het belang van het kind voorop staat? Is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
  5. Is de uitoefening van het gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind? Lees in dit kader ook: Verlies ik door mijn psychische stoornis het gezag?

Er kan bijvoorbeeld ook een onderzoek worden gedaan of het ouder-/opvoederschap ‘goed genoeg’ is, zoals in deze uitspraak. Ook kan verlangd worden dat er een persoonlijkheidsonderzoek wordt ondergaan, zoals in deze uitspraak.

Afhankelijk van de ernst van de situatie kan uiteindelijk de beslissing zijn, dat er geen omgang wordt vastgesteld, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Limburg, dat de omgang wordt ontzegd, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch of dat de omgang in handen wordt gegeven van de andere ouder, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. We zien vaker dat de omgang (tijdelijk) in frequentie wordt teruggebracht. Zijn beide ouders instabiel, dan kan dit leiden tot een uithuisplaatsing van het kind.

Reken niet op begrip van instanties of van de rechtspraak. We zien regelmatig dat mensen die dit treft qua ouderschap zeer ver achterop raken en ook jaren in onzekerheid blijven, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Hierin wordt o.m. beschreven dat alleen de rechtbank-procedure al bijna 5 jaar in beslag had genomen.

Neem altijd eigenaarschap, zoek hulp en wees transparant, ook naar de andere ouder. Dit niet doen kan ertoe leiden dat er geen omgang wordt vastgesteld en dat langs die weg bijvoorbeeld diagnostiek wordt afgedwongen, zoals in deze uitspraak.

Tot slot: Is er een samenloop met middelengebruik, dan kan het nóg lastiger zijn om omgang op hang te houden of weer op gang te brengen. Een voorbeeld van zo een situatie lees je in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam waarin het kind van 6 jaar na scheiding bij de vader woonde en aan de moeder een ‘ultieme poging’ werd gegund om de omgang weer veilig opgestart te krijgen. Lees in dit kader ook: V&A: Betekent drugsgebruik einde omgang?

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Zijn er indicaties aan de zijde van een ouder die mogelijk invloed hebben op de kwaliteit van de zorg voor het kind en kom je er samen niet uit? Dan is van belang om nauwkeurig en onafhankelijk te laten beoordelen wat (eventueel met hulp) wel mogelijk is.

Het is niet op voorhand te zeggen wat wel en niet haalbaar of passend is in jullie situatie. Het is van belang om hierbij professionals te betrekken, start eens bij het consultatiebureau met informatie in te winnen.

De wijze waarop je een eventuele aanpassing van de omgang richting de andere ouder inleidt is essentieel.

Enkele tips:

  • Voorkom dat het proces het kind (meer) klem zet.
  • Steek het in als een gezamenlijk belang om het best mogelijke voor jullie kind te bereiken.
  • Blijf depolariserend communiceren en geef de ander voldoende tijd.
  • Zet vooraf aangekondigde stappen en betrek de andere ouder bij deze stappen.
  • Sorteer zelf niet voor op eventueel uitkomsten, hiervoor zijn specialisten.
  • Handel (in principe) naar deze adviezen.

Kom je er samen niet uit of leidt een vrijwillig traject onvoldoende tot verbetering? Dan kan je de rechter een omgangswijziging vragen in een verzoekschriftprocedure, zie dit echter als een ‘laatste stap’, ook omdat de uitkomst in het familierecht altijd onzeker is en het zeer waarschijnlijk gaat leiden tot (verdere) polarisatie tussen jou en de andere ouder.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Lees ook dit (en bekijk het van de andere zijde)

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Wanneer je uit elkaar gaat en je hebt minderjarige kinderen, dan zal de dagelijkse zorg- en opvoeding verdeeld moeten worden. Daarnaast zal er een vakantieregeling moeten worden vastgesteld.

In principe is een gelijkwaardige verzorging en opvoeding vanuit wet en de rechten van het kind het uitgangspunt. Er kunnen echter praktische omstandigheden zijn die aanleiding geven voor een regeling die afwijkt. Eén van die omstandigheden kan zijn dat de ouders (inmiddels) ver uit elkaar wonen, één van de ouders (nog) niet beschikt over geschikte woonruimte of een ouder gebonden is aan een vast werkstramien (denk aan ploegendiensten).

In beginsel heeft een regeling met zo min mogelijk overdrachten tussen de ouders de voorkeur. Zijn de verhoudingen goed, dan kunnen er altijd momenten worden gecreëerd waarbij beide ouders ‘samen zijn’ in het zicht van de kinderen (denk aan gezamenlijke uitjes). Daarnaast zijn minder overdrachten bezien over een periode van 2 weken beter dan veel overdrachten. Meer dan 4 overdrachten wordt al snel te belastend voor het kind omdat het kind dan steeds tussen twee opvoedsituaties moet wisselen. Zie voor een voorbeeld waarin dit aan de orde was deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

Vaste onderdelen in een omgangsregeling

Bij het vormgeven van een omgangsregeling zijn een aantal hoofdcategorieën van belang:

  • Dagdagelijkse zorg en overnachting.
  • Feestdagen.
  • Moederdag/Vaderdag.
  • Verjaardagen van ouders en ‘personen in de inner-circle’ aan weerszijden.
  • Bij wie het kind de verjaardag viert, of bijvoorbeeld gewoon de zorgregeling wordt gevolgd,

Verder zijn er andere bijkomende zaken te regelen zoals:

  • Wie brengt / haalt en waar.
  • Wat te doen bij ziekte van het kind.
  • Hoe te handelen bij langdurige ziekte van een ouder.
  • Wanneer en hoe met elkaar in overleg te treden bij afwijkingen en hoe besluitvorming tot stand komt.
  • Hoe om te gaan met halen / brengen door stiefouders / partners of een kring van derden.
  • Hoe om te gaan met extra vrije dagen (studiedagen) van school.
  • Compensatie van ‘gemiste dagen’.

Voorbeelden van omgangsregelingen

Hierna zijn enkele voorbeelden beschreven van omgangsregelingen. Het doel hiervan is om je aan te zetten om ook buiten de klassieke kaders te denken. Een weekendregeling, waarbij de kinderen slechts om het weekend bij de uitwonende ouder zijn is niet meer ‘de standaard’.

Het is belangrijk om naar het aantal wisselingen te kijken en in hoeverre reisafstand/tijd van/naar school voor het kind een belemmering zou kunnen vormen. Ook zouden sociale aspecten, zoals waar de primaire sociale context van het kind zich bevindt, een factor kunnen vormen.

Het meest belangrijk bij het inrichten bij de zorgverdeling is echter is niet wat de regeling exact is, maar of beide ouders de omgangsregeling ook echt richting het kind ondersteunen en de band anderszins bevorderen. Neem je een standpunt in, waarvan je weet dat de andere ouder dit niet zal steunen, dan leid je de situatie naar (juridische) strijd.

O.i. is het in het belang van het kind om (binnen acceptabele grenzen) wederzijds flexibel om te gaan met ad-hoc wijzigingsverzoeken, mits vooraf overlegd. Een compensatieregeling kan scheefgroei en spanningen voorkomen.

Voorbeeld 1: Gelijkwaardige verdeling met weinig inter-ouder overdrachten.

Dagelijkse zorg:

Ouder 1 heeft omgang:

  • in de oneven weken van woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school, en
  • in de even weken van woensdagmiddag uit school tot de daaropvolgende maandagochtend naar school.

De ouder bij wie het kind is, brengt het kind naar school en de ouder naar wie het kind gaat haalt van school.

Voorbeeld 2: Ouder 1 die primair verantwoordelijk is voor de zorg door de weeks, zo veel mogelijk zorg voor ouder 2, met nog steeds (enkele) weekenden voor ouder 1.

Dagelijkse zorg:

Moeder/vader heeft omgang:

  • Week 1: Ouder 1: Van maandag uit school tot vrijdag naar school. Ouder 2: Woensdag uit school tot donderdag naar school. + Vrijdag uit school tot maandag naar school.
  • Week 2: Ouder 1: Van maandag uit school tot vrijdag naar school. Ouder 2: Vrijdag uit school tot maandag naar school.
  • Week 3: Ouder 1: Van maandag uit school tot vrijdag naar school. Ouder 2: Vrijdag uit school tot maandag naar school.
  • Week 4: Ouder 1: Van maandag uit school tot maandag naar school. Ouder 2: Woensdag uit school tot donderdag naar school.
  • Week 5: Zie week 1.

Omdat de 4-weekse regeling in de 4e tot 5e week tot een aaneengesloten periode leidt van geen contact met Ouder 2 van 12 dagen – wat over het algemeen als te lang’ wordt gezien – kan ervoor worden gekozen om in de 4e week een extra overnachting in te lassen bij Ouder 2.

Voorbeeld 3: Ouder 1 is verantwoordelijk voor de zorg door de weeks, echter alle weekenden voor ouder 2.

De titel spreekt voor zich. Deze regeling wordt veelal gecombineerd met een overdracht op zondagavond. Er is ook nog een variant waarbij ouder 1 nog enkele keuzeweekenden heeft per jaar. NB: We zien regelmatig dat hulpverleners, Raad voor de Kinderbescherming, advocaten en rechters deze regeling als ongebruikelijk bestempelen. Deze komt in de rechtspraak echter toch regelmatig voor. Zie voor een voorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam, deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland, deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en deze uitspraak van rechtbank Rotterdam.

Er kunnen redenen zijn om de overdrachten niet via school te doen, bijvoorbeeld vanwege reistijd in de spits voor het kind samen met Ouder 2.

‘Praktische omstandigheden’ kunnen wijzigen

De Nederlandse wet voorziet voor kinderen die uit een wettelijke verbintenis zijn voortgekomen in principe in een terugkeer naar een gelijkwaardige zorgverdeling als de ‘praktische omstandigheden’ die aanleiding hebben gegeven voor de afwijkende regeling er niet meer zijn.

Denk er hoe dan ook over na hoe je samen een herziening van de zorgverdeling adresseert en regelt. Dit gaat dan niet zozeer over of bijvoorbeeld een mediator te betrekken, maar over welke wijzigingen wel en niet tot een herziening van de zorgverdeling zouden kunnen leiden.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 30 april 2025
Of middelengebruik zoals drugs of alcohol mogelijk tot ontzegging van omgang leidt hangt o.m. af van de frequentie, intensiteit en timing van het gebruik. Ook kan de leeftijd van het kind een factor zijn.

Is het middelengebruik recreatief, onder controle en raakt het op geen enkele wijze de veiligheid of je emotionele beschikbaarheid voor je kind tijdens de omgang, dan is de kans gering dat dit tot een ontzegging of inperking leidt. Tegen een standpunt van de andere ouder, dat het gebruik wel problematisch of schadelijk is en aannemende dat sec het gebruik wel aangetoond kan worden, is het echter lastig verweer voeren, anders dan onthouding voor en na afloop van omgangsmomenten aan te tonen.

