Vraag en antwoord · Ouderschapsnormen CAT-V&A

Antwoorden uit de familierechtpraktijk over (handhaving van) ouderschapsnormen bij vechtscheidingen.

Bijgewerkt: 17 mei 2022
Welwillendheid is voor dat je je (opnieuw) overlegbereid en strijdmijdend opstelt en dat je alles in het werk stelt om een goede ouderschapsrelatie met je ex-partner te bewerkstelligen en te handhaven, inclusief het contact tussen je kind en de andere ouder (lees ook deze uitspraak van Rechtbank Den Haag).

We hebben ervaren dat veel vechtscheidingen in stand worden gehouden door één niet-welwillende partij. Redenen daarvoor kunnen bijvoorbeeld zijn: wrok, rancune, of onbegrip. Er kan ook een psychische grondslag zijn.

Het is belangrijk steeds opnieuw weloverwogen beslissingen te nemen. In de ene situatie kan dit betekenen, berusten in gedrag van de andere ouder, terwijl in een andere situatie juist een krachtige reactie op zijn plaats is. Hierin logisch, evenwichtig en met open vizier handelen helpt je op termijn verder.

Welwillendheid betekent zeker niet aan alle grillen van de andere ouder toegeven.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2023
Redelijk zijn, overleggen, elkaar iets gunnen; allemaal gedragingen die compleet normaal zijn als het leuk is samen. Hoe anders is het in een vechtscheiding. Ieder klein puntje wordt bevochten. Is het niet door beide ouders, danwel door één van beide ouders.

Wil je er echt actief een einde aan maken, dan helpen de volgende tips je wellicht vooruit. Er zijn echter geen garanties. Ook omdat er soms een onderliggende oorzaak is waardoor de ander niet uit de strijd wil of kan stappen.

13 Tips wanneer de ander je rechtstreeks of over de rug van je kind blijft aanvallen

We gaan hier geen oosterse wijsheden quoten, doch er zijn wel een paar algemene regels die makkelijk te onthouden zijn.

  1. Het is onmogelijk om op alles wat er gebeurd invloed uit te oefenen of grip te houden. Buig mee bij futiele zaken, wees standvastig bij belangrijke zaken. Doe zelf niet moeilijk over kleine zaken. Houd de situatie voor je kind zo onbelast mogelijk.
  2. Accepteer de situatie en het gedrag van de ander als een gegeven, blijf schadelijk gedrag wel benoemen.
  3. Doordenk goed welke doelen je (voor je kind) wilt bereiken, bijvoorbeeld uitbreiding van de omgang of juist duidelijkheid en rust. Focus daar op en richt je leven in naar dit doel.
  4. Laat je niet voor het blok zetten, vraag tijd om na te denken.
  5. Zorg dat alle afspraken eerst in concept op schrift komen en doordenk ze vervolgens goed, eventueel met professionele hulp.
  6. Blijf te allen tijde eerlijk en oprecht in je gedrag. Handel tegelijk wel strategisch. Dit kan samen gaan.
  7. Bouw een eenvoudig te doorgronden dossier op, met daarin ook aandacht voor je eigen positieve inspanningen.
  8. Heb je het vermoeden dat de andere ouder je demoniseert, houd hiervan dan een administratie bij. Wordt het concreet en heb je daarvan echt ook bewijzen, dan kan je ervoor kiezen om de andere ouder daarmee te confronteren. Doe dit nooit in een gesprek, altijd schriftelijk.
  9. Kies te allen tijde voor je kind. Als je kind gedrag laat zien wat jijzelf lastig vindt, zoek daarvoor hulp. In eerste instantie niet voor je kind, maar voor jezelf. Probeer alles te lezen wat er is over het gedrag van kinderen in scheidingssituaties en ook over oudervervreemding en ouderverstoting (lees ook de zeer uitgebreide special).
  10. Laat je kind negatieve kindsignalen zien en heb je eerder al hulp gezocht voor jezelf, houd dan het initiatief bij jezelf in het eventueel betrekken van hulp voor je kind. Houd goed bij hoe de andere ouder daarop reageert.
  11. Houd je aan normale omgangsvormen in je communicatie, blijf netjes en hoffelijk, zowel naar je ex-partner als naar betrokken hulpverleners. Natuurlijk mag je best ook wel eens ‘duidelijke taal’ gebruiken, echter altijd op een proportionele manier.
  12. Kies voor je kind en jezelf nooit voor de koninklijke weg door definitief afstand te nemen.
  13. Zoek professionele (juridische) hulp.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 27 februari 2024
Vermoed je een schadelijke psychi(atri)sche stoornis bij de moeder van je kind? Dan kun je feitelijk alleen iets bereiken wanneer deze stoornis zich bij deze ouder duidelijk manifesteert, zich in kindsignalen vertaalt en dit ook door onafhankelijke derden is vastgesteld.

Begint dit vermoeden zich steeds meer met bewijs uit te kristaliseren, dan nog moet je erg voorzichtig zijn omdat je verweten kan worden dat je de strijd drijft door je op dit standpunt te stellen. Het is dan ook van groot belang om de andere ouder – hoe moeilijk ook – niet te forceren.

Dit betekent overigens niet dat je de andere ouder nooit mag confronteren met zorgelijk gedrag dat je observeert. Het is een kwestie van proportionaliteit. Dit betekent dat zorgelijk gedrag een passende terugkoppeling behoort te krijgen en dus niet uit het niets een all-out beschuldiging van ernstige psychi(atri)sche problematiek.

Uiteraard zien we wel dat zorgelijk gedrag van een ouder soms uiteindelijk leidt tot een formeel onderzoek naar de opvoedvaardigheden en/of de geestelijke gesteldheid van deze ouder. Hiervoor moet echter een trigger zijn. Dit kan bijvoorbeeld gelegen zijn in een ‘incident’ (bijv. een psychose) of evidente kindsignalen die dit soort stappen inleiden. Overigens zijn we wel van mening dat deze ouder moet blijven voldoen aan de ouderschapsnormen.

Zijn de kindsignalen er niet, onvoldoende of heeft de ouder toch een weg gevonden om – naar omstandigheden – redelijk met de stoornis om te gaan, dan zal een rechter niet snel tot vergaande maatregelen besluiten, zoals wijziging hoofdverblijf of eenhoofdig gezag.

Het zou o.i. de situatie helpen als er transparantie tussen de ouders de norm zou zijn (ondanks privacyregels) en dat tegelijk ook alles in het werk wordt gesteld door de andere ouder en hulpverlening om deze ouder ‘in balans’ te houden. Hiervoor kan alleen maar ruimte komen, als door de andere ouder een positief welwillend dossier moet kunnen worden overlegd. Je hebt nu eenmaal samen een kind en dit brengt extra verantwoordelijkheden met zich mee naar elkaar als ex-partners, in het belang van je kind.

Gebrek aan transparantie of duidelijkheid kan overigens zeer bitter proeven voor welwillende ouders die alle zeilen moet bijzetten om de gevolgen van dit gedrag voor het kind weg te nemen of te beperken. Ook begrip voor de ‘last’ die deze welwillende ouder draag van partijen zoals de Raad voor de Kinderbescherming  zou bijzonder welkom zijn.

Is al heel veel gebeurd en heb je ook al veel op schrift, dan kan je beginnen met een wijziging in de zorgverdeling aan de andere ouder voor te stellen. De toon waarop je dit doet luistert overigens zeer nauw.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Als je ex-partner conflicterende (en irrationele) beslissingen neemt die vooral voor jou lastig zijn, dan past dit ‘binnen de gebruikelijke kaders’ van een vechtscheiding.

Anders wordt het wanneer je ex-partner het over de as speelt van jullie kind of het gedrag ‘kleine pesterijen’ overstijgt.

Leiden de beslissingen bijvoorbeeld tot een negatief beeld over jou? Stellen ze indirect de veiligheid bij jou als verzorger ter discussie? Of dwarsbomen deze acties een onbelaste omgang tussen je kind en jou (en jouw zijde)? Dan zou je kunnen stellen dat het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van je kind daarmee in het geding is. Dit is rechtstreeks in strijd met de wettelijke verplichting van artikel 1:247 lid 2 BW.

Artikel 1:247 lid 2 BW:
Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
Tevens kan dit gedrag een schending opleveren van de wettelijke verplichting van artikel 1:247 lid 3 BW.
Artikel 1:247 lid 3 BW:
Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.
Tracht in principe altijd éérst deze zaken die je constateert bespreekbaar te maken bij je ex-partner. Doe dit schriftelijk. Komt hier geen reactie op, of blijft een positieve wijziging van het gedrag uit? Dan kan je overwegen om bijvoorbeeld bij Veilig Thuis een melding te doen.

Uiteindelijk geldt accepteren of procederen. Zijn de gebeurtenissen te ernstig en belasten ze je kind, dan kan dit een reden zijn voor:

  • wijziging van de hoofdverblijfplaats naar jou; en/of
  • eenhoofdig gezag; en/of
  • een inperking van de omgang tussen je kind en deze niet-welwillende ouder.

Zet nooit te vroeg dit middel in. Probeer zaken altijd éérst onderling met je ex-partner te regelen. Zet in op onze PosiAct-aanpak en bouw zo een dossier op van jouw welwillende gedrag versus de reacties van de andere ouder.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Om te begrijpen waar het standpunt van ‘overvraagd voelen’ bij de andere ouder vandaan komt, is het van belang om goed naar het verleden te kijken. Het doel is om na te gaan of er zaken zijn voorgevallen die dit standpunt redelijk maken. Of het redelijk is, bepaalt de strategie hoe hiermee om te gaan.