Heeft het middelengebruik wel impact op de omgang en/of gaat het middelengebruik zelfs door gedurende de omgang, of is het aannemelijk dat de ouder nog onder invloed is tijdens de omgangsmomenten, dan is er wel degelijk kans op ontzegging of inperking van de omgang. Het maakt niet uit of de betreffende ouder gezag heeft of niet.

  • Een dergelijke zaak was bijvoorbeeld aan de orde in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam. De rechter was klip en klaar: Drugs en verantwoord ouderschap gaan niet samen. Het resultaat was dat vader voor onbepaalde tijd de omgang met zijn kind van 8 jaar werd ontzegd. Wel werd opgemerkt dat als vader kon aantonen blijvend vrij te zijn van drugs hij weer een verzoek zou kunnen doen voor omgang.
  • In deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant overwoog de rechter dat: “De man eerst moet zorgen dat hij zijn leven op de rit krijgt en houdt, dus zonder gebruik van alcohol en drugs, alvorens er weer gekeken kan worden naar de mogelijkheden voor omgang (…)”.
  • In deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland overwoog de rechter o.m. dat: “de vader onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor wat er is gebeurd, en hoe hij zal voorkomen dat dat opnieuw gebeurt. Ook geeft hij zich onvoldoende rekenschap van de impact daarvan op [zijn kind].” en “De rechter vindt het zorgelijk dat de vader niet veel verder komt dan te zeggen dat hij er vertrouwen in heeft dat hij geen terugval meer zal krijgen omdat dat simpelweg niet meer is wat hij wil.” Het verzoek van de vader voor het vaststellen van een omgangsregeling met zijn kind van 13 jaar wordt afgewezen. Een zelfde lijn volgt Gerechtshof Den Bosch in deze uitspraak. Je komt niet weg met het slechts stellen dat je je leven weer op de rit hebt. Je zult het overtuigend moeten aantonen dat dit een bestendige situatie is.
  • In deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam gaf de vader aan dat hij geheel afzag van zijn sporadisch recreatief XTC-gebruik voorafgaand aan een gepland contact met zijn kind. Ook ten aanzien van het alcoholgebruik maande het hof hem tot ‘uiterste terughoudendheid’.
  • In deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant waarin de ouder met een alcoholverslaving een onbegeleide omgang wilde met zijn kinderen, wees de rechter deze af en stelde dat: “De man zal moeten laten zien dat hij duurzaam stabiel en voorspelbaar richting de minderjarigen kan zijn.”
  • In deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland worstelt een vader met zijn verslavingsproblematiek. Het lukt hem niet om af te kicken en valt steeds terug. Hierdoor is hij onvoorspelbaar in het nakomen van de omgang met de kinderen. De rechter stelt uiteindelijk geen omgang vast en ontzegt de omgang ook niet.

Ben je zelf een ouder die middelenmisbruik wordt tegengeworpen en is dit op zich juist, zorg dan voor een aantoonbare inkeer, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam. De vader in kwestie had zijn alcoholverslaving doorbroken en kon dit ook aantonen, met direct positieve effecten op de omgang met zijn kind. In deze uitspraak bijvoorbeeld werd als voorwaarde voor omgang gesteld dat de vader gedurende langere tijd bewijs van schone urinecontroles kon aanleveren. In deze uitspraak had de vader – afgezien van een eenmalige gebeurtenis – steeds weer door blaastesten getoond vrij te zijn van alcohol. Het resultaat was uitbreiding van de omgang. NB: Het niet voldoen aan veiligheidsvoorwaarden kan ertoe leiden dat de omgang niet wordt hervat of uitgebreid, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

Ben jij de ouder met de problemen; neem eigenaarschap, doe alles wat je kunt om jezelf en je leven weer op de rit te krijgen. Maak je ex-partner ook niet verantwoordelijk voor het oplossen van je problemen of om jou te ontlasten. Verschuil je ook niet achter vage toezeggingen of beloftes die je niet kunt waarmaken.

Het is bovendien van belang om je transparant op te stellen. Je kunt bijvoorbeeld zelf aanbieden drugs-/CDT-testen te overleggen. Heb je een alcoholprobleem, dan kun je bijvoorbeeld akkoord gaan met onaangekondigde blaastesten en/of een blaastest voorafgaande aan omgang zoals in deze uitspraak (en natuurlijk na afloop daarvan). Van belang is dat je eigenaarschap neemt om het vertrouwen van de andere ouder te herstellen dat er geen risico meer is voor de kinderen, tot het niveau dat méér zekerheid redelijkerwijs niet meer van je kan worden verlangd.

Zijn er bij hulpverleningsinstanties en de Raad voor de Kinderbescherming (en ultimo de rechter) grote zorgen, dan zien we regelmatig dat het kind onder toezicht wordt gesteld, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam. Daarin kan naast hulp voor de betreffende ouder(s) worden gekozen om de omgang begeleid te laten plaatsvinden. Deze begeleiding zal echter niet permanent kunnen zijn.

Een andere beschermingsvorm is dat het kind (tijdelijk) uit huis wordt geplaatst, bijvoorbeeld bij de andere ouder, zoals in deze uitspraak en deze uitspraak. Houd er in dat geval ook rekening mee dat die ouder ook verdere stappen kan zetten, zoals wijziging van school en huisarts van je kind. Zie deze uitspraak van Rechtbank Den Haag voor een voorbeeld.

Is drugsgebruik medicinaal dan zal dit aangetoond moeten kunnen worden. Ook zal de gebruiker ten minste aannemelijk moeten kunnen maken dat ‘verantwoord ouderschap’ niet in het gedrang komt door het gebruik. Zie deze uitspraak voor een voorbeeld waarin medicinaal wietgebruik werd gesteld.

Ook al doe je ‘alles’ goed, dan nog kan de hervatting van omgang naar een substantieel niveau lastig zijn, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Hierin werd de omgang uiteindelijk op één contactmoment per 14 dagen bepaald.

Middelengebruik bij beide ouders, dan wel middelengebruik door de hoofdverzorgende ouder terwijl de andere ouder de zorg niet kan overnemen, kan tot een uithuisplaatsing bij derden leiden. Dit geldt ook voor drugsgebruik als moeder terwijl je zwanger bent, zoals in deze uitspraak.

Er zijn regelmatig gerechtelijke uitspraken waarin middelengebruik een factor is in het uiteindelijk volledig (tijdelijk) ontzeggen van omgang met een kind, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Lees in dit lader ook het rechtspraakoverzicht in het Thema: Omgang opstarten. Hoe triest dit ook is voor het kind, uiteindelijk kan dit de enige oplossing zijn om voor het kind een veilig opgroeiklimaat te bewerkstelligen. Een volgende stap is dan vaak ook het verzoeken van het eenhoofdig gezag waarvan je een voorbeeld leest in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam.

Tot slot: Als er een samenloop is met psychische of persoonlijkheidsproblematiek, dan kan het nóg lastiger zijn om omgang op hang te houden of weer op gang te brengen. Een voorbeeld van zo een situatie lees je in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam waarin het kind van 6 jaar na scheiding bij de vader woonde en aan de moeder een ‘ultieme poging’ werd gegund om de omgang weer veilig opgestart te krijgen. Lees in dit kader ook: Betekent mijn psychische stoornis einde omgang?

Let op!
Ben jij de ‘stabiele ouder’ en lees je dit omdat de andere ouder problemen heeft? Dat je ex-partner problemen heeft met middelen, betekent niet dat je niet meer verplicht bent om je te houden aan de ouderschapsnormen en je plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen in het bijzonder. Ook blijf je onverminderd verplicht om de andere ouder te informeren, te consulteren en bij gezamenlijk gezag gezagsbeslissingen gezamenlijk te nemen. Lees ook: V&A: Ik heb ernstige zorgen. Toch de omgang nakomen?
💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Als je gaat opnieuw gaat trouwen, dan is regel 1 bij conflictsituaties tussen ouders: plan een datum die niet de omgangsregeling doorkruist. Het kan echter voorkomen dat dat niet lukt en dat je de huwelijksdatum en (eventuele) opvolgende huwelijksreis (waarbij de kinderen meegaan) in de tijd van de andere ouder zijn.

Je zou deze zaak kunnen de-polariseren door bijvoorbeeld een compensatievoorstel te doen. Kom je daar toch niet samen uit, dan kun je de rechter (wanneer spoedeisend per kort geding) een beslissing vragen.

Een dergelijke situatie was aan de orde is deze uitspraak van Rechtbank Gelderland. De moeder zou gaan hertrouwen in de vakantietijd van de kinderen met de vader. De vader wilde echter niet instemmen met de aanwezigheid van de kinderen bij de huwelijksvoltrekking en de huwelijksreis, en boekte daarnaast – nadat de data al bekend waren – zelf een korte trip met de kinderen naar Slagharen.

De voorzieningenrechter wees de vordering van de moeder toe gezien de unieke en eenmalige gebeurtenis die de huwelijksvoltrekking en de opvolgende huwelijksreis voor de kinderen zou zijn. Tevens wees de rechter een zware dwangsom toe die de moeder had gevorderd, nl € 1000,– per verstreken uur of gedeelte van een uur dat de vader in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, met een maximum van € 10.000,–.

Een vergelijkbare situatie speelde in deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader wilde buiten de vakantieperiode op huwelijksreis naar Zuid-Afrika. Ook zouden de kinderen 5 dagen school missen. De moeder toonde echter niet aan dat de reis, afgezien van het schoolverzuim, niet in het belang van de kinderen was. De rechter verleende vervolgens de vervangende toestemming, onder de voorwaarde dat de kinderen van school toestemming zouden krijgen om de 5 dagen school te missen.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Soms kunnen er (legitieme) redenen zijn waarom een vastgestelde zorg- of omgangsregeling ad-hoc niet kan worden nagekomen. In de praktijk leiden dit soort situaties regelmatig tot het (opnieuw) oplaaien van de strijd tussen ouders.

Escallatie zouden relatief makkelijk kunnen worden voorkomen door een compensatieregeling af te spreken voor gemiste omgangstijd. Desondanks zien we compensatieregelingen helaas nog vrij weinig in ouderschapsplannen en in de rechtspraak.

Eén voorbeeld is deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch waarin een vader, met een relatief gering contact en nog geen vakantieregeling met zijn kind, een compensatieregeling kreeg toegekend.