Zijn er legitieme redenen waarom je ex zo reageert, dan is het verstandig om hier constructief mee om te gaan en waar mogelijk zelf een duidelijke positieve beweging te maken in je gedrag. Dit kan ook betekenen dat het verstandiger is om tijdelijk even pas op de plaats te maken.

Zo komen we situaties tegen waarbij er een (ernstig) incident heeft plaatsgevonden, waardoor redelijkerwijs niet van deze ouder kan worden verwacht dat deze meewerkt. Het is dan het beste om inzicht te tonen en ook eigenaarschap te nemen voor het wegnemen van deze gevoelens.

We maken echter ook mee dat het zich ‘overvraagd voelen’ een gelegenheidsargument is om op partnerniveau weerstand te blijven bieden teneinde te voorkomen dat er vooruitgang wordt geboekt. Dit is een strategie die strijdig is met de rechten van het kind. Lees ook: Hoe herken ik niet-welwillend gedrag?

In die situatie is het zaak om omzichtig vooruit te bewegen, waarbij je enerzijds inzet op positieve en constructieve communicatie, en anderzijds (zo mogelijk) juridisch vooruit beweegt op het punt dat je wilt bereiken.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 6 februari 2025
Heb je samen kinderen, dan is altijd enige vorm van overleg nodig. Dit is globaal gesteld alleen anders als er sprake is een van ontzegging van omgang, eenhoofdig gezag en wanneer er nadat dit is verzocht geen informatie- en/of consultatieregeling is vastgesteld.

In alle andere gevallen is er overleg nodig over alle beslissingen die de ‘dagelijkse zorg’ overstijgen en gezagsbeslissingen evenals elkaar te informeren en consulteren. Gezamenlijk gezag betekent namelijk ‘gedeeld gezag’ of ‘elk 50%-gezag’.

Probeer altijd eerst op een neutrale wijze te achterhalen wat er aan de hand is. Het is belangrijk om je communicatie te ’temporiseren’ en goed te kijken wat je zelf kunt veranderen om de andere ouder de ruimte te geven om een positieve beweging te maken. Je zou bijvoorbeeld je eigen communicatie kunnen aanpassen. Ook zou je kunnen voorstellen om een derde tijdelijk een zogenaamd communicatieschot te laten uitvoeren. Dit betekent dat al jullie communicatie over de kinderen tijdelijk via deze derde verloopt.

Leiden al je positieve inspanningen tot niets en ervaar je bijvoorbeeld dat de andere ouder je passeert bij (het voorbereiden van) belangrijke (gezags)beslissingen? Dan betekent dit bij gezamenlijk gezag, een schending daarvan. Dan kan dit een reden zijn voor verdere stappen zoals een verzoek bij de rechter het ouderlijk gezag van die ouder te beëindigen. Zie dit echter niet als eerste optie.

Je hebt feitelijk 2 keuzes tw; (voor nu) accepteren of procederen. Een eventuele procedure kan niet alleen gaan om een rechterlijke beslissing te krijgen over een specifieke eenzijdige actie van deze niet-communicerende ouder, het kan ook leiden tot een wijziging van het ouderlijk gezag. Wat proportioneel is, wordt geheel bepaald door de omstandigheden.

Berusten in non-communicatie is zelden een wijs advies. Dit kan mogelijk tegen je worden gebruikt en worden uitgelegd als dat je geen interesse hebt of geen verantwoordelijkheid wilt nemen voor het verbeteren van de situatie voor je kinderen.

Wat we overigens in de praktijk veel zien is dat ouders als argument aanvoeren dat er een ‘parallel ouderschap’ is en dat ze daarom niet hoeven te communiceren. Meer over parallel ouderschap lees je hier.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Zit je als ouder ongewild in een vechtscheiding en worden er door de andere ouder steeds opnieuw kleine situaties gecreëerd waardoor zaken niet tot rust komen? Dan kan het zijn dat je in een pestscheiding zit.

De pesterijen kunnen puur op ouderniveau blijven, echter veelal wordt toch ook het kind de dupe van de pesterijen. Al is het maar doordat het de gepeste ouder uit balans tracht te brengen en houden. Daarnaast kan het bijvoorbeeld tot doel hebben de ouder financieel uit te putten.

Hoe je perstgedrag herkent

  • Onredelijke eisen.
  • Onlogische standpuntwisselingen.
  • Op alle slakken zout leggen.
  • Vileine verwijtende communicatie.
  • Stiltebehandelingen.
  • Leugens en achterklap.
  • Niet reageren op normale volwassen confrontaties met dit gedrag.

Hoe met pestgedrag om te gaan

Het is heel normaal dat door dit pestgedrag je zelf uit balans wordt gebracht en dat je wellicht zelf in een negatieve reactiemodus schiet. Doe dit laatste niet. Pestgedrag kan namelijk tot doel hebben om juist dat te bereiken. Het is één van de wijzen waarop niet-welwillende/pestende ouders trachten om toch een doel te bereiken, als vermindering van de omgang tussen je kind en jou of een gezagswijziging.

Primair, tracht te achterhalen waarin het pestgedrag van de pestende ex-partner wortelt en tracht oprecht hulp te bieden om grondslagen weg te nemen. Faalt dit en gaat het gedrag onverminderd door?

  • Zorg dat je in balans blijft. Ga door met je leven.
  • Negeer de pester zoveel mogelijk.
  • Zeker als de pester zich ook van leugens bedient, blijf deze onwaarheden benoemen. Dit is een aanpak die je minder grijpbaar maakt voor de pester.
  • Ontneem de pester de macht waarlangs de pesterijen worden uitgeoefend; deel niet teveel over je privéleven.
  • Belast het pestgedrag ook je kind direct of indirect, houd hiervan een dossier bij. Dit kan in de toekomst (juridisch) belangrijk worden.

Weet je even niet hoe te reageren? Zoek hulp.

Waarom je je vechtscheiding nog niet structureel een pestscheiding moet noemen

Bij pesten is er een dader en een slachtoffer. Het laat zien dat jij jezelf het slachtoffer vindt van de pesterijen van de ander. Het erkent o.i. onvoldoende de invloed die jij als volwassen ouder wel degelijk kunt en moet uitoefenen op de situatie. Een eigenaarschap dat ook door de hulpverlening en de rechtspraak wordt verwacht zodra er een minderjarig kind is betrokken.

Blijf zelf positief eigenaarschap nemen

Pestscheidingen, vechtscheidingen, uiteindelijk zullen ouders gezamenlijk, of bij gebrek daaraan individueel, eigenaarschap moeten nemen. Het is belangrijk om je ‘verdedigende’ gedrag daarom altijd af te meten naar de situatie die voorligt en de situatie vanuit het belang van je kind blijven bezien. Start met positieve initiatieven om zaken te regelen en het conflict definitief op te lossen, ook verwacht je dat de pestende ouder dit nooit gaat toelaten.

Zit je in een pestscheiding? Blijf zelf welwillend communiceren. Lukt dit niet blijf wel constructieve voorstellen doen om er samen uit te komen. Dit werkt op termijn voor je.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 11 februari 2025
Welwillendheid en eigenaarschap zijn twee fundamenten van onze vechtscheidingshulp. Door je als ouder zo te gedragen, help je je kind, jezelf en je juridische doel verder.

Enerzijds is welwillendheid direct in het belang van het betrokken kind . Ouderstrijd leidt namelijk tot een loyaliteitsconflict wat – als dit serieuze vormen aanneemt – een ernstige sociaal emotionele ontwikkelingsbedreiging voor het kind vormt. Het loyaliteitsconflict druist in tegen een universeel recht van het kind, namelijk het recht op (psychologische) veiligheid. Ouderstrijd is volgens vaste rechtspraak een vorm van kindermishandeling. Anderzijds is welwillendheid ook van belang om de kans zo groot mogelijk te maken om (indien nodig) juridisch je doelen te behalen.

Niet-welwillend gedrag en steeds opnieuw de strijd aangaan, leidt uiteindelijk mogelijk tot een ontneming van het ouderlijk gezag, inperking van de omgang en/of een uithuisplaatsing van het kind bij de andere ouder. Dat dit soort consequenties strijdende ouders ook toevallen, is bijvoorbeeld te lezen in deze en deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Zie voor een voorbeeld waarin een kind uit huis werd geplaatst bij de andere ouder, deze uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland.

Om een doorkijk te geven naar het wegingskader van de rechtspraak, hierna een overweging van Gerechtshof Amsterdam in deze beschikking:

Uit het dossier blijkt een terugkerend patroon waarbij partijen onvoldoende in staat zijn om met elkaar te communiceren en geneigd zijn elkaars uitingen en handelen anders te interpreteren dan zij wellicht bedoeld zijn. Zij hebben nog altijd weinig vertrouwen in elkaar en communiceren via WhatsApp of e-mail, waarbij vragen over en weer gezien worden als verwijten. De strijd tussen partijen lijkt onverminderd gaande. Van constructieve communicatie over praktische zaken is onvoldoende sprake.

Een ander voorbeeld is de afweging die Rechtbank Rotterdam maakt in deze uitspraak:

De vader lijkt een ouderwets rollenpatroon te hebben, waarbij hij op dominante wijze anderen kan vertellen wat zij moeten doen zonder zelf verantwoordelijkheid te nemen. Dit is zeer ongewenst. De moeder is nog onvoldoende in staat om grenzen te stellen bij de vader en de kinderen.