Het hof omschreef het als volgt:

“Indien een omgangsweekend niet kan plaatsvinden omdat het kind op vakantie is (met de moeder, red), zullen de hierdoor gemiste weekenden gecompenseerd worden met één extra dag per gemist weekend in een ander omgangsweekend, in die zin dat het kind dan op vrijdagmiddag door de vader wordt opgehaald in plaats van op zaterdag op een in onderling overleg tussen de ouders (eventueel met behulp van de GI) overeen te komen tijdstip gelegen tussen een uur na schooltijd en 18.00 uur. De compensatie vindt niet plaats in een weekend waarin [minderjarige] op zaterdag moet voetballen. De eerste vakantie waarvoor gecompenseerd kan worden is de meivakantie 2020. Indien en zodra de ouders ook de vakanties in de contactregeling gaan betrekken, vervalt de compensatieregeling.”

Dit voorbeeld ging over vakanties, echter het is ook denkbaar om zo een regeling te maken voor bijvoorbeeld afwijkingen door ziekte van het kind of andere omstandigheden.

Een voorbeeld waarin voor gemiste omgang tijdens de coronacrisis compensatie werd opgelegd is te lezen in deze uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland. Hierin liet de vader gedurende twee maanden de kinderen niet naar de moeder gaan. De voorzieningenrechter vond dit zelfbepalende gedrag voldoende reden om voor de kinderen een compensatie vast te leggen in het contact met de moeder, alsmede een dwangsom voor de vader.

Hierbij is van belang dat de compensatieregeling niet opnieuw onderwerp van strijd wordt. Dit kan gebeuren wanneer één van beide ouders bijvoorbeeld veel meer een beroep doet op afwijkingen dan de ander, of dat de verzochte afwijkingen worden gepland op dagen die voor de andere ouder belangrijk zijn.

Wat we helaas nog te weinig zien in de rechtspraak is compensatie voor zonder overleg niet-nagekomen omgang. Ons inziens zou dit kunnen bijdragen aan het ontmoedigen van niet-nakomingen door ouders. Lees de opinie: Supercompensatie bij onterechte niet-nakoming omgang.

Dat er ook zaken zijn waarin een verzoek voor een compensatieregeling wordt afgewezen, lees je bijvoorbeeld in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Het is spijtig om te lezen dat het gerechtshof in deze casus op dit punt kennelijk zo weinig invoelend is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Statistieken laten zien dat veel samengestelde gezinnen het uiteindelijk toch niet redden en dat de kinderen opnieuw worden geconfronteerd met een scheiding. Als stiefouder sta je dan voor de keuze, ga ik wel of geen omgangsregeling aan met mijn voormalig stiefkinden? Deze overweging speelt zeker wanneer er ook eigen kinderen zijn uit die relatie en wanneer die kinderen deels samen met elkaar zijn opgegroeid.

Wanneer de andere ouder niet wil dat er omgang is met de voormalig stiefkinderen, dan rest helaas slechts ‘accepteren of procederen’. De uitkomst van procederen is helaas zeer onzeker. De rechter bepaalt namelijk of er sprake is van een ‘nauwe persoonlijke betrekking’.

Samengevat betekent dit dat de rechter een beoordeling gaat maken van de ‘mate van betrekking (lees: hechting)’ tussen de voormalig stiefouder en het kind. Is deze band aantoonbaar en sterk dan is er een grotere kans dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld.

Is er echter veel strijd of spanning met de ex-partner dan gebeurt het ook dat de rechter alsnog geen omgangsregeling vaststelt.

Wil je wel een omgangsregeling, maar verwacht je dat de biologisch ouder niet wil, dan is het zaak om aantoonbaar alles in het werk te stellen om die situatie te depolariseren en verhoudingen te normaliseren. Het gebeurt namelijk af en toe dat – ook als de biologisch ouder (en zelfs het kind) niet wil dat er omgang is –  de rechter dit toch vaststelt omdat dit in het belang van het kind wordt geacht. Zie voor een voorbeeld, deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
De Coronavirus-situatie is helemaal niet zo uitzonderlijk als dat het lijkt, wanneer het nakoming van de omgangsregelingen betreft. Is er een vastgestelde omgang, dan dient deze gewoon te worden nagekomen (tenzij een betrokkene positief getest is uiteraard).

Dit is het standpunt van:

  • Het NJI (pagina inmiddels verwijderd).
  • De Kinderombudsman (pagina inmiddels verwijderd).
  • Rechtbank Noord-Nederland in deze uitspraak.
  • Rechtbank Noord-Holland in deze uitspraak.

Ook (buitenland-) vakanties kunnen gewoon doorgaan tenzij er een negatief reisadvies geldt.

Samengevat: Komen jullie er samen niet uit, dan geldt de normale regeling.

Wij pleiten overigens voor een verplichte inhaal van niet-nagekomen omgang als gevolg van Corona of een Lock-Down zoals toegekend door Rechtbank Noord-Nederland.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Werd een zorg-/omgangsregeling niet nagekomen, dan zagen we eigenlijk nooit dat een verzoek tot inhaal van gemiste dagen werd toegekend. Een andere beslissing trof Rechtbank Noord-Nederland in deze uitspraak. Het is een beslissing die navolging verdient.

Tijdens de corona-crisis kwam een vader een vastgestelde zorgregeling al twee maanden niet na. Daarvoor voerde hij aan dat er een besmettingsrisico bestond van zijn partner als zijn twee kinderen van 10 en 12 jaar heen en weer zouden wisselen.

De rechter vond de argumenten van de vader onvoldoende onderbouwd. Daarnaast vond hij ook dat de vader zich onvoldoende had ingespannen om de kinderen op andere wijze onbelast contact te laten hebben met hun moeder. Er was in die 2 maanden namelijk slechts 4 maal contact geweest in de vorm van beeldbellen, waarbij het nog maar de vraag was of de kinderen op die momenten volledig vrij waren, omdat de vader of diens partner hoorbaar aanwezig waren.

Ter compensatie van gemiste dagen stelde de rechter een intensieve compensatieregeling vast. Ook verbond de rechter een dwangsom aan de nakoming door vader van € 500,00 per dag met een maximum van € 20.000,00. Tevens werd de vader veroordeeld in de kosten van het geding voor de moeder. 

Lees in dit kader ook de Opinie: Supercompensatie bij onterechte niet-nakoming omgang.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Weinig aspecten roepen zoveel discussie op in een scheidingsproces als de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

In de rechtspraak komen we veel situaties tegen waarin de ene ouder uitbreiding van het contact met de kinderen wil en de andere ouder uitbreiding juist wil tegenhouden of zelfs de omgang wil terugdringen.

In dit soort zaken vraagt de rechter de Raad voor de Kinderbescherming veelal om advies. Al met al kan dit, inclusief allerlei tussenbeschikkingen tot jaren stagnatie, energieverspilling en enorme juridische kosten leiden.

Daarom is het beter om zaken samen goed te regelen; voor zover dat gaat uiteraard. Hierbij is het in het belang van het kind om emoties zoveel mogelijk los te laten en vanuit een gezamenlijke visie na te denken over een toekomstbestendige zorgverdeling. Je kunt bijvoorbeeld nadenken over de volgende punten:

  • Hoe verhoudt de omgang zich tot de leeftijd van het kind? Dit is met name belangrijk bij zeer jonge kinderen (baby’s). Lees in dit kader ook onze Special: Omgangsregeling met baby, dreumes of peuter.
  • In hoeverre kunnen beide ouders zich (op termijn) vinden in een (grotendeels) gelijkwaardige dagelijkse zorg- en opvoedingstaken?
  • Vanaf welk moment zou dat ingaan en hoe wordt daar (stapsgewijs) naartoe opgebouwd?
  • Hoe wordt omgegaan met adhoc verzoeken voor extra dagen, zoals met verjaardagen van familie, vrienden of andere dierbaren of ziekte van het kind zelf? Wat als de andere ouder niet zoveel wensen heeft en dus veel minder een beroep doet op extra dagen?
  • Hoe worden feestdagen en vakanties verdeeld?
  • Hoe wordt omgegaan met verzoeken tot een structurele wijziging van de regeling?
  • Hoe wordt omgegaan met (toekomstige) wensen van de kinderen zelf?
  • Hoe wordt omgegaan met overleg over dagelijkse zorgzaken, gezagszaken en conflicten?
  • Hoe en waar wordt overdragen? Kan dat eventueel via school?

6 tips voor het gesprek over de zorgverdeling in het ouderschapsplan

  1. Blijf te allen tijde rustig, respectvol en ontvankelijk voor de standpunten van de ander.
  2. Een standaard ouderschapsplan of een template van bijvoorbeeld de vFas is slechts een startpunt en een discussiedocument. Denk van te voren zelf goed na over toekomstige omstandigheden die heel gebruikelijk zijn, zoals een nieuwe relatie, een nieuw (stief)gezin, verhuizen en toenemende eigen wensen van de kinderen. Ook is het zeer belangrijk om sterk in te zetten op het specificeren wat wordt verstaan onder ‘het bevorderen van de band met de andere ouder‘.
  3. Als zaken onduidelijk of ongespecificeerd blijven, dan zijn dit mogelijk toekomstige strijdpunten als de verhoudingen eventueel (onverwacht) verslechteren. Lees bijvoorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin een zorgregeling tot in detail is vastgesteld. Een ander voorbeeld is deze uitspraak van Rechtbank Gelderland.
  4. Een gelijkwaardige zorgtaak? Het is belangrijk om snel concreet te worden over de praktische invulling.
  5. Regel in het ouderschapsplan een vorm van ADR (Alternative Dispute Resolution). Dit kan bijvoorbeeld een familienetwerkberaad zijn. Dit is een groep familieleden of mensen uit het netwerk van beide zijden die de ouders steun bieden bij een inhoudelijke discussie. Het is een concept dat ook ook bij ondertoezichtstellingen wordt ingezet door de jeugdbescherming. Het kan ook gaan om een meer formele vorm van arbitrage, zoals bij de familiekamer van het Nederlands Arbitrage Instituut. De rechter moet echt alleen een laatste redmiddel zijn. Dit is zeker het geval als de andere ouder gebruik kan maken van gesubsidieerde rechtsbijstand en jijzelf niet.
  6. In een vroeg stadium al veel weerstand die niet weg te nemen is? Houd dan rekening met nog meer weerstand in de toekomst. Pas je gedrag daar op aan. Vragen daarover? Neem contact met ons op.
💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Een gedetailleerde verdeling van de jaarlijkse feestdagen is zinvol om discussies over deze  ‘extra’ dagen te voorkomen. Ook kan er bijvoorbeeld een regeling worden getroffen voor extra vrije schooldagen zoals studiedagen.

Een evenwichtig en gedetailleerd voorstel kan je bijvoorbeeld lezen in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Het hof verdeelt niet alleen de vakanties op basis van even/oneven jaren doch doet dit ook met de voorkomende feestdagen.

Het hof bepaalt het volgende ten aanzien waar het kind verblijft:

  • met Pasen op eerste Paasdag bij de ouder waar zij volgens de reguliere regeling verblijft en op tweede Paasdag bij de andere ouder;
  • op Koningsdag bij de ouder waar zij volgens de vakantieregeling verblijft;
  • met Hemelvaart in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • met Pinksteren in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
  • met Sinterklaas in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • op Eerste Kerstdag in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • op Tweede Kerstdag in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
  • met Oud en Nieuw bij de ouder waar zij volgens de vakantieregeling verblijft met dien verstande dat [minderjarige] op 1 januari van 12.00 uur tot 18.00 uur bij de andere ouder verblijft;
  • op de verjaardag van [minderjarige] in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
  • op de verjaardag van de ouders bij de jarige ouder van 12.00 uur tot 18.00 uur dan wel op een in onderling overleg te bepalen dag waarop de betreffende ouder zijn/haar verjaardag viert;
  • op Vaderdag bij de vader van 10.00 uur tot 18.00 uur;
  • op Moederdag bij de moeder van 10.00 uur tot 18.00 uur;

Feitelijk zou dit of iets van vergelijkbare strekking standaard moeten zijn. De rechtspraak zou bezien vanuit het kind o.i. tot een uniforme verdeling moeten komen, tenzij er afwijking van deze standaard in het belang van het kind nodig is.

Tot deze standaard zou bijvoorbeeld ook nog kunnen behoren:

  • Verjaardagen van grootouders.
  • Verjaardagen van (toekomstige) stiefouders.
  • Verjaardagen van (toekomstige) stiefkinderen.
  • Extra vrije dagen van school (studiedagen).

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 8 september 2023
Hebben jullie in het ouderschapsplan rekening gehouden met bijvoorbeeld een onregelmatig werkrooster van één of beide ouders, dan geldt dit in beginsel voor onbepaalde tijd. Wil je er echter van af, dan kan je dit aan de rechter voorleggen, als de andere ouder niet bereid is om dit in overleg aan te passen.

Dat de rechter een wijziging soms ook in het belang van de ‘belemmerde ouder’ acht is te lezen in deze uitspraak. Hierin kon een vader door zijn onregelmatige diensten minder omgang/zorg in de schoolvakanties voor zijn rekening nemen, omdat dit hem (te) veel vrije dagen zou kosten. Moeder gaf aan dat de extra zorgtaak tijdens de vakanties (inmiddels) haar eigen draagkracht oversteeg.

De rechtbank overwoog het volgende:

“Ten aanzien van de overige vakanties komt deze uitzonderingspositie voor de man te vervallen. Van de vrouw kan niet gevergd worden zich tot in lengte van tijden bij elke vakantie te moeten richten op de wensen van de man. De reguliere zorgregeling is immers ook al toegesneden op het werkrooster van de man, zodat hij zoveel mogelijk tijd met de kinderen kan doorbrengen en het hem zo min mogelijk vrije dagen kost. De overige vakanties zullen daarom gewoon bij helfte worden verdeeld zonder verder rekening te houden met inroostering. De rechtbank wijst partijen erop dat voor alle werkende ouders geldt, en voor gescheiden ouders in het bijzonder, dat het hun eigen verantwoordelijkheid is om passende oplossingen voor de schoolvakanties te vinden.”

Daartegenover staat bijvoorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Hierin verzocht een moeder wijziging van de – op het werkrooster van de vader gerichte – zorgverdeling omdat ze zelf ook was gaan werken. Het hof ging hier in in mee omdat de gewijzigde omstandigheden niet kunnen betekenen dat één ouder van de andere ouder kan eisen dat er vaste dagen gaan gelden, als de andere ouder zijn/haar werkrooster niet kan aanpassen en hij/zij bij een zorgregeling op vaste dagen de kinderen veel minder zou zien. De verantwoordelijkheid voor een goede afstemming ligt bij de ouders.

In deze zaak die diende bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd er op verzoek van de moeder weer een ruimere zorgtaak voor de vader vastgelegd. Zijn beroep op ‘onbeschikbaarheid vanwege werk’ faalde. Het hof overwoog dat het van belang is dat de vader ook onderdeel uitmaakt van het doordeweekse leven van de kinderen, waarbij de kinderen uit school bij hem verblijven, bij hem avondeten en vanuit zijn woning naar school gaan. Verder is het aan de vader om aan de kinderen duidelijk te maken dat hij minder beschikbaar is wanneer hij moet werken, maar dat hij daarbij wel ervoor zorgt dat de kinderen zich welkom bij hem voelen.

Hof Den Bosch stemde in deze uitspraak in met het verzoek van de vader om hem steeds de eerste 3 weken van de zomervakantie met de kinderen toe te kennen, omdat het volgens zijn werkgever niet mogelijk was om de tweede 3 weken te nemen. Het hof wijzigde daarmee de tot dan toe geldende even/oneven regeling.

In deze uitspraak echter stelde Hof Den Bosch dat het (rigide) werkrooster van de vader (die in ploegendienst werkt) niet (meer) leidend was voor het vaststellen van de vakantieregeling. Het hof overwoog dat de zorgregeling duidelijk is en de vader kan zijn vakantiewensen tijdig aan zijn werkgever kan doorgeven en zoveel mogelijk op de zorgregeling kan aanpassen. Dat de vakantiewensen niet altijd door de werkgever zullen worden gehonoreerd is voorstelbaar, maar niet uitzonderlijk: andere ouders zullen hier met hun werkgevers eveneens tegenaan lopen, aldus het hof.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
De wet bepaalt in artikel 1:247 lid 4 BW dat het kind na scheiding het recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding. Hoewel het lijkt alsof dit automatisch leidt tot een 50/50 verdeling van de omgangstijd, blijkt dat in de praktijk geen automatisme, omdat de rechter in het belang van het kind kan afwijken.

Het vierde lid luidt als volgt:

Artikel 1:247 lid 4 BW:
Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, of na het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.

Hoewel hier evident staat dat het kind recht heeft op gelijkwaardigheid, blijkt dit in de rechtspraak dit niet zo letterlijk te worden opgevat. Gerechtshof Den Bosch bijvoorbeeld verwoordt het in deze uitspraak als volgt:

“Een gelijkwaardige rol betekent niet per definitie een 50/50 verdeling van de zorg- en opvoedtaken; het gaat er bij gelijkwaardigheid ook en vooral om dat beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheden op gelijk niveau dragen, met respect voor elkaars rol in het leven van het kind. Ouders dienen elkaar een volwaardige rol in het leven van het kind te gunnen en het kind en elkaar daarin te ondersteunen.”

Rechtbank Amsterdam in deze uitspraak en Gerechtshof Amsterdam in deze uitspraak bijvoorbeeld stellen dat er ‘zoveel mogelijk’ recht aan moet worden gedaan:

“Op grond van artikel 1:247 lid 4 BW heeft een kind recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide gezagsouders, ook na het uiteengaan van de ouders. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit in het belang van het kind is. Het uitgangspunt van deze gelijkwaardigheid verzet zich dan ook niet tegen een door de rechter in het belang van het kind te geven vervangende toestemming voor een verhuizing van het kind met de ouder bij wie het zijn hoofdverblijfplaats heeft. Wel zal de rechter bij zijn beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van het kind erop moeten toezien dat ook in de situatie die na de verhuizing van het kind zal ontstaan, aan voornoemde gelijkwaardigheid zoveel mogelijk recht wordt gedaan.”

De wettelijke bepaling is dus geen hard criterium, wat helaas ook voor veel discussie zorgt. De rechter heeft wel de taak om zover als mogelijk te voldoen aan deze stelregel.

Tot slot, hoewel dit artikel op het eerste gezicht over het recht van het kind lijkt te gaan, liggen hierin dus ook volgens rechtspraak plichten (lees ook: ouderschapsnormen) voor ouders besloten, namelijk: respect, gunnen en ondersteunen. In hoeverre daarvan sprake is, is dus ook wat getoetst dient te worden en daartoe moet nauwkeurig worden gekeken naar (de grondslagen van) de inter-ouderdynamiek.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Het kan uiteraard gebeuren dat je woning (na scheiding) ongeschikt is voor (een ruime) omgang met je kinderen. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van financiële problemen die samenhangen met de scheiding of die de scheiding hebben veroorzaakt. Niet zelden woont één van beide ouders tijdelijk bij derden, in een caravan, in anti-kraak of op een vakantiepark. Dit kan een contra-indicatie zijn voor een ruime omgang, bijvoorbeeld omdat verblijf van kinderen niet is toegestaan.

Als je hiermee te maken hebt, dan is het mogelijk om een regeling te laten vaststellen die afhankelijk is van het al dan niet verkrijgen van een geschikte woonruimte. Dit was bijvoorbeeld aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

De vader woonde anti-kraak en het was volgens de gebruiksovereenkomst niet toegestaan om kinderen in de woning te laten verblijven. Na een verhuizing woonde de vader in een kleine kamer die veel te klein was om de kinderen te ontvangen en te laten overnachten. Het hof gaf daarop een beslissing voor twee scenario’s tw:

  • Voor zolang de vader nog niet de beschikking zou hebben over geschikte woonruimte.
  • Vanaf het moment dat de man over geschikte woonruimte zou beschikken.

O.i. had het hof in deze zaak echter ook concreter kunnen zijn voor wat betreft de eisen wat ‘een geschikte woonruimte’ zou zijn. Dit om een nieuw geschil tussen de ouders in de toekomst over ‘de mate van geschiktheid’ te voorkomen.

Gerechtshof Den Bosch was echter duidelijk naar een vader die stelde dat de kinderen, nu hij inwoonde bij zijn ouders, in het weekend niet konden overnachten. Het hof stelde in deze uitspraak dat van de vader wordt verwacht dat hij in zijn huidige woning tijdens de omgangsweekenden een slaapplaats voor de kinderen creëert.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Wanneer er sprake is van problemen bij het totstandbrengen van omgang tussen een kind en een ouder, dan kan de rechter een zogenaamde omgangsondertoezichtstelling opleggen. Tijdens de ondertoezichtstelling kan er dan worden toegewerkt naar contact(herstel).

Er  gelden echter strenge voorwaarden voor het opleggen van een omgangsondertoezichtstelling:

Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd als zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind. De rechter die de ondertoezichtstelling uitspreekt, zal in zijn beschikking niet alleen moeten vermelden dat deze beide gronden aanwezig zijn, doch ook moeten aangeven op grond van welke gegevens hij tot zijn oordeel is gekomen dat de minderjarige zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van die bedreiging hebben gefaald of waarschijnlijk zullen falen. Aldus o.m. de Hoge Raad in deze uitspraak.