Een voorbeeld van een rechterlijke weging van de inter-ouderdynamiek, die leidde tot afwijzing van een verzoek tot eenhoofdig gezag, is te lezen in deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland. De rechter sprak beide ouders aan op hun gedrag.

Een extreme zaak is te lezen in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam waarbij de vader de moeder stalkte, belaagde en al diverse contact- en gebiedsverboden had gehad. Het leidde tot ontneming van het ouderlijk gezag, het schrappen van de informatieplicht van de moeder, doch bovenal werd vader voor een periode van 1 jaar de omgang met zijn kind ontzegd.

Een voorbeeld van een strijdende vader die tracht o.m. het hoofdverblijf te krijgen over zijn kind gezien zijn zorgen over de veiligheid van zijn kind bij moeder. Het resultaat in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is, dat de vader niet de gewenste zaken krijgt en dat een onbegeleide omgang tussen het kind en de vader niet in het belang van het kind wordt geacht.

Heb je huiselijk geweld gepleegd richting je ex-partner dan is het van groot belang om inzicht te tonen en hulp te aanvaarden. Je moet actief eigenaarschap nemen voor het creëren van een veilige situatie, ook voor je ex-partner. Doe je dit niet, dan kan dit ook in de weg staan aan een hervatting van de omgang met je kind, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

In deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam lijkt de kind-vaderband slachtoffer van oudervervreemding. De vader tracht tot contactherstel te komen echter uit de feiten blijkt ook dat hij zich niet aan normale omgangs- en gedragsnormen heeft gehouden, waarvoor hij strafrechtelijk is veroordeeld. Dit leidt tot de conclusie voor het hof om hem de omgang met zijn kind te ontzeggen.

Verder zien we in de praktijk steeds meer dat het Verdrag van Istanbul door rechters wordt meegewogen in de beslissing. Een voorbeeld daarvan is deze uitspraak van Rechtbank Gelderland. Hierin was het verbale geweld van de vader mede reden voor de rechter om een beperktere zorgregeling vast te stellen en de vader het ouderlijk gezag te ontnemen.

Val niet in de standaard valkuilen. Werk met ons aantoonbaar aan positief eigenaarschap. Houd je aan de ouderschapsnormen en vind de weg vooruit. Hebben jullie beiden je schuldig gemaakt aan huiselijk geweld waarbij ook de kinderen zijn betrokken of getuige van zijn geweest, dan kan dit leiden tot een (spoed) uithuisplaatsing, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.

Samen aan het werk?
Reserveer een telefonische intake »

Bijgewerkt: 17 november 2024
Ouderschapsnormen zijn wettelijke ouderlijke plichten die tot doel hebben om voor het kind optimale ontwikkelingsmogelijkheden te waarborgen. Deze gedragsnormen vloeien voort uit de wet en internationale verdragen. Ze worden daarnaast normaliter ook tussen scheidende ouders overeengekomen in het ouderschapsplan. De ouderschapsnormen vormen het fundament van onze aanpak bij vechtscheidingen.

Ouders zijn het aan hun kind verplicht om de ouderschapsnormen zeer serieus te nemen. Hieraan niet voldoen leidt tot kinderen die voor hun leven beschadigd raken doordat zij klem raken tussen de ouders en in veel situaties één deel van hun identiteit afwijzen ten faveure van het andere deel.

Het niet voldoen aan de ouderschapsnormen leidt geregeld ook tot vergaande rechterlijke beslissingen zoals ontneming van het ouderlijk gezag, het ontzeggen van omgang, ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

Er zijn ouderschapsnormen die puur op inter-ouderniveau werken. Daarnaast zijn er normen die tot doel hebben om (indirect) op ouder-kind niveau te werken.

Naast de ouderschapsnormen hebben ouders ook een informatieplicht en een consultatieplicht. En ook deze plichten zijn zeer serieus te nemen.

Ouderschapsnormen in de Nederlandse wet

De wet geeft in artikel 1:247 BW meerdere ouderschapsnormen. Met deze normen heeft de wetgever beoogd om voor gezaghebbende ouders concrete plichten te beschrijven die richting geven aan ouderlijke gedrag, zowel richting het kind als richting de andere ouder.

  1. Recht op en plicht tot verzorging en opvoeding:
    Kinderen hebben het recht om door hun ouders te worden verzorgd en opgevoed.
    Artikel 1:247 lid 1 BW:
    Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
    Deze bepaling is bijvoorbeeld van belang wanneer ouders een vastgestelde zorgverdeling juist niet nakomen of zich onttrekken aan verzorging en opvoeding van hun kind. In de praktijk zien we af en toe welwillende ouders die trachten om de andere ouder ‘verantwoordelijkheid te laten nemen’, veelal tevergeefs. Lees in dit kader ook onze V&A: Kan ik vader dwingen tot omgang met zijn kinderen? Deze verplichting als gezaghebbende ouder niet invullen schendt het recht van het kind op een ‘optimale ontwikkeling’ en het ‘recht op familieleven’ van het kind. In de praktijk vormt dit artikel overigens zelden het draaipunt van juridische procedures. Tot deze plicht behoort ook het kind informatie geven over zijn/haar afstamming (zgn: statusvoorlichting).
  2. Optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor het kind:
    Kinderen hebben recht op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en groei naar zelfstandigheid; een omgeving die vrij is van (psychisch) geweld of verwaarlozing en waarin voldoende ontwikkelingsmogelijkheden zijn.
    Artikel 1:247 lid 2 BW:
    Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
    Het gaat daarbij om alle aspecten van de ontwikkeling van een kind tot volwassene: de fysieke, psychische, emotionele en morele. Lees voor een uitleg in meer detail: Wat wordt verstaan onder de ‘optimale-ontwikkel-plicht’?
  3. Het bevorderen van het familieleven van het kind:
    Een kind heeft recht op familieleven. Dit is met name het geval voor beide ouders, maar ook voor een bredere familiecontext waarmee het kind een ‘nauwe persoonlijke betrekking‘ onderhoudt. Voor gezaghebbende ouders is deze verplichting expliciet opgenomen in de wet, althans voor wat betreft de band die het kind met de andere (gezaghebbende) ouder ontwikkelt.
    Artikel 1:247 lid 3 BW:
    Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.
    Dat de wet de ‘kring’ zo nauw omschrijft, vinden wij een tekortkoming. De staatscommissie Herijking Ouderschap hanteert overigens een bredere definitie, namelijk: “Het zorg dragen voor contact- en omgangsmogelijkheden met voor het kind belangrijke personen. (nr. 7 van de 7 kernen van goed ouderschap).” Lees voor een uitleg in meer detail: De kind-ouderband bevorderen. Wat is dat?
  4. Het recht van het kind op een gelijkwaardige verzorging:
    Een kind heeft na scheiding van zijn ouders recht op een gelijkwaardige verzorging.
    Artikel 1:247 lid 4 BW:
    Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, of na het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.
    Zoals ook bij de andere normen is het goed om te kijken hoe rechters deze norm uitleggen. Wat daarbij naar voren komt is de volgende openen norm: “Dat beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheden op gelijk niveau dragen, met respect voor elkaars rol in het leven van het kind. Ouders dienen elkaar een volwaardige rol in het leven van het kind te gunnen en het kind en elkaar daarin te ondersteunen.” Wanneer ouders niet actief trachten na scheiding gelijkwaardigheid tot stand te brengen, wordt daarmee dit recht van het kind direct geschonden. In de praktijk zien we vooral gezaghebbende ouders die geen gelijkwaardige zorgverdeling hebben dit artikel inzetten om qua zorgtijd vooruit te komen, terwijl o.i. het eigenlijk niet zou moeten gaan over de verdeling maar hoe de ouder die zich verweert tegen de gelijkwaardigheid voldoet aan open normen van ‘respect’ en ‘ondersteunen’, alsmede aan de plichten genoemd bij punt 2 en 3 hierboven. Ook wordt het artikel defensief ingezet wanneer één van beide ouders juist probeert om een ongelijkwaardige zorgverdeling tot stand te brengen, door vooral te benadrukken dat de wetgever dus niet ’50/50′ heeft bedoeld. Lees ook: V&A: Wat is een gelijkwaardige verzorging na scheiding?