Wanneer dus vast staat dat er geen ‘ontwikkelingsbedreigingen’ zijn anders dan dat er geen contact is tussen het kind en een ouder (en het goed gaat met het kind in de situatie), dan kan dit leiden tot het afwijzen van de ondertoezichtstelling. Deze uitspraak van Hof Den Haag is daarvan een voorbeeld.

We zien het argument dat er sprake is van een omgangsondertoezichtstelling (en er dus door de rechter kritischer dient te worden getoetst) misbruikt worden in situaties waarin de omgang door concrete (in)acties van één of beide ouders niet tot stand komt, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag.

Daarin stelde een moeder samengevat dat het goed ging met het kind en bracht naar voren dat ouders zelf wel in staat zouden zijn om tot oplossingen te komen. Zij beriep zich er op dat er sprake zou zijn van een omgangsondertoezichtstelling en dat er dus kritischer getoetst moest worden.

Het hof stelde echter dat de afwezigheid van contact tussen het kind en de vader nadrukkelijk ook te wijten was aan de houding van de moeder, dat zij geen zelfinzicht toonde en bijvoorbeeld niet wilde meewerken aan mediation, geen openheid wilde geven over haar traject bij haar psycholoog en doordat zij een hulpverleningstraject heeft geblokkeerd. Ook had ze al een schriftelijke aanwijzing ontvangen. Ze hield daarmee de voor het kind bedreigende situatie in stand.

In deze uitspraak en deze uitspraak kwam Gerechtshof Den Bosch tot een vergelijkbaar oordeel; d.w.z. niet slechts een omgangsondertoezichtstelling, maar ook een ernstige ontwikkelingsbedreiging door de voortdurende ex-partnerstrijd (en de noodzaak voor het interveniëren door middel van een ondertoezichtstelling).

In deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deed de moeder ook een beroep op het verweer ‘omgangsondertoezichtstelling’. De raad benoemde in haar rapport evenwel de zorg te hebben of het kind door haar jarenlange knelpositie überhaupt nog wist wat haar eigen gevoelens en beleving waren en wat de beleving en gevoelens van een ander zijn. Het baart het hof zorgen dat de moeder deze bedreiging niet ziet, althans deze niet als ernstig beschouwt.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Is er een omgang vastgesteld, dan dient deze in beginsel volledig te worden nagekomen, ook als nadien bij een ouder de omstandigheden zijn gewijzigd.

Deze vraag kent eigenlijk twee verschijningsvormen, doch in beide situaties is het antwoord hetzelfde:

  1. Er is een vastgestelde omgang en de ene ouder brengt het kind niet of minder naar de andere ouder.
  2. Er is een vastgestelde omgang en een ouder vermindert voor zichzelf de zorg, omdat zijn/haar tijd anders wil/moet invullen.

In beide situaties geldt evenwel dat een vastgestelde omgang in beginsel moet worden nagekomen en dat een eventuele wijziging van de omgang via een verzoekschriftprocedure moet worden verzocht. Zie daarvoor ons thema omgangsregeling wijzigen.

Wordt ze geconfronteerd met zelfbepalend gedrag door de andere ouder in deze vorm, dan kan je een kort geding starten met daarin een verzoek tot het vaststellen van een dwangsom. Zie voor een voorbeeld van een situatie genoemd onder 2 hierboven deze uitspraak van Rechtbank Den Haag.

Hierin verminderde een vader eenzijdig de omgang met zijn kinderen omdat er in zijn ‘nieuwe gezin’ een kindje was geboren en dat hij de noodzakelijke bewegingen qua school en opvang niet met elkaar kon combineren. De rechter is het hiermee niet eens en legt een dwangsom op aan vader om de omgang wel na te komen. Overigens was die vader inmiddels wel een verzoekschriftprocedure gestart.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 13 februari 2023
Stel je wilt gelijkwaardig ouderschap na scheiding. Ongewild beland je in een vechtscheiding, dan lijkt gezien de rechtspraak een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitgesloten. Het kan echter wél.

In veel gerechtelijke uitspraken wordt strijd tussen de ouders diskwalificerend geacht voor een gelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Dit zou namelijk te belastend zijn voor het kind. Het idee daarbij is dat een gelijke zorgverdeling veel afstemming vraagt (lees: meer dan bij een ongelijke zorgverdeling) en dat dit frequente overleg tot spanningen leidt, terwijl het kind gebaat is bij ‘rust’.

Dat het echter wel kan samengaan volgt o.m. uit de twee uitspraken die we hierna uitlichten.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (2018)

Door de aanhoudende vechtscheiding – zoals beschreven in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – was de moeder al beperkt in haar omgang en had de vader inmiddels het eenhoofdig gezag en het hoofdverblijf gekregen. Het kind stond onder toezicht en in het kader van het onderzoek stelde de Gecertificeerde Instelling Samen Veilig Midden-Nederland een omgangsregeling voor met twee uitgangspunten.

Volgens Samen Veilig Midden-Nederland zou ondanks de vechtscheiding wel een gelijke verdeling in de zorg- en opvoedingstaken kunnen functioneren als:

  • de regeling voor het kind zou betekenen dat deze zo min mogelijk hoeft te schakelen tussen de twee verschillende leefwerelden en opvoedstijlen van de beide ouders; en
  • de regeling zo zou zijn dat de ouders niet noodzakelijkerwijs met elkaar zouden hoeven te communiceren, t.w. overdrachten via school.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden achtte het in het belang van het kind dat er een definitieve en duidelijke omgangsregeling kwam tussen het kind en de moeder. Een regeling die geen discussies tussen partijen zou opleveren en die met zo min mogelijk overdrachtsmomenten gepaard zou gaan. Het hof nam het advies van Samen Veilig Midden-Nederland daarmee integraal over inhoudende dat de moeder:

  • in de oneven weken omgang met het kind heeft van woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school, en
  • in de even weken omgang met het kind heeft van woensdagmiddag uit school tot de daaropvolgende maandagochtend naar school,

waarbij de moeder het kind telkens van school ophaalt en naar school terugbrengt.

Gerechtshof Den Bosch (2022)

In de (extreme) vechtscheiding in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch had de vader (die het hoofdverblijf had) zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de moeder. Alle betrokken hulpverleners en ook de advocaten waren gevangen in de eindeloze oneinigheid tussen de ouders over de mate van veiligheid van de kinderen bij de moeder, aldus het hof. Hof Den Bosch hakte de knoop door en breidde de zorgtaak van de moeder uit naar een gelijke zorgverdeling met het volgende stramien:

  • de kinderen verblijven op maandag en dinsdag bij de vader;
  • de kinderen verblijven op woensdag en donderdag bij de moeder;
  • de kinderen verblijven op vrijdag, zaterdag en zondag om en om bij ieder van de ouders;
  • de ouder bij wie de kinderen in het weekend zijn, zorgt ervoor dat de kinderen op maandagochtend naar school gaan;
  • waarbij de GI de regie krijgt om de regeling met de ouders nader in te vullen (hieronder valt bijvoorbeeld tijdstippen, wijze van overdracht etc.)

De vakanties en de feestdagen zullen voorts bij helfte worden verdeeld, waarbij de GI de regie krijgt om dit nader uit te werken.

Gerechtshof Den Bosch (2022)

In de situatie in deze uitspraak uit de moeder zware aantijgingen richting de vader over (vermeende) mishandeling van de twee kinderen van 6 en 4 jaar. De onderbouwing die ze hiervoor levert is echter ‘volstrekt onvoldoende’ aldus het hof. Daarnaast vindt het hof de moeder weinig geloofwaardig omdat ze primair ook nog steeds verzoekt dat de kinderen één weekend in de 14 dagen bij de vader verblijven. Hof Den Bosch bekrachtigt de het eerder vastgestelde co-ouderschap.

Gerechtshof Den Bosch (2023)

Nadat de rechtbank in eerste aanleg een week-op-week-af-regeling heeft vastgesteld over een kind van (3-4 jaar) gaat de moeder in hoger beroep bij het gerechtshof. Daarin voert ze aan dat de regeling te belastend is voor het kind en dat het kind veranderd gedrag laat zien na thuiskomst. Ook zou de vader niet zelf voor het kind zorgen. De vader bestrijdt deze zaken echter. De zorgregeling loopt goed. Hij stelt samengevat dat moeder niet-welwillend is. Dit zou o.m. blijken uit het feit dat ze een procedure voor eenhoofdig gezag is gestart. Het hof ziet in alles onvoldoende om de zorgverdeling te wijzigen en handhaaft in deze uitspraak de week-op-week-af-regeling.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 23 februari 2025
Als eerste, zware agressie, woede-aanvallen, pathologisch dwingend gedrag en geweld zijn nooit oplossingen voor problemen. Ben je hiervan slachtoffer, ongeacht of ook je kind hiervan getuige is, zoek contact met Veilig Thuis en/of Politie. Ben je dader; zoek hulp, boek resultaten.

Agressie en huiselijk geweld zijn regelmatig voldoende grond voor de rechtspraak om omgang tussen een ouder en een kind te stoppen. Veelal wordt het wel weer hervatten daarvan afhankelijk gesteld van aantoonbare resultaten. Dit betekent bijvoorbeeld dat die ouder moet aantonen dat er hulp is gezocht en voltooid (zoals een agressieregulatietraining) en dat er ook daadwerkelijk inzicht en een bestendige gedragsverandering is. Zeker wanneer er persoonlijkheidsproblematiek speelt, kan dit feitelijk leiden tot het (tot meerderjarigheid) vooruitschuiven van een eventuele hervatting.

In deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bijvoorbeeld toonde de vader geen inzicht, zich niet-leerbaar en ging hij ook door met zijn gedrag richting de advocaat van de moeder. De kinderen waren ook getuige geweest van de agressie.

In deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, toonde de vader geen inzicht in het effect van zijn woede-aanvallen op de kinderen, die voor hen onvoorspelbaar en beangstigend waren geweest.

In deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mocht de vader wel zijn jongste kind erkennen, doch werd er toch geen omgang vastgesteld met zijn drie kinderen vanwege een contactverbod en huiselijk geweld wat daaraan ten grondslag lag.

Een verdedigingslinie van geweldplegers is soms dat het geweld niet naar de kinderen gericht is geweest. Hiermee maakt Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak echter korte metten. Getuige zijn van huiselijk geweld staat qua impact gelijk aan het zijn van slachtoffer daaraan, aldus het hof. Lees ook de V&A: Is inter-ouderstrijdgedrag kindermishandeling?

Er is een toegenomen aandacht voor huiselijk geweld, vóór en na scheiding. Dit is het resultaat van het harde werk van veel mensen die willen dat Nederland zich meer toelegt op het uitvoeren van de verplichtingen in het Verdrag van Istanbul. Dit verdrag is in Nederland op 1 januari 2016 in werking getreden. Lees ook de V&A: Kan ik een beroep doen op het Verdrag van Istanbul?