Ouderschapsnormen in ouderschapsplannen

In de familierechtpraktijk is verder invulling gegeven aan de ouderschapsnormen. Diverse normen zijn bijvoorbeeld terug te vinden in ouderschapsplannen; o.a.:

  • Respectvol ouderschap:
    Dat ouders die uit elkaar zijn respectvol met elkaar om dienen te gaan, volgt niet expliciet uit de wet. Het volgt indirect uit de ouderschapsnorm van artikel 1:247 lid 2 BW (zie hierboven) die beoogt optimale ontwikkelingsmogelijkheden voor het kind te creëren. Wat respectvol exact is, wordt meestal niet nader bepaald in ouderschapsplannen. We vinden dit een tekortkoming en de praktijk leert dat in ‘vechtscheidingen’ het inter-ouderschap van de zijde van de niet-welwillende ouder zelden/nooit respectvol is.
  • Ouderlijke titels voor de ouders:
    Dat een kind weet van wie hij/zij afstamt wordt steeds meer als essentieel gezien voor een optimale sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind. Hiertoe behoren ook de titels papa en mama die zijn voorbehouden voor de biologisch ouders. Hier anders in handelen is strijdig met ouderschapsnormen van artikel 1:247 lid 2 en 3 BW (hierboven).
  • Niet ver weg verhuizen:
    Hebben beide ouders een zorgtaak voor het kind door de weeks (met overnachten), dan kan het verhuizen van één van de ouders (meestal de hoofdverblijf ouder) ervoor zorgen dat deze omgang belastender/onmogelijk wordt voor het kind vanwege toegenomen reistijd. Daarom worden in ouderschapsplannen regelmatig verhuisafstanden opgenomen. Deze norm volgt indirect uit de norm van artikel 1:247 lid 3 BW (hierboven).
  • Vrije onbelaste communicatie:
    Als twee ouders uit elkaar zijn dan is het aan het kind om de twee thuissituaties gescheiden te houden en tegelijk in zichzelf tot één geheel te maken. Ouders kunnen aan dit proces een positieve bijdrage leveren door het kind samen het gevoel te geven dat – binnen reële kaders – er vrij contact mag zijn met de andere ouder en dat dit ook actief wordt bevorderd. Hier als ouder beperkend in handelen is strijdig met de ouderschapsnormen van artikel 1:247 lid 2 en 3 BW (hierboven).
  • Mediation/minnelijk eerst:
    Een kind is in de basis niet gebaat bij juridische strijd tussen de ouders. Het leidt tot een onnodige belasting op ouderniveau die ook effecten kan hebben op het kind. Het leidt daarnaast potentieel tot maanden soms jaren vertraging in de besluitvorming. Hoewel niet expliciet in de wet opgenomen, wordt ‘mediation/minnelijk eerst’ normaal gesproken wel in ouderschapsplannen opgenomen en volgt deze indirect ook uit de norm van artikel 1:247 lid 2 BW (hierboven). Helaas zien we in de praktijk echter dat deze bepaling zo goed als krachteloos is. Regelmatig constateren we dat niet-welwillende ouders juridische kosten uitlokken bij de andere ouder door zich niet te houden aan deze bepaling, terwijl het niet-nakomen van deze norm zonder consequenties blijft. We vinden dit een tekortkoming in de huidige familierecht-praktijk en dit zou o.i. moeten veranderen.
  • Overige normen:
    Houd er rekening mee dat dit overzicht niet uitputtend bedoeld is. Er zijn ook rechten en plichten voor ouders met en zonder ouderlijk gezag die voortvloeien uit wet en verdragen. Daarnaast zijn er normen die voortvloeien uit de rechtspraak en ongeschreven normen.

Landelijk Bureau Handhaving Ouderschapsnormen

Omdat in vechtscheidingen de ouderschapsnormen geregeld volledig worden genegeerd/gefrustreerd, pleiten wij voor een wettelijke sanctiemogelijkheid. Lees ook ons voorstel aan de politiek voor het implementeren van een Landelijk Bureau dat de naleving door de ouders van de ouderschapsnormen zou moeten gaan handhaven.

Concept Tweedekamer-motie over de ouderschapsnormen

Op 14 mei 2021 hebben we een concept motie (via Twitter) online gezet waarin we (cq de indieners) de regering verzoeken om de ouderschapsnormen extra slagkracht te geven. Bekijk de motie hier.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 27 februari 2025
Niet-welwillend gedrag in vechtscheidingen kent vele verschijningsvormen. Het kan zich manifesteren over de as van het kind, op inter-ouderniveau, professionals beïnvloeden of derden in de privésfeer manipuleren voor de eigen negatieve doelen.

Niet-welwillend gedrag in vechtscheidingen leidt tot kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en kinderen die voor hun leven beschadigd raken. Het is een vorm van kindermishandeling en geestelijk geweld. Niet-welwillend gedrag betekent dat de ouderschapsnormen en/of andere wettelijke plichten, zoals informatie– en consultatie, door de betreffende ouder niet worden nageleefd.

Niet-welwillend gedrag is in de meeste gevallen ook bijzonder belastend voor de welwillende ouder en diens omgeving. Daarmee is het ook een vorm van (potentieel strafbaar) psychische geweld/intieme terreur van de ex-partner en diens thuissituatie, waartoe bijvoorbeeld ook kinderen behoren. We zien geregeld dat het kind als wapen wordt ingezet, bijvoorbeeld door zelfbepalend gedrag door het kind bij de andere ouder te stimuleren of door het kind te ‘kopen’.

NB: Lees je dit als hulpverlener, dan is het van groot belang dat je niet alleen kijkt naar de ‘klassieke’ vormen van intieme terreur en dwingende controle. Ouders hebben plichten, zowel naar het kind als naar elkaar. Het niet-naleven van deze actieve inspanningsplichten is wat veel complexe scheidingen kenmerkt. Lees over de ouderschapsnormen en de informatieplicht en consultatieplicht van ouders. Op basis van deze plichten mag je constructief meewerkend gedrag van ouders verwachten. Niet alleen tijdens jouw interventie, maar vooral ook voorafgaand daaraan. Het is belangrijk dat je daar onderzoek naar doet. De afwezigheid van een (pro)actieve invulling van deze gedragsnormen in aanloop naar/tijdens de interventie is een sterke contra-indicatie voor de welwillendheid van die ouder. In het belang van het kind behoor je ook op welwillend gedrag te sturen. Stuur je niet op welwillend gedrag en verlang je geen gedragsverandering, dan bevestig je de niet-welwillende ouder feitelijk in het gedrag en werk je mee aan het in stand houden van de voor het kind onveilige situatie. Lees in dit kader ook de opinie: Intieme terreur en dwingende controle door systeem-triangulatie.

Voorbeelden van niet-welwillend gedrag uit de praktijk

1. Over de as van het kind (= kindermishandeling)

  • Oudervervreemding met ouderverstoting door het kind als uiteindelijk doel. Dit kan zich in vele vormen van ‘loyaliteitsbeïnvloedend gedrag’ manifesteren dat tot doel heeft de “emotionele banden” tussen het kind en de andere ouder te frustreren. Anders gezegd geeft die ouder het kind geen emotionele toestemming. Het manifesteert zich bijv. in:
    • Het kind ‘kopen’; met aandacht, leuke uitjes in de contacttijd die het kind met de andere ouder heeft of meer (niet-leeftijdsproportionele) verantwoordelijkheden. Dit zien we met name bij alleengaande ouders, voor wie het kind ‘alles’ is. Hiertoe behoort ook bijvoorbeeld het opzettelijk handhaven van ruime(re) opvoednormen, wat met name bij puberende kinderen ertoe kan leiden dat deze gevoed worden om de confrontatie aan te gaan met de ‘striktere’ ouder.
    • Het promoten / niet-ombuigen van disloyaal gedrag van het kind naar de andere ouder.
    • Het delen van eenzijdige beslissingen met het kind, voorafgaand aan overleg of overeenstemming tussen de ouders.
    • Het kind eenzijdig steeds meer gekleurde informatie geven over (in)acties van de andere ouder, of gedrag dat het kind observeert bij de andere ouder – in reactie op (in)acties door de niet-welwillende ouder – ‘ontvangen met met geveinsde liefde’.
    • Continue aanwezigheid in het kind (wanneer het kind bij de andere ouder is), bijvoorbeeld i.v.v. herhaaldelijk WhatsApp-contact (ook al is dit op initiatief van het kind zelf), postkaartjes, aankondigingen van planbare ‘leuke gebeurtenissen’ waardoor het kind gevoelsmatig wordt weggetrokken en/of niet volledig kan landen bij de andere ouder. Lees ook: Ex heeft veelvuldig contact met ons kind wanneer bij mij. Wat nu?
    • Het (in het bijzijn van het kind) opzettelijk kwaadspreken over de andere ouder of anderszins twijfel bij het kind creëren over de goede intenties van die ouder of diens geschiktheid.
    • Het kind iets moois voorspiegelen dat het voormalige gezin betreft, en wat correspondeert met de diepste hartenwens van het kind (lees: normalisering ouderrelatie), doch wat gezien de voorgeschiedenis onrealistisch is en waarbij de andere ouder ook niet is betrokken, met het doel dat die ouder dit afwijst en daardoor het kind teleurstelt.
    • De andere ouder buitensluiten door het kind (zonder overleg of overeenstemming met de andere ouder) actief te mandateren dat deze volledig zelf bepaalde keuzes kan maken (bijvoorbeeld keuze voor middelbare school/sportclubs/bedtijd/buitenland-vakanties).
  • Het tijdens overdrachten in het bijzijn van het kind een ouderlijke discussie starten waarbij het kind als ‘schild’ wordt ingezet.
  • Disproportioneel kindbeschermend gedrag op basis van een niet-gefundeerd standpunt dat het kind alleen veilig is bij deze ouder (en niet bij de andere); het cultiveren van een symbiotische relatie.
  • Verschuilen achter ‘de wil’ van het kind; stellen dat “het kind zich niet laat ompraten/aan de haren laat meetrekken”. Richting het kind stellen dat deze vanaf 12 jarige leeftijd zelf kiest, dan wel aansturen op een keuzemoment. Een ‘keuze’ van het kind niet ombuigen.
  • Geen enkel extra omgangsmoment toelaten. Het nodeloos strikt zich houden een vastgestelde regeling. Onverdeelde studiedagen bijvoorbeeld nooit laten toevallen aan de andere ouder, maar ook niet bij bijzondere gebeurtenissen bij de andere ouder of in diens familie/gezin.
  • Het niet bevorderen of actief frustreren van de hechtingsband tussen het kind en bijvoorbeeld een grootouder, stiefouder, halfbroertjes/zusjes. Veelgebruikte tactiek: ‘Leuke’ activiteiten plannen op bijvoorbeeld verjaardagen, zodat het kind op die momenten niet bij de andere ouder kan zijn (zonder ‘loyaliteitsdruk’).
  • Herhaaldelijk zonder overleg schrappen van omgang met ‘ziekte van het kind’ als argument, terwijl toegang wordt geblokkeerd en er ook nooit compensatie voor gemiste dagen wordt aangeboden.
  • Communicatielijnen (tijdens vakanties) blokkeren waardoor er geen (vrij) contact kan zijn tussen het kind en de andere ouder (en diens zijde). Het ook niet bevorderen van periodiek tussentijds contact.
  • Controlegedrag met betrekking tot de thuissituatie van het kind bij de welwillende ouder. Ook wel het inzetten van het kind voor ‘spionageactiviteiten’. Het meegeven van trackers of telefoons met het doel belastende informatie te vergaren. Willen bepalen met wie het kind (niet) omgaat bij de andere ouder.
  • Kind-eigen diagnostiek richting het kind ontkennen (bijv. door weerstand in het kind aan te wakkeren tegen een onderzoek/hulpverlening geïnitieerd door de andere ouder).
  • Het stapsgewijs wegverhuizen van de sociale context van het kind, bijvoorbeeld naar de omgeving van een nieuwe relatie of baan. Het doel is een verhuizing, die een wijziging in de zorgverdeling noodzaakt.
  • Ouderlijke titels (papa/mama) voor nieuwe partners; dat kinderen ouder bij voornaam noemen wordt niet gecorrigeerd.