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 15 juni 2023
Vaderdag en moederdag zijn van die momenten waarbij het inbeginsel van ouders mag worden verwacht dat ze ruimhartig ruimte bieden voor omgang tussen het kind en de andere ouder.

In bijvoorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Gelderland wordt de omgang bepaald op samengevat de volgende regeling: De kinderen de avond voor Moederdag vanaf 19:00 uur bij de moeder tot de maandag erna 08:30 uur en de kinderen de avond voor Vaderdag vanaf 19:00 uur tot de maandag erna 08:30 uur.

Dit soort regelingen met dus 2 overnachingen, respectievelijk voor en na de speciale dag, zorgt ervoor dat het kind enerzijds de hele dag met die ouder kan genieten en bijvoorbeeld bij het ontbijt kan zijn. Anderzijds voorkomt het mogelijk spanningsvolle overdrachtssituaties op deze feestdag.

Natuurlijk kunnen er situaties zijn waarin een regeling als hierboven beschreven niet passend is. Dit zijn o.i. echter uitzonderingen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om situaties waarin een ouder (tijdelijk) de omgang is ontzegd of dat de omgangen tussen het kind en die andere ouder begeleid worden.

Een andere verschijningsvorm is een regeling zoals beschreven in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarin worden vaderdag en moederdag geschaard onder de feestdagen waarvoor de regeling wordt bepaald op: vanaf 9.00 uur op de dag zelf tot 9.00 uur de dag erna.

In de meeste uitspraken waarin een omgangsregeling is bepaald voor vaderdag en moederdag, is deze echter zeer algemeen verwoord. Bijvoorbeeld dat de kinderen bij vaderdag en moederdag bij de respectievelijke ouder verblijven. Er worden (o.i. ten onrechte) daarin geen concrete overdrachtstijdstippen bepaald. Dit zien we regelmatig tot conflict leiden, doordat ouders die (dwingende) controle willen uitoefenen regelingen nodeloos onevenwichting of beperkt uitleggen.

Wat tot slot natuurlijk opvalt is dat er geen eenduidige regeling wordt gehanteerd door de rechtspraak en dit is o.i. onbegrijpelijk.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 13 juli 2023
In het algemeen kan je stellen dat een belregeling 1 tot 2 maal per week maximaal een half uur is. Voor meer tussentijdse contactmomenten moet er een zwaarwegende reden zijn.

Een realistische belregeling is als eerste een regeling die voor alle partijen werkt. Wat dit is, blijkt regelmatig niet vanzelfsprekend. Daarom zien we rechtszaken waarin de rechter om een belregeling wordt verzocht.

Voor een voorbeeld waarin er een belregeling van 1 maal per week werd vastgesteld zie deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam, deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland, deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam en deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Voor een voorbeeld van twee belmomenten per week zie deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam, met een moeder die in Zweden woonachtig was en er verder weinig contact was.

Het kan echter ook gebeuren dat de rechter geen belregeling vaststelt, ondanks dat dit wel is verzocht. Zie daarvoor bijvoorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In deze zaak verzocht de vader een zeer intensief belschema van 3 maal per week. Het hof concludeerde samengevat echter dat; de kinderen de vader regelmatig zien en dat de langste periode dat ze elkaar niet zien van vrijdagmorgen tot woensdagavond 1 maal in de 14 dagen is. Wel stelde het hof er van uit te gaan dat de ouders de kinderen ruimte voor contact zouden bieden bij ‘belangrijke gebeurtenissen’ of indien zij ‘anderszins de behoefte zouden hebben aan bel/videocontact’.

Ga ervan uit dat een contact maximaal 30 minuten duurt, aldus de Raad voor de Kinderbescherming (en de rechter) in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

We zien regelmatig dat rechters de beltijd niet maximeren en/of het beltijdstip niet vastleggen. Dit is o.i. niet in het belang van het kind.

Het niet bevorderen van belmomenten, danwel geen enkel tussentijds belmoment toestaan, zeker wanneer het kind langere aaneengesloten perioden niet bij de andere ouder is (bijv. tijdens meerweekse vakanties), staat o.i. haaks op de plicht die een ouder heeft om de band tussen het kind en de andere ouder te bevorderen.

Andersom is overmatig contact met het kind wanneer deze bij de andere ouder is, hier eveneens mee in strijd, ook wanneer dit op eigen initiatief van het kind is. De ouder bij wie het kind niet is, en zeker indien deze ouder de hoofdloyaliteit geniet, moet het kind ondersteunen om ‘los te komen’ van die ouder. Dit betekent dus ook dat de contactmomenten niet te lang moeten duren.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 18 juli 2023
Soms zijn er situaties waarin het gedrag van een ouder dermate ernstig of schadelijk is dat dit een contra-indicatie vormt voor omgang en/of ouderlijk gezag. Dit soort beslissingen worden echter nooit zomaar defintief. Er kan veel tijd overheen gaan, tijd waarin de betreffende ouder ook inkeer kan tonen of een gedragsverandering kan doormaken. Niet altijd wordt dan ook het vertrouwen hersteld dat er geen terugval kan plaatsvinden en we zien regelmatig dat rechters een gebrek aan openheid over behaalde resultaten zwaar laten wegen.

Een voorbeeld van zo een zaak is deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. De vader had zich in deze zaak ernstig misdragen. Hij stelde in behandeling te zijn geweest doch overlegde daarover geen informatie. Het hof overwoog dat het:

(…) op de weg van de vader (had, red) gelegen om informatie te verschaffen over zijn behandeling(en) en inzicht te geven in de bereikte resultaten. De advocaat van de vader heeft aan het einde van de dag voor de mondelinge behandeling bij het hof een verzoek ingediend om de psychiater van de vader telefonisch aan te mondelinge behandeling te laten deelnemen. Nog los van de omstandigheid dat het verzoek (te) laat is ingediend, kan de telefonische informatieverschaffing van een psychiater tijdens de mondelinge behandeling niet gelijk worden gesteld met een schriftelijke onderbouwing van de problematiek van de vader en zijn behandeling en waarop de wederpartij zich goed op kan voorbereiden. Alles overziende is het hof van oordeel dat er door de vader in hoger beroep onvoldoende informatie beschikbaar is gesteld om te beoordelen of het in gang zetten van een contactherstel met het oog op een mogelijke omgangsregeling met de vader in het belang is van [minderjarige] . Dit geldt ook voor de gevraagde informatie- en consultatieregeling en het verzochte raadsonderzoek.

Spelen er ernstige problematieken, zoals geweld, psychische problemen of middelenmisbruik dan ligt het op de weg van die ouder om transparant te zijn over behaalde resultaten. Het is o.i. dan ook niet vreemd om hierover openheid te verlangen, alvorens bijvoorbeeld mee te werken aan een hervatting of uitbreiding van omgang.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 15 december 2023
Het kan voorkomen dat een kind beter af is bij de ouder zonder ouderlijk gezag. De ouder met het gezag kan het kind dan in principe opeisen. Zou daarmee het belang van het kind geschaad worden, dan is het mogelijk om bij rechter een ‘verwijderingsverbod’ te vorderen .

Zo een situatie was bijvoorbeeld aan de orde in deze uitspraak van Rechtbank Zeeland West-Brabant. De moeder met eenhoofdig gezag had vrijwillig meegewerkt aan de plaatsing van de kinderen bij de vader zonder ouderlijk gezag. Daar verbleven ze nu al meer dan een jaar. De kinderen hadden geen fysiek contact met de moeder. Wel waren er online contactmomenten.

De vader maakte zich zorgen dat de moeder de kinderen zou meenemen naar het buitenland en om dit te voorkomen startte de vader een kort geding. De voorzieningenrechter vond in de feiten voldoende reden om het ‘verwijderingsverbod/verhuisverbod’ toe te wijzen.

De vader wilde ook gezag in kort geding. Dat vond de rechter een brug te ver. De rechter gaf de Raad voor de Kinderbescherming wel opdracht om onderzoek te verrichten naar welke gezagssituatie in het belang van de kinderen zou zijn.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 31 januari 2024
‘Eerder frequent dan lang’ is een leerstuk dat tot 2020 werd toegepast bij het vaststellen van de omgangsfrequentie tussen een zeer jong kind en de uitwonende ouder. Het uitgangspunt bij ‘eerder frequent dan lang’ is dat de contacten van zeer jonge kinderen met de niet-hoofdverzorgende ouder eerder kort en frequent moeten zijn dan langdurig en minder frequent.

Het criterium leidde er in de praktijk toe dat de contacten met de uitwonende ouder werden ingeperkt of uitbreiding daarvan stagneerde. Onder verwijzing naar ‘eerder frequent dan lang’ werden geregeld overnachtingen van het zeer jonge kind bij de uitwonende ouder nog niet toegestaan en bleven de contactmomenten in de regel beperkt tot 1 tot 2 keer per week, met mogelijk (blijvende) schade aan de gehechtheid/gehechtheidsopbouw tussen het kind en de uitwonende ouder als gevolg.

Let op!
Dit leerstuk is inmiddels achterhaald door de verandering van de Richtlijnen Jeugdhulp in 2020. Daarom is dit artikel ook in verleden tijd geschreven. Lees voor actuele situaties de Special: Omgangsregeling baby, dreumes, peuter. We blijven monitoren of er niet toch een terugval plaatsvindt.

De gedachte was dat zo een regeling het minst belastend zou zijn voor het zeer jonge kind, dat tenslotte nog niet te lang verwijderd zou kunnen zijn van de ‘primaire hechtingsfiguur’ zijnde de moeder.

Voorbeeld:
Stel twee ex-partners hebben samen een dreumes en de vader in kwestie werkt offshore. Hij is 3 weken weg en dan een week thuis. Dan is het voor de veilige hechting van het zeer jonge kind niet in zijn/haar belang dat hij/zij de moeder een week niet ziet ter compensatie van de 3 weken ‘contactgemis’ met de vader.

Een voorbeeld van de toepassing van ‘eerder-frequent-dan-lang’ lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam uit 2018. Het betrof hier een regeling voor 2 kinderen van respectievelijk ongeveer 5 en 1 jaar (onderstrepingen o.z.). Het hof oordeelde als volgt:

Gelet op de jonge leeftijd van de kinderen is daarbij een frequent contact geïndiceerd, dat (vooralsnog) in duur beperkt kan zijn. De opgelegde regeling sluit daarop aan, nu deze regeling leidt tot een tweemaal wekelijks contact met de man voor een betrekkelijk korte duur.

‘Eerder frequent dan lang’ is in de jaren voor 2020 een heel eigen leven gaan leiden. De maatstaf werd dan ook vooral ingezet door hoofdverzorgende ouders die liefst weinig omgang wilden tussen het kind en de uitwonende ouder.