2. Op (inter-) ouderniveau (= kindermishandeling omdat het kind hierdoor in een onveilige situatie blijft)

  • Meest voorkomend: Intieme terreur door middel van dwingende controle (in het Engels ook wel coercive control, post-separation control en post-separation abuse). Het uit zich in o.m.:
    • Een dringende regiebehoefte, directieve projectie van eigen regels en pestgedrag. Het heeft tot doel om de inter-oudersituatie niet tot rust te laten komen. Steeds opnieuw worden nieuwe strijdterreinen geopend of ze worden steeds fijnmaziger gemaakt.
    • Eigenrichting; bijvoorbeeld door zich niet te houden aan uitspraken van een rechter en/of door de gezagsverplichtingen tot overleg en toestemming te negeren.
    • Het negeren van de ex-partner als persoon, door bijvoorbeeld stiltebehandelingen, communicatiestops, ‘uitvallende’ communicatiemedia of blokkades. Geen normaal antwoord geven op normale vragen. Geen updates tijdens vakanties/verblijf van het kind bij die ouder, of bij ziekte. Het niet verstrekken van adresinformatie waar deze ouder met het kind feitelijk woont (hoewel in beginsel verplicht bij gezamenlijk gezag). Geen contact toelaten tijdens de verjaardag van het kind.
    • Niet meewerken aan DNA-onderzoek ten behoeve van vaststellen afstamming van het kind.
    • Het niet-steunen, dwarsbomen of negeren van positieve acties en voorstellen van de welwillende ouder op inter-ouderniveau of kind-gericht.
    • Het niet ruimhartig voldoen aan de informatieplicht en ook consultatieplicht.
    • Het (financieel) uitputten van de welwillende ouder door veelvuldig procedures te starten of uit te lokken, zonder aantoonbaar consistent welwillend gedrag daaraan voorafgaand. Lees ook: V&A: Wat is vexatoir procederen?
    • Dwarsliggen met als doel om de thuissituatie van de andere ouder te destabiliseren, of om negativiteit in de omgangsmomenten te projecten die het kind daar heeft. Dit kan rechtstreeks richting het kind zijn of via de andere ouder (of diens omgeving). Hieronder valt ook onduidelijkheid laten bestaan/creëren of een omgang wordt nagekomen, danwel hoe laat wordt het kind wordt gebracht/gehaald.
    • Een grote mate van rigiditeit: Flexibiliteit verwachten/flexibel zijn wanneer het de eigen belangen dient, doch geen wederkerigheid betrachten. Ook wel samen te vatten als: Gunsten worden aanvaard, normale verzoeken worden afgewimpeld.
    • Twijfel laten bestaan of het kind beschikbaar/bereikbaar is bij belangrijke gebeurtenissen aan de zijde van de andere ouder (huwelijken/uitvaarten/ziekte van een ouder), ook in combinatie met communicatieblokkades wanneer het kind bij deze ouder is, of het dwarsbomen van aanwezigheid.
    • Treitergedrag door het openen van een nieuw strijdterrein (via het kind) te insinueren; bijvoorbeeld het kind warm laten lopen voor een zgn. verhuizing naar een plek die een verandering van de zorgverdeling noodzakelijk zou maken, met het doel dat deze daarover bij de andere ouder vertelt.
    • Het schrappen van omgangen en/of overdrachtsmomenten op basis van een zelfgecreëerde urgentie, bijvoorbeeld om het kind een bepaalde behandelaar te laten zien en of ‘ziekte’ als argument te hanteren.
    • Verbale agressie, stalking, fysiek geweld, valse aangiften en meldingen bij de politie.
  • Bijkomend gedrag:
    • Niet-welwillende ouders ontkennen dat er sprake is van een loyaliteitsconflict in het kind omdat het gebrek aan loyaliteit tussen het kind en de andere ouder (vanzelfsprekend) uitsluitend het gevolg is van gedrag van de andere ouder naar het kind. Het eigen aandeel daarin wordt ontkend, zelfs wanneer de oorsprong aantoonbaar niet bij die ouder is.
    • Het buiten zichzelf plaatsen van oorzaken en oplossingen. Wanneer hulpverlening betrokken is en het kind bijvoorbeeld geen contact heeft met de andere ouder, alle eigen acties afhankelijk stellen van initiatieven van/regie door hulpverlening.
    • Het refereren naar onverifieerbare eigen inspanningen in plaats van naar concrete inspanningen en resultaten.
    • Het aanvoeren van allerlei excuses om het gebrek aan eigenaarschap te verbloemen, bijvoorbeeld het dwarsbomen van vooruitgang onder verwijzing naar ‘het verleden dat ouders onderling hebben’ en (vermeend/onbewezen) negatief gedrag van de andere ouder daarin.
    • Niet-welwillende ouders vinden een vermindering/beëindiging van de omgang tussen het kind en de andere ouder altijd de beste oplossing. Ze nemen ze geen eigenaarschap v0or de omkering en kunnen geen/onvoldoende positief eigenaarschap aantonen in de aanloop.

3. Richting of door middel van professionals. Lees ook de opinie: Intieme terreur en dwingende controle door systeem-triangulatie.

  •  Onrechtvaardige karakterisering van de andere ouder. Zonder objectieve onderbouwing (waartoe ook behoort transparantie over het eigen gedrag) bij professionals het beeld wekken dat de andere ouder bijv. lijdt aan een psychische aandoening (Cluster B, A en/of C).
  • Het belemmeren van juiste feitenvinding door het onvolledig of onjuist weergeven van feiten en gebeurtenissen zowel ouder-kind als ouder-ouder. We maken soms mee dat er valse documenten worden gecreëerd en handtekeningen worden vervalst.
  • Kruimelpad-communicatie; Impliciete verwijten en insinuaties vermengen met (zogenaamd) positief bedoelde berichten. Anticipeert er op dat professional onvoldoende in staat zal zijn om context (en werkelijke bedoeling) te doorgronden.
  • Het aannemen van de slachtofferrol; het steeds blijven verwijzen naar (onbewezen) historische negatieve gebeurtenissen op ex-partnerniveau of ‘angst’ die er zou zijn voor de ex-partner.
  • Eigen inspanningen en resultaten afhankelijk stellen van ‘wat hulpverlening wil/zegt te moeten doen’, geen/marginaal eigen initiatief of zelfwerkzaamheid tonen.
  • Professionals – zoals huisarts, school, speltherapeut, kinderpsycholoog, kindbehartiger, politie, jeugdbeschermer, raadsonderzoeker – voorzien van eenzijdige, onjuiste of onvolledige informatie en hen daarmee op het verkeerde been (trachten te) zetten. Professionals die deze ouder niet naar de mond praten, worden uitgeruild voor andere professionals.
  • Het inplannen van afspraken voor het kind met medische hulpverleners/artsen/specialisten in de tijd van het kind met de andere ouder, zonder afstemming met de andere ouder, laat staan medische noodzaak. Een afspraak waarbij die ouder dan aanwezig moet/wil zijn (lees: en contact wil hebben met het kind).
  • Het seksualiseren naar derden van normale dagelijkse verzorging bij een baby of jong kind.
  • Het inzetten van verklaringen of standpunten van professionals in een rechtszaak, veelal zonder dat deze professionals wederhoor hebben gepleegd bij de andere ouder en ook zonder dat ze zelf weten dat hun standpunten daarvoor worden ingezet.
  • Minachting van bepalingen, aanwijzingen en beschikkingen van officiële instanties, zoals van de rechtspraak of van een Gecertificeerde Instelling wanneer wel gehouden aan de ouderlijke plichten. We zien zeer geregeld dat ouders uitspraken van de rechter aan hun laars lappen.
  • Het opzettelijk opgeven van een onjuiste (geslachts)naam bij geboorte, zie o.a. deze uitspraak van Rechtbank Limburg.

4. Richting derden

  • Het besmetten van de sociale omgeving van de andere ouder (bijv. school/sport/wijk/zakelijk) door kwaad spreken of het creëren van twijfel rondom de (goede) intenties, capaciteiten en geschiktheid van die ouder; bijv. contactverboden veinzen, op het schoolplein en in het eigen sociale netwerk kwaadspreken over de andere ouder.
  • Het benaderen van de werkgever van de andere ouder om een ‘misstand’ te melden.

5. Overig

  • Zonder overleg en instemming van de andere ouder, én zonder objectieve zwaarwegende noodzaak op basis waarvan aannemelijk is dat de uitkomst van een eventuele gerechtelijke procedure niet kan worden afgewacht, met het kind wegverhuizen/onderduiken tijdens lopende procedures over omgang en/of ouderlijk gezag en/of tijdens hulpverleningstrajecten en/of ondertoezichtstellingen. Het wegverhuizen/onderduiken kan bijvoorbeeld tot doel hebben om de mogelijkheden voor omgang in te perken en/of om de schijn van een zwaarwegende noodzaak te wekken en/of om een wisseling van hulpverleners te forceren.
  • We zien regelmatig dat wegverhuizen tactisch wordt ingezet door ouders met eenhoofdig gezag om verdere rechtenverwerving door de andere ouder te blokkeren of om bij voorbaat een doordeweekse zorg voor de kinderen door de andere ouder te belemmeren.
  • Tot slot: Niet-welwillend gedrag gaat ook door in de rechtszaal. Voorbeelden hiervan zijn het advocaten toestemmen overvaltactieken in te zetten zoals: Pas op het allerlaatste moment omvangrijk verweer voeren, het kapen van de beeldvorming door het overleggen van een omvangrijke pleitnota vol onbewezen aantijgingen, het ene afhankelijk stellen van het andere (terwijl deze zaken onderling vanuit het perspectief van het kind niet samenhangen) en natuurlijk het standaard (in veel gevallen zinloze) verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring, terwijl het wél kennis kunnen nemen door de rechter (en de Raad voor de Kinderbescherming) van de situatie evident wél in het belang van het kind is.

Met één of meerdere van de volgende juridische doelen

Een situatie creëren en in stand houden waaruit blijkt dat:

  • Het kind (op termijn) zelf niet meer/minder naar de andere ouder wil. Hiertoe worden allerlei gedragingen in stelling gebracht die tot doel hebben het kind te vervreemden van de andere ouder en daarmee te bewerkstelligen dat het kind van 12 jaar of ouder ‘ernstige bezwaren tegen de omgang’ kenbaar maakt (artikel 1:377a lid 3 sub c BW), of zelf een brief aan de rechter schrijft.
  • De verzorging en opvoeding door de welwillende ouder schadelijk is voor het kind. Het doel is een vermindering of staking van de omgang tussen het kind en die ouder. Daarvoor wordt artikel 1:377a lid 3 sub a en b BW in stelling gebracht.
  • Overleg tussen de ouders onmogelijk is en direct ten koste gaat van het kind. Het doel is een verzoek tot een gezagswijziging op basis van artikel 1:251a lid 1 BW (het klem of verloren criterium).
  • De conflicten zo hoog laten oplopen dat de rechter – in het belang van het kind – geen andere uitweg ziet (artikel 1:377a lid 3 sub d BW).

Literatuurverwijzing

Voortdurende ex-partner strijd (over de as van het kind) kan indicatief zijn voor de vóór-scheidingsperiode. Lees ook: De conflictscheiding als complexe gezinsproblematiek : Waarom screening op huiselijk geweld essentieel is. Eén quote lichten we in het bijzonder uit:

“Vooral dwingende controle is een potentieel gevaarlijke vorm van partnergeweld, omdat de plegers ervan vaak ook na de scheiding doorgaan met hun intimiderende gedrag, bijvoorbeeld in de vorm van: het inzetten van het rechtssysteem tegen de ex-partner middels leugens en intimidatie, stalking en de andere ouder tegenover de kinderen in een kwaad daglicht zetten (Crossman, Hardesty, & Raffaelli, 2016; Toews & Bermea, 2017; Zeoli, Rivera, Sullivan, & Kubiak, 2013). Ook zijn er aanwijzingen dat deze plegers als opvoeder van hun kinderen vaak tekortschieten, in de vorm van gebrek aan warmte en veelvuldige afwijzing, tot mishandeling aan toe (voor een overzicht, zie Jaffe et al., 2008). Ouderverstoting/oudervervreemding wordt ook beschouwd als een vorm van dwingende controle (Harman, Bernet, & Harman, 2019).”
Dwingende controle / intieme terreur wordt door beide sexen ongeveer gelijk gepleegd. Zie deze publicatie uit 2020 van het CBS: Dwingende controle in huiselijke kring.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Een Parallel Ouderschap kan duurzaam goed functioneren als beide ouders zich onvoorwaardelijk toewijden aan de onderstaande punten, en dit ook blijven doen.

Wanneer is een Parallel Ouderschap succesvol?

O.i. is een Parallel Ouderschap succesvol wanneer er bezien vanuit het kind een ‘nieuw normaal’ ontstaat waarin beide ouders zich ondanks kaders op inter-ouderniveau onverminderd onvoorwaardelijk toewijden aan de ouderschapsnormen en zich bijvoorbeeld mede verantwoordelijk voelen voor een fijne thuissituatie voor het kind bij de andere ouder. Dit betekent bijvoorbeeld dat ondanks dat er niet over elk detail hoeft te worden overlegd, er wél vooraf wordt geïnformeerd en geconsulteerd als een eigen beslissing mogelijk een negatieve impact heeft in de thuissituatie van de andere ouder en/of dat de afstand tussen de eilanden, waarop de ouders zich spreekwoordelijk met het kind terugtrekken, voor het kin onoverbrugbaar wordt.

8 tips

  1. Bepaal gezamenlijk aan welk ‘resultaat’ bezien vanuit jullie kind jullie je onvoorwaardelijk toewijden.
  2. Erken de andere ouder in diens ouderschap. Dit omvat in principe alle dagelijkse zorg-/opvoedbeslissingen, zoals sociaal gedrag binnen het gezin bij die ouder en naar derden, maar ook zaken zoals kleding, eten, vriendjes, slaaptijden, persoonlijke hygiëne, sport etc.
  3. Wees transparant over de zaken genoemd onder 2. en zorg er actief voor dat deze zaken bezien vanuit het kind niet uit balans raken, althans niet op een wijze die tot loyaliteitsbeïnvloeding leidt.
  4. Bepaal gezamenlijk vooraf welke beslissingen méér zijn dan dagelijkse zorg-/opvoedbeslissingen doch nog geen gezagsbeslissingen. Het is een voorwaarde van Parallel Ouderschap dat ouders daarover vooraf in overleg gaan en afstemmen.
  5. Identificeer en erken gezamenlijk vooraf welke beslissingen door jullie als gezagsbeslissingen worden gezien.
  6. Bepaal in welke vorm, welke toon en welke frequentie er wordt overlegd over alles dat meer is dan dagelijkse zorg-/opvoedbeslissingen. Leg daarbij ook vast hoe om te gaan met conflicten tussen het kind en de andere ouder over dagelijkse zorg-/opvoedbeslissingen. Denk er over na hoe jullie samen zorgdragen voor coherentie tussen jullie als ouders bezien vanuit het kind.
  7. Leg vast wie wordt betrokken als jullie niet tot een eensluidende beslissingen komen. Het is bijvoorbeeld mogelijk om iemand te mandateren om knopen door te hakken. Dit kan bijvoorbeeld een gezamenlijke vertrouweling of professional zijn. Het kan ook een ‘netwerkberaad’ zijn dat bestaat uit meer personen.
  8. Leg ook vast hoe jullie je opstellen bij onenigheid over ‘méér dan dagelijkse zorg-/opvoedbeslissingen’ of gezagsbeslissingen. Wel of niet procederen en in welke ’toon’?

Wat je onderling ook overeenkomt en eventueel schriftelijk vastlegt, realiseer je dat geen enkele overeenkomst 100% sluitend gemaakt kan worden en een rechter in het belang van het kind er altijd van kan afwijken. De kans is bovendien groot dat ‘het normale leven’ allerlei onverwachte situaties opwerpt die tot discussie kunnen leiden. Het is dan ook van belang om als ouder altijd voor ogen te houden dat de grootste bedreiging voor het kind feitelijk is gelegen in twee ouders die zich niet onvoorwaardelijk toewijden aan hun ouderlijke verplichtingen (naar elkaar).

Tot slot, voor alle tips geldt; geen woorden maar daden.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Voor jeugdbeschermers en hulpverleners

Heb je een suggestie voor verbetering van deze pagina? Zend hem naar team@fiduon.nl. Input wordt gewaardeerd.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 5 april 2025
Gezaghebbende ouders hebben de wettelijke actieve inspanningsplicht om de banden tussen hun kind en de andere ouder te bevorderen. Banden bevorderen omvat meer dan slechts contact toestaan of het kind vragen of die contact met de andere ouder wil. Het is een plicht die geldt; ongeacht.

Veel vechtscheidingen hebben één ding gemeen en dat is dat één (of beide ouders) het liefst zou willen dat het kind niet of minder graag bij de andere ouder is. Soms zijn daarvoor logische redenen, zoals drugsgebruik of psychische problemen bij een ouder, waardoor het kind in zijn ontwikkeling en/of veiligheid wordt bedreigd.