De oorsprong van ‘eerder frequent dan lang’

We hebben gezocht naar de oorsprong van ‘eerder frequent dan lang’ in de Nederlandse familierechtspraak. Eén specifiek document springt daarin specifiek naar voren t.w.:  Beslissingen over kinderen in problematische opvoedingssituaties / Inzichten uit gehechtheidsonderzoek door F.Juffer (2010)

Bij punt 15 op pag. 41 staat het volgende (onderstrepingen o.z.):

“Bij jonge kinderen die in feite al door één primaire ouder werden en worden verzorgd, kan een omgangsregeling met een niet-verzorgende ouder overwogen worden waarbij de bezoeken zich beperken tot (veel en regelmatige) bezoeken overdag. Voor jonge kinderen is stabiliteit van de zorg door de vertrouwde ouderfiguur tijdens de nacht van cruciaal belang voor de gehechtheid. Het je moeten overgeven aan de slaap en het donker, zijn ingrediënten die bij jonge kinderen angst (en dus gehechtheid, de behoefte aan steun van de vertrouwde gehechtheidsfiguur) kunnen oproepen. Bij kinderen vanaf vijf à zes jaar kan overnachten tijdens een omgangsregeling in het algemeen wel plaatsvinden, omdat een kind van die leeftijd een scheiding tijdens de nacht beter kan overzien en er beter mee kan omgaan. Het is een andere zaak als een jong kind twee min of meer vergelijkbare gehechtheidsrelaties met beide ouders heeft opgebouwd voordat de ouders gingen scheiden. Bij een omgangsregeling met overnachten kan in dat geval ook de nietverzorgende ouder een ‘secure base’ bieden aan het kind.”

De uitwonende niet-hoofdverzorgende ouder (meestal de vader) wordt hierin expliciet miskend als een ouder die door herhaalde waardevolle hechtingsmomenten ook een vertrouwde hechtingsfiguur kan worden/is/behoort te zijn. Dit geldt ook voor vaders die bijvoorbeeld een kind hebben uit een affectieve relatie waarmee ze nooit hebben samengeleefd.

Kinderrechters hebben de hechtingsleer onjuist toegepast

Wanneer het (onjuiste) standpunt van Juffer wordt gevolgd, dan betekent dit dat – in een situatie dat één ouder de hoofdverzorging verrichtte – het kind slechts contact kan hebben met andere ouder gedurende korte bezoekjes overdag. Overnachten kan slechts van vanaf 5 a 6 jaar.

Een jong kind ontwikkelt echter vertrouwde hechtingsrelaties met meerdere personen, zoals bijvoorbeeld grootouders, andere familieleden en verzorgers bij de dagopvang. Is die relatie veilig en zijn de verzorgende personen ontvankelijk en empathisch naar het kind, dan hecht het kind in beginsel veilig. Dit belet ook overnachtingen niet, aldus de twee autoriteiten op dit gebied van hechting, Kelly/Lamb. Zie voor een verwijzing naar hun publicatie de Special: Omgang baby, dreumes, peuter.

Het gevoerde beleid door de Raad voor de Kinderbescherming en de rechtspraak was derhalve onjuist. We zagen in de rechtspraak bovendien dat ‘eerder frequent dan lang’ werd gecombineerd met vakantieregelingen die juist het tegenovergestelde waren van ‘eerder frequent dan lang’ en dit was op zijn zachtst gezegd onbegrijpelijk.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 4 april 2025
Bij gerechtelijke procedures over omgang en ouderlijk gezag wordt er soms een deskundigenonderzoek door de rechtbank bevolen. Veelal gebeurt dit op verzoek van één van beide partijen, echter dit kan ook ambtshalve – dus op eigen initiatief – door de rechter. De onderzoeksvraag is vanzelfsprekend afhankelijk van de exacte problematiek binnen de situatie. Tegen deze beslissing staat in beginsel geen hoger beroep open.

De zogenaamde ‘rechtsingang’ van dit type onderzoek is anders dan in situaties waarin er een kinderbeschermingsmaatregel speelt, namelijk artikel 186 lid 1 Rv (voorheen artikel 194 Rv) in samenhang met artikel 284 lid 1 Rv versus artikel 810a lid 2 Rv.

Er zijn naast onderzoeken over gezag en omgang nog andere situaties waarin een deskundigenonderzoek op basis van artikel 186 Rv gebruikelijker is; namelijk bij DNA-onderzoek en financiële zaken zoals waarde aandelenbelangen. Dit type situaties wordt hierna niet behandeld.

Een verzoek voor een deskundigenonderzoek in reguliere gezag en omgang zaken wordt in veel situaties afgewezen. Hiervoor kunnen diverse redenen zijn, waaronder:

  • dat ouders niet voldoende financieel draagkrachtig zijn;
  • dat de rechter zichzelf voldoende voorgelicht vindt om een beslissing te nemen, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam;
  • dat het kind onder toezicht staat;
  • dat het te belastend zou zijn voor het kind, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch; of
  • dat bijv. een ouderschapsonderzoek te lang zou duren, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het (op jouw verzoek) betrokken raken van een deskundige is bovendien geen garantie voor een voor jou positieve uitkomst. Het is ook mogelijk om zelf een deskundigenrapport in te brengen. Dit kan op basis van artikel 810a lid 1 Rv. Deze wordt in beginsel door de rechter toegelaten mits het voor de zaak relevant is.

Hierna zijn enkele voorbeelden van uitspraken beschreven waarbij een artikel 194 Rv-verzoek leidde tot de benoeming van een deskundige. Bij elke zaak staan de onderzoeksvragen die de rechter aan de deskundige meegaf. Ook de kosten van het deskundigenonderzoek zijn weergegeven. Soms komt een deel of het geheel ten laste van Rijks kas. Dit betekent dat er ook zaken zijn waarin de ouders het volledige factuurbedrag van de deskundige gezamenlijk hebben moeten betalen.

Voorbeelden artikel 194 RV onderzoek

Onderzoeksvraag:

  1. Niet bekend, bepaald in tussenbeschikking.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Niet bekend
  • Kosten: Voor de deskundigen ad respectievelijk € 4.336,61 en € 2.784,- en de milieurapporteur ad € 5.445, ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  1. Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
  2. Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd, dat [de minderjarige] buiten de strijd van partijen blijft?
  3. Is de communicatie tussen partijen een belemmering om gezamenlijk vorm te geven aan het ouderschap?
  4. Kan de communicatie tussen de ouders ten aanzien van hun ouderschap zodanig worden verbeterd dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij in de toekomst in overleg beslissingen omtrent [de minderjarige] kunnen nemen en dat zij in de toekomst in staat zijn om beiden aanwezig te zijn bij de overdracht tijdens de zorgregeling en bij overige voor [de minderjarige] belangrijke gebeurtenissen?
  5. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [de minderjarige] ? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: mevrouw dr. [naam1] MDR, Forensisch Mediator
  • Kosten: EUR 4.500 incl. BTW ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  1. Wilt u in gesprekken met [naam kind] en/of zijn ouders in kaart brengen welke belemmeringen er zijn voor [naam kind] om een onbelast contact met zijn vader te hebben? Kunt u ook schetsen welke mogelijkheden er zijn tot contact met de vader
  2. Is verdere hulpverlening na uw interventie nodig om dat onbelaste contact te borgen?
  3. Zijn er overigens nog opmerkingen die voor de rechter van belang zijn?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: M. Roelfsema van Klem Kindbehartiger en Coaching
  • Kosten: EUR 1.386,03 inclusief BTW ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  • Op basis van tekst uitspraak samengevat: Algeheel onderzoek naar veroorzakende en instandhoudende factoren van de situatie en wat er nodig is om de situatie op te lossen.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Psycholoog [NB]
  • Kosten: EUR 5.000 ten laste van ’s Rijks kas.
  • Opm.: Onderzoek Psycholoog ondanks aanwezigheid Bijzondere Curator.

Onderzoeken op basis van artikel 810a Rv veel gedetailleerder

Bij uithuisplaatsingen en in het bijzonder bij beoordelingen van mogelijke terugplaatsingen en/of herstel in het ouderlijk gezag zijn de deskundigenonderzoeken veelal veel omvangrijker/gedetailleerder en ook uitgevoerd door het KSCD of het NIFP. Deze onderzoeken hebben overigens een andere rechtsingang namelijk artikel 810a Rv.

We zouden graag zien dat deze mate van gedetailleerdheid ook zou terugkomen in situaties waarin het geen kinderbeschermingsmaatregel betreft zoals in een vechtscheiding die jaar na jaar voortduurt en/of bij oudervervreemding/ouderverstoting/ouderafwijzing.

Voorbeelden artikel 810a lid 2 RV onderzoek

Een uitspraak die toont hoe de rechtbank de resultaten van een NIFP onderzoek interpreteert in een situatie waarin er sprake is van een vechtscheiding. Een uitspraak die op zich navolging verdient. Er is echter ook een hoop aan te merken op deze uitspraak, o.m. over de wijze waarop de rechtbank refereert naar de ouderlijke verantwoordelijkheid om met elkaar (minimaal) in overleg te blijven.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: NIFP
  • Kosten: NB

Onderzoeksvraag:

Met betrekking tot het kind

  1. Hoe kan de ontwikkeling en het functioneren van [naam02] worden beschreven?
  2. Welke specifieke vaardigheden zijn vereist ten aanzien van de opvoeding/begeleiding van [naam02]?

Met betrekking tot de ouders

  1. Hoe kan het verstandelijk vermogen en de leerbaarheid van de vader, de moeder en de grootouders moederszijde beschreven worden?
  2. Zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek en/of psychiatrische problematiek bij de vader, de moeder of bij (één van) de grootouders moederszijde en zo ja, in hoeverre zijn deze van invloed op zijn/haar pedagogische/affectieve mogelijkheden? Te denken valt onder andere aan emotieregulatie (waaronder agressieregulatie), hechtingsproblematiek, conflicthantering door (groot)ouders.
  3. Indien van toepassing: maakt deze mogelijke psychiatrische stoornis van (één van) de ouders een onderzoek door een psychiater noodzakelijk om de vraagstelling nader te kunnen beantwoorden?
  4. Wat zijn de pedagogische/affectieve mogelijkheden en beperkingen van de vader, de moeder en de grootouders moederszijde en in hoeverre heeft hij/zij dan wel hebben zij een reëel beeld van de eigen mogelijkheden op dit gebied?
  5. Hoe worden de mogelijkheden van de moeder en de grootouders moederszijde ingeschat om de omgang van [naam02] met de vader vorm te geven?
  6. Hoe worden de mogelijkheden van de vader ingeschat om de omgang van [naam02] met de moeder vorm te geven?