In de meeste gevallen echter zijn het slechts ‘emotionele belemmeringen’ die zich uiten in onwil, wrok, afgunst en/of haat naar de ex-partner. Het is vaak de opmaat voor jarenlang spanningen tussen de ouders en (langjarige) betrokkenheid van gemeentelijke hulpverlening, jeugdbescherming en de rechtspraak. Waar het steeds op neerkomt, is dat de ene ouder het kind de emotionele band (en het contact) met de andere ouder niet gunt en deze band niet bevordert, terwijl dit een wettelijke plicht is. De wet geeft in artikel 1:247 lid 3 BW een beschrijving wat er van een gezaghebbende ouder hieromtrent wordt verwacht t.w.:

Artikel 1:247 lid 3 BW:
Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.

Een actieve inspanningsplicht

Bij de totstandkoming van deze wettelijke bepaling is hierover onder andere door de Raad van State opgemerkt dat deze bepaling primair tot doel heeft vast te leggen dat de ene ouder het zijne of het hare eraan bijdraagt om de ontwikkeling van de banden met de andere ouder te bevorderen. Ook is tijdens de behandeling van de invoering van deze bepaling in de eerste kamer door de toenmalige minister van Justitie Hirsch Ballin en de minister voor Jeugd en Gezin André Rouvoet verduidelijkt dat de bepaling niet (onderstreping o.z.):

de onmacht miskent van een ouder om dit voorschrift na te komen in situaties waarin de andere ouder het kind in de steek heeft gelaten. Ongetwijfeld zal het in zodanige situaties niet eenvoudig zijn om aan het voorschrift te voldoen, maar dit mag op zich nog niet betekenen dat er dan, door niet-optreden en een passieve houding van de ouder bij wie het kind verblijft, in het geheel geen contact met de andere ouder zal zijn. Het de andere ouder wijzen op zijn verantwoordelijkheid jegens het kind, en met name ook diens plicht tot omgang met het kind, ligt in situaties als deze in de rede. Contact van het kind met de andere ouder moet dus altijd worden bevorderd door de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en op zijn minst worden toegelaten/niet worden verhinderd. Dat is alleen anders in meer bijzondere situaties.

Het bevorderen van de band (lees ook: een goede band op te bouwen c.q. te behouden) tussen het kind en de andere ouder is dus een actieve inspanningsplicht, wat nadien bijvoorbeeld bevestigd is door Gerechtshof Den Haag in deze uitspraak en Gerechtshof Den Bosch in deze uitspraak. Gerechtshof Amsterdam stelt in deze uitspraak, waarin een kind aangeeft geen contact met haar vader te willen, dat de moeder ‘een grote rol’ heeft in het stimuleren en het geven van ruimte aan het kind om haar vader te leren kennen.

Niet-naleving leidt tot een bedreigde ontwikkeling en dit vraagt stevige maatregelen

Het niet voldoen aan deze wettelijke opdracht leidt tot een ontwikkelingsbedreiging voor het kind. Dit kan ertoe leiden dat het kind onder toezicht wordt gesteld. Lees voor een voorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Ook kan het ertoe leiden dat een kind uit huis wordt geplaatst, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. De rechter heeft echter nog meer mogelijkheden, zoals een dwangmiddel verbinden aan de omgang of het wijzigen van het hoofdverblijf. Er kunnen dus stevige maatregelen worden ingezet om deze ouderschapsnorm te handhaven. In dit de Nota naar aanleiding van het verslag zegt de (toenmalige) minister Hirsch Ballin daarover:

(…) Vanzelfsprekend zullen concrete gedragingen van een ouder eveneens worden beoordeeld in het licht van de norm. Indien een ouder van het kind blijkt te worden afgehouden, of bij voorbeeld contact afhankelijk wordt gemaakt van het betalen van alimentatie, is dit zeker in strijd met de norm en kan zulks tot wijziging van de regeling aanleiding geven. In die zin is de norm dus zeker sanctioneerbaar.(…)

Het kind zelf laten kiezen is een vorm van kindermishandeling

Een argument dat we veel zien is dat een ouder het kind zelf laat kiezen of deze naar de andere ouder wil, ook wanneer er een vastgestelde zorgverdeling is. Het is gedrag dat het kind juist klem zet. Daarmee is het o.i. een vorm van kindermishandeling. Ook is het een vorm van ex-partnerstrijd (dwingende controle/intieme terreur) waarbij het kind tegen de andere ouder wordt ingezet. Ook langs die weg is dit gedrag een vorm van kindermishandeling.

Ook de rechtspraak vindt overigens dat het niet aan het kind zelf is om te beslissen of, dan wel wanneer, er omgang is, ook niet als het kind 12 jaar of ouder is. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bijvoorbeeld vindt in deze uitspraak dat het te laat is wanneer de moeder wacht tot het moment dat het kind zelf vragen gaat stellen. Bij het kind zal zich dan al een langdurige interne worsteling hebben afgespeeld. Verder overweegt het hof dat gelet op de al jarenlange resolute, standvastige en negatieve houding van i.c. de moeder over de vader, het voor het kind voelbaar moet zijn dat het onderwerp ‘de vader’ voor de moeder een beladen en moeilijk onderwerp is en dat dit haar spanning geeft. Doordat het kind geen enkele ruimte bij de moeder zal voelen, zal hij niet over zijn vader (durven te) beginnen ofwel zal hij uit loyaliteit naar zijn moeder haar niet met dit onderwerp willen lastigvallen.

Voorbeelden van het niet-bevorderen van de band

Het niet-bevorderen van de band gaat in de praktijk zelden over grote zichtbare dingen waar normaliter over wordt geprocedeerd, zoals de andere ouder ten onrechte een leuke vakantie samen met het kind in het buitenland onthouden. In plaats van welwillend gedrag gaat het bijvoorbeeld om zaken die het kind (langzaam) in een loyaliteitsconflict brengen, zoals:

  • Het niet in overleg treden met de andere ouder/voldongen feiten creëren, wat de ontwikkeling/handhaving van ouderlijke gezamenlijkheid frustreert.
  • Het dicteren van de eigen regels in de relatie tussen het het kind en de andere ouder.
  • Het kind empoweren om ‘nee’ tegen omgang met de andere ouder te zeggen.
  • Kleine eenzijdige schendingen/verbuigingen van de omgangsregeling ten nadele van de band tussen het kind en de andere ouder.
  • Het eenzijdig steeds net weer anders interpreteren van rechterlijke uitspraken.
  • Veelvuldig in contact zijn met het kind (al dan niet op initiatief van het kind) wanneer het kind (tijdens vakanties) bij de andere ouder is.
  • Het kind te ‘kopen’ met goederen, uitjes, affectie, verantwoordelijkheden of kwaad te spreken over de andere ouder.
  • Het kind niet weerhouden om een afscheidsbrief te schrijven aan de andere ouder (zie ook hierna).
  • Lees nog meer voorbeelden van niet-welwillend gedrag dat afbreuk doet/kan doen aan de emotionele band tussen het kind en de andere ouder.

Het gaat veelal om ouderlijk gedrag dat zich vertaalt in (in)acties, waarover individueel geen procedure is aan te spannen en die gezamenlijk zelden van voldoende gewicht zijn voor het veranderen van de zorgverdeling of het beëindigen van het ouderlijk gezag van de niet-welwillende ouder.

In de rechtspraak steeds verder ‘actief’ uitgelegd

In de rechtspraak zijn enkele situaties aan bod geweest zodat we iets meer weten over hoe de verplichting van artikel 1:247 lid 3 BW te interpreteren. Nb: Deze punten zijn zoveel mogelijk positief geformuleerd.

  • Het nemen van verantwoording om ouderverstoting tegen te gaan en alles in het werk stellen om dit eventueel positief om te buigen (uitspraak van Gerechtshof Den Bosch). Anders verwoordt: De blijvende verantwoordelijkheid om te investeren in contactherstel (uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant).
  • Het kind aansporen om naar omgangsmomenten met de andere ouder te gaan (uitspraak van Rechtbank Gelderland & uitspraak van Gerechtshof Den Bosch).
  • Het kind zelf naar de andere ouder brengen, zodat deze daarmee voelt dat de brengende ouder de omgang ondersteunt (uitspraak van Rechtbank Gelderland).
  • Het geven van emotionele toestemming aan het kind voor contact met de andere ouder (uitspraak van Rechtbank Gelderland). Het zich positief opstellen (over de andere ouder) richting het kind, zodat deze zich niet bezwaard voelt om contact te hebben met de andere ouder (uitspraak van Rechtbank Rotterdam).
  • Het niet dwarsbomen van het contact tussen het kind en de andere ouder door op een zo grote afstand te gaan wonen dat dit de ontwikkeling van de band praktisch onmogelijk maakt (uitspraak van Rechtbank Den Haag). Zie ook: V&A: Eenhoofdig gezag, toch toestemming verhuizing? en nagevolgd door deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
  • Het niet in het ouderschapsplan bepalen dat een ouder afstand doet van contact met het kind (uitspraak van Rechtbank Den Haag).
  • Het proactief aan de andere ouder verschaffen van informatie omtrent gewichtige aangelegenheden, alsmede over dagelijkse gebeurtenissen in het leven van het kind (uitspraak van Rechtbank Den Haag), ook al is de andere ouder eveneens een ouder met het gezag en staat het kind onder toezicht (uitspraak van Gerechtshof Den Bosch).
  • Bij eenhoofdig gezag, het ervoor zorgen dat de andere ouder voldoende betrokken blijft om goed invulling te kunnen geven aan de rol als ouder (uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden).
  • Het niet heimelijk opnemen van interacties tussen het kind en de andere ouder (uitspraak van Gerechtshof Den Haag).
  • Het verlenen van volledige medewerking en het kind daadwerkelijk te stimuleren en te ondersteunen in het contact met de andere ouder, zowel in praktisch als in emotioneel opzicht (uitspraak van Gerechtshof Den Bosch en uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland).
  • Het bij zorgen over de veiligheid van het kind overleg initiëren met de andere ouder waarbij gezocht dient te worden naar mogelijkheden waarin enerzijds rekening wordt gehouden met die zorgen, maar anderzijds ook met het belang van het kind dat deze contact blijft houden met beide ouders (uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant).
  • Het zich optimaal inzetten om met de andere ouder (i.c. vader) samen te werken en hem de kans te geven zodat hij het contact met de kinderen kan aangaan (uitspraak van Gerechtshof Amsterdam).
  • Het kind actief ervan weerhouden de banden met de andere ouder (i.c. de vader) te proberen te verbreken, zoals het schrijven van een afscheidsbrief (uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden). O.i. geldt dit ook voor het kind niet weerhouden om de ‘brief aan gescheiden ouders’ van Villa Pinedo aan de andere ouder te overhandigen (die ongeveer een vergelijkbare strekking heeft).
  • Het zich inzetten om een negatief ouderbeeld van het kind over de andere ouder te neutraliseren (uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden).