Met betrekking tot de interactie

  1. Hoe beleeft [naam02] de relatie met de moeder, de vader en de grootouders moederszijde?
  2. Hoe zijn de interactie en de kwaliteit van de relatie tussen [naam02] en de vader, de moeder en de grootouders moederszijde?
  3. Hoe zijn de interactie en de kwaliteit van de relatie tussen de moeder en de grootouders moederszijde? Te denken valt onder andere aan (de wijze van) elkaar aanspreken, de kwaliteit van de hechtingsrelatie en loyaliteiten onderling.

Algemeen

  1. Wat zijn indicaties en contra-indicaties met betrekking tot de te nemen beslissing: kan [naam02] thuis worden geplaatst in de opvoedsituatie bij de moeder en de grootouders moederszijde dan wel bij de vader en kan er een omgangsregeling tussen [naam02] en de niet-hoofdopvoeder tot stand komen, en welk advies volgt daaruit?
  2. Is voor de onderzochten professionele hulpverlening nodig en, zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
  3. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [naam02] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD)
  • Kosten: NB ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  • Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?
  • Hoe is de ontwikkeling en het functioneren van [minderjarige] te beschrijven aan de hand van de volgende gebieden: cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en gehechtheidsontwikkeling?
  • Wat zijn de pedagogische en affectieve vaardigheden van de moeder in relatie tot de opvoedingsbehoeften van [minderjarige] ? Indien nodig, zijn er mogelijkheden op het gebied van hulpverlening en behandeling om deze te verbeteren?
  • Zijn er (contra-)indicaties voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder? Zo ja, welke zijn dat?
  • Welke contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder komt tegemoet aan de belangen van [minderjarige] als hij voor langere tijd uit huis geplaatst blijft?
  • In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren, die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar die wel van belang zijn met betrekking tot de uithuisplaatsing van [minderjarige] ?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: mevrouw H. Baas, gezondheidszorgpsycholoog en T. de Jong, gezondheidszorgpsycholoog (NIFP)
  • Kosten: NB ten laste van ’s Rijks kas.

Hoe nu verder?

In de meeste zaken die wij zien wordt er onvoldoende onderzoek verricht naar hoe ouders daadwerkelijk invulling hebben gegeven aan hun positieve inspanningsplichten, zoals hun informatieplicht en consultatieplicht, alsmede hun plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen en ook om zorg te dragen voor goed-genoeg-(inter-) ouderschap. Onderzoek naar de (inter-ouder) gedragspatronen van ouders kan de rechter zicht geven op de veroorzakende en instandhoudende factoren van de ontwikkelingsbedreiging die het kind treft. De vraag die opkomt is waarom de rechtspraak niet min of meer standaard gebruik maakt van haar bevoegdheid om zo een onderzoek ambtshalve te bevelen, temeer nu de Raad voor de Kinderbescherming, aldus haar standpunt in deze uitspraak van Rechtbank Limburg kennelijk vindt dit niet haar taak te vinden.

Dit onderzoek zou zich o.i. juist meer moeten toespitsen op details en feitenvinding. Het onderzoek zou zich wat ons betreft moeten toespitsen op daadwerkelijk gedrag en dit begint primair bij het beoordelen van de inter-oudercommunicatie en de zaken die daaruit volgen. Dit is anders dan bijvoorbeeld nu door instanties als Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming wordt gedaan; namelijk dat in principe slechts aan ouders wordt gevraagd hoe zij de situatie voor het kind en het gedrag van de andere ouder bezien.

De vraag is vervolgens welk type professional/organisatie hiertoe geschikt is. Wat ons betreft zou aansluiting moeten worden gezocht bij professionals voor wie ‘hogere onderzoeksnormen’ normaal zijn, oftewel professionals die ook door bijvoorbeeld het NIFP/KDCD worden ingezet. Deze zouden ook zo snel mogelijk moeten worden ingezet.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 april 2025
Heb je een ernstige (progressieve) ziekte die op termijn leidt tot psychische en/of lichamelijke onbeschikbaarheid voor je kind, dan kan in beginsel omgang nog steeds mogelijk blijven. Samengevat is van belang dat je ziekte er niet toe leidt dat de omgang voor je kind te belastend wordt, je kind niet verantwoordelijk wordt om voor je te zorgen of dat je kind parentificeert.

Contact met beide ouders is een universeel en wettelijk recht van het kind. Dit omvat ook omgang met een ouder die een (progressieve) ziekte heeft. De aard van de ziekte, de mate en snelheid van progressie kunnen medebepalend zijn voor de frequentie en intensiteit van de omgang. Ook de leeftijd van het kind kan bepalend zijn.

In deze uitspraak van Rechtbank Den Haag is bij de vader in 2017 ALS (Amyotrofische Lateraal Sclerose) vastgesteld met een levensverwachting van 3 jaren. In 2024 echter functioneert hij met aanpassingen nog redelijk normaal en wil in het kader van de echtscheiding graag een vaste omgang met zijn kind van 8 jaar. De rechter stelt 3 contactmomenten per week vast waarbij het kind bij 2 ook bij de vader eet. Bij deze omgangsmomenten dient een volwassene aanwezig te zijn die eventueel kan bijspringen als vader het niet redt. Dit hoeft geen professionele Nanny te zijn. Ook overweegt de rechtbank:

Zonder deze volwassene in haar omgeving drukt deze verantwoordelijkheid te veel op [minderjarige] en dit acht de rechtbank niet in haar belang. Het contact tussen [minderjarige] en de man moet voor haar immers niet belastend zijn, zodat zij plezierige herinneringen houdt aan de tijd met haar vader.

In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland heeft de moeder de ziekte van Huntington, hetgeen een progressieve erfelijke hersenaandoening is. De 3 kinderen vinden de omgang met hun moeder te belastend worden. De kinderen staan ook onder toezicht. De rechter bepaalt dat 2 van de 3 kinderen elke maand een contactmoment met hun moeder hebben en dat het derde kind 1 maal per kwartaal een contact moment heeft. Wanneer het contactmoment wordt beëindigt wordt in overleg met de kinderen aan de hulpverlening gelaten.

In deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland heeft de vader Hersenletsel vanwege een herseninfarct. De vader verblijft in een verpleegtehuis. De rechter stelt een omgang met het kind van 8 jaar vast waarbij er “tussen de vader en de dochter wekelijks een contactmoment van in beginsel minimaal twee uur zal zijn, waarbij ofwel de moeder met [minderjarige (voornaam)] naar het verpleegtehuis van de vader komt, ofwel de vader bij de moeder thuis komt om zijn dochter te kunnen zien”.

Hoe ernstig je ziekte of aandoening ook is, de andere ouder blijft verplicht om de band tussen je kind en jou te blijven bevorderen. Daarnaast is die ouder onverminderd verplicht om je te informeren, te consulteren en je toestemming te vragen voor gezagsbeslissingen.

Tot slot kan de situatie natuurlijk leiden tot spanningen met de andere ouder. Dat je je blijft inzetten voor een neutraal functionerende ouderschapsrelatie is niet slechts in het belang van je kind. Deze plicht blijft gelden, ongeacht en voor beide ouders.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 5 april 2025
In de praktijk zien we moeders soms het standpunt innemen dat het geven van borstvoeding in de weg staat aan (uitbreiding van de) omgang of (aaneengesloten) overnachtingen van het (zeer) jonge kind bij de vader. Sommige moeders gaan hierin heel ver en nemen dit standpunt zelfs in terwijl het kind al ouder is dan 2, 3 of zelfs 4 jaar.

In algemene zin kan hierover gesteld worden dat zeer veel zeer jonge kinderen opgroeien terwijl ze afgekolfde melk, zuigelingenvoeding cq opvolgmelk krijgen en de moeder na haar zwangerschapsverlof weer aan het werk gaat. Het persoonlijk willen geven van borstvoeding staat daarmee niet in de weg aan uitbreiding van de omgang of overnachten van het (zeer) jonge kind bij bijvoorbeeld de vader of een grootouder.

In deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch neemt de moeder o.a. het standpunt in dat vanwege borstvoeding er geen omgang kan zijn tussen de vader en ‘haar’ baby van 3 maanden oud. Dit wordt door het hof gepasseerd.

In deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam is het kind al bijna 2,5 jaar. Het hof verwoordt het standpunt van de Raad voor de kinderbescherming als volgt:

De moeder is na de bestreden beschikking te laat begonnen met het afbouwen van haar borstvoeding waardoor het hof in hoger beroep voor een voldongen feit wordt gesteld. Vaststaat dat, om borstontstekingen en de daarmee gepaard gaande griepverschijnselen van de moeder te voorkomen de borstvoeding geleidelijk dient te worden afgebouwd. Dat [minderjarige] daardoor pas met een krappe tweeëneenhalf jaar voor het eerst structureel bij haar vader zal slapen, is niet in haar belang. De nachten bij de vader zijn belangrijk voor [minderjarige] om een goede relatie met de vader op te bouwen. [minderjarige] heeft de borstvoeding al lang niet meer nodig, het is slechts nog in het belang van de moeder.

Het standpunt van de moeder dat [minderjarige] gelet op haar jonge leeftijd nog niet bij de vader zou kunnen overnachten is een gedateerd standpunt dat al lang niet meer overeenkomt met de huidige stand van de wetenschap. De moeder heeft gezegd dat de vader in staat is sensitief en responsief op te voeden, dat is het enige dat van belang is, aldus de raad.

Ouders en dus ook moeders hebben de plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. Overnachten bij de andere ouder (veelal de vader) biedt gelegenheid voor kwalitatief hoogwaardige hechtingsmomenten. Het (zeer) jonge kind dit ontzeggen met een beroep op ‘noodzakelijke’ persoonlijk borstvoeding, is hiermee niet te vereenzelvigen. Uit de gepubliceerde rechtspraak komt bovendien naar voren dat vooral een gebrek aan emotionele toestemming en/of eigenbelang de boventoon voert, in plaats van dat er een objectiveerbare noodzaak naar voren wordt gebracht om de persoonlijke borstvoeding voor te laten gaan op het uitbreiden van de omgang of het overnachten van het kind bij de andere ouder.

Tot slot, in deze uitspraak uit 2020 gaat Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wel mee in het verzoek van de moeder dat er pas sprake kan zijn van overnachten bij de vader als het kind geen borstvoeding meer krijgt. Wat vooral aan deze beslissing opvalt is dat het hof kennelijk geen enkel voorziende blik lijkt te hebben hoezeer dit ook in de invloedssfeer van de moeder is. Mede gezien de in 2020 gewijzigde richtlijnen lijkt dit nog ‘oude rechtspraak’.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Heb je een vraag waarop het antwoord ook voor anderen relevant kan zijn en mis je hem in dit overzicht?
Mail hem als suggestie naar team@fiduon.nl.