Toetsing naleving noodzakelijk

Wat ons betreft zouden de positieve acties van ouders waaruit blijkt dat ze ‘volledig’ voldoen aan dit waarden- en normenkader gedetailleerd moeten worden getoetst door hulpverlening, jeugdbescherming en rechtspraak. Soms gebeurt dat ook. Zie voor een voorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Het is van belang dat dit consistent gaat gebeuren en dat de rechtspraak als geheel meer gezag krijgt. In teveel zaken namelijk wordt enkel de uitlating dat een ouder het wél zou doen al voor waar aangenomen, terwijl bijvoorbeeld uit de proceshouding het tegendeel blijkt.

NB: Ook een gecertificeerde instelling die een OTS uitvoert is verplicht om de banden tussen het kind en de ouder(s) te bevorderen wanneer contact(herstel) één van de doelstellingen van de OTS is, aldus o.m. Rechtbank Noord-Holland in deze uitspraak.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 22 februari 2025
Als ouders na scheiding de ex-partner problematiek niet achter zich laten en daarmee in conflict blijven, is dit een vorm van (voortdurende) kindermishandeling.

Ouders moeten volgens de ouderschapsnorm van art. 1:247 lid 2 BW eigenaarschap nemen voor het faciliteren en waarborgen van ‘een gezonde en evenwichtige ontwikkeling’ van het kind. Dit omvat o.a.: einde aan het (passieve) strijdgedrag, zoveel mogelijk coöperatief ouderschap en eigenaarschap voor rust op inter-ouderniveau. Daarnaast behoren ze volgens de ouderschapsnorm van art. 1:247 lid 3 BW de banden tussen het kind en de andere ouder actief te bevorderen. Gezaghebbende ouders hebben ook de plicht hun kind te verzorgen, evenals een informatieplicht en consultatieplicht jegens de andere ouder.

Inter-ouder strijdgedrag kent vele verschijningsvormen. Het is in alle gevallen bijzonder schadelijk voor het betrokken kind en volgens o.m. de volgende instanties een vorm van (psychische) kindermishandeling:

  • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak die ex-partnergeweld duidt als in strijd met art. 1:247 lid 2 BW.
  • de Raad voor de Kinderbescherming in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch die de strijd tussen de ouders als zodanig duidt;
  • Rechtbank Midden-Nederland in deze uitspraak die een situatie waarin een ouder de kinderen geen ruimte geeft om vrij en onbekommerd contact met de andere ouder te hebben duidt als een vorm van voortdurende kindermishandeling;
  • Rechtbank Midden-Nederland (na advies van o.m. de RvdK) in deze uitspraak die de ex-partner strijd duidt als emotionele verwaarlozing en daarmee een vorm van kindermishandeling;
  • Rechtbank Midden-Nederland in deze uitspraak die de situatie waarin een ouder niet bereid of in staat is om het contact tussen het kind en de andere ouder te stimuleren (met ouderverstoting door het kind als gevolg) duidt als een vorm van voortdurende psychische kindermishandeling;
  • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak die de voortdurende strijd tussen ouders en hun negatieve houding over en weer als een vorm van kindermishandeling duidt;
  • Gerechtshof Den Haag in deze uitspraak die een vechtscheiding en een zeer ernstig loyaliteitsconflict waarin het kind zich bevindt duidt als kindermishandeling;
  • Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden na advies door professional in deze uitspraak; ex-partnerstrijd is kindermishandeling.

Dat inter-ouderstrijd een vorm van van (psychische) kindermishandeling is, is een conclusie die we van harte ondersteunen en je zou gezien het bovenstaande kunnen stellen dat het ‘vaste rechtspraak’ is. Daarom is het des te opmerkelijker dat niet iedere rechter die concludeert dat er sprake is van voortdurende ex-partner/inter-ouderstrijd dit ook richting de ouders duidt als een vorm van kindermishandeling. Dit zou o.i. een standaard onderdeel moeten zijn van rechtelijke beslissingen bij ‘complexe’ scheidingen.

Ouders moeten de strijd stoppen. Sterker, het behoort tot de ouderlijke verantwoordelijkheid te blijven zoeken naar mogelijkheden om de invulling van de gezamenlijke ouderlijke taken te optimaliseren, aldus Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak. Rechtbank Rotterdam stelt in deze uitspraak dat ouders er alles aan moeten doen om hun relatie te normaliseren en te zorgen dat zij weer door één deur kunnen. Dit type uitspraken vormen ook de basis voor onze kritiek op de methodiek Parallel Ouderschap die in de praktijk inmiddels als een ‘one size fits all’ wordt toegepast en die (zoals de methodiek in de praktijk wordt uitgelegd) ouders feitelijk een uitweg biedt om deze doelen – die evident in het belang van het kind zijn – niet te bereiken.

Tot slot nog de definitie van kindermishandeling in art. 1.1 Jeugdwet:

elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel;

Op basis van deze definitie is o.i. evident dat ex-partnergeweld, bijvoorbeeld oudervervreemding of de (thuissituatie van het kind bij de) andere ouder destabiliseren door middel van ‘dwingende controle/intieme terreur’, een vorm van kindermishandeling is.

Voor een basis voor het ingrijpen van Veilig Thuis op deze vormen van (afgeleide) kindermishandeling, zie o.a. de Memorie van Toelichting WMO 2015:

  • Pagina 19: (…) Door de combinatie met de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten, waaronder de taken op het gebied van kindermishandeling, worden gemeenten verantwoordelijk voor het tegengaan van geweld tegen volwassenen en kinderen. Dat is vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden: als kinderen getuige zijn van geweld tussen hun ouders, is dat al een vorm van kindermishandeling. (…)
  • Pagina 115: (…) De gangbare omschrijving van «huiselijk geweld» luidt: geweld dat gepleegd wordt door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer, dat wil zeggen partners, gezinsleden, familieleden, mantelzorgers. Met huiselijke kring wordt bedoeld dat de dader en het slachtoffer in een familierelatie tot elkaar staan of dat de dader een huisgenoot of mantelzorger is. De term «huiselijk verwijst dus niet naar de plaats waar het geweld zich voordoet, maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer. Huiselijk geweld kan de vorm aannemen van kindermishandeling, van partnergeweld in alle denkbare verschijningsvormen of van mishandeling, uitbuiting of verwaarlozing van ouderen. Door de relatie Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 3 115 met de dader is het voor het slachtoffer moeilijk om contact met de dader te vermijden en is vaak (maar niet altijd) sprake van een stelselmatig karakter, een hoog recidiverisico en hangt het geweld vaak samen met andere problematiek. (…)
  • Pagina 116: (…) De definitie van kindermishandeling is gelijk aan die in de Wet op de jeugdzorg. (…) Lees art. 1.1. Jeugdwet hierboven.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 januari 2025
Een welwillende ouder neemt – bezien vanuit het kind – eigenaarschap voor het bereiken van positieve ‘andere-ouder-inclusieve’ resultaten.

Hij/zij:

  • handelt vanuit de intentie om met de andere ouder een goede ouderschapsrelatie te onderhouden (lees ook deze uitspraak van Rechtbank Den Haag) en ziet in dat coöperatief ouderschap het meest in het belang van het kind is;
  • neemt initiatieven om de gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid op een neutrale wijze te laten functioneren, ‘no-matter-what’. Houdt zich aan de informatieplicht, de consultatieplicht en bij gezamenlijk gezag de ’toestemming vooraf-plicht’ ten aanzien van zaken die: (i) (kunnen) doorwerken in de thuissituatie van het kind bij de andere ouder en/of (ii) gezagsbeslissingen zijn;
  • bevordert actief de band tussen het kind en de andere ouder, ook wanneer die band onder druk staat;
  • doet alles in zijn/haar invloedssfeer om – op een andere-ouder-inclusieve wijze – het kind uit een klem-situatie te halen en/of houden, dit omvat bijvoorbeeld het werken aan (en handhaven van) een gemeenschappelijk gedragen ouderlijke visie richting het kind (lees ook het standpunt van de GI in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch);
  • toont zich naast de pretentie van welwillendheid, ook consistent weldenkend en welhandelend en/of is in staat om tot inzicht te komen over het eigen gedrag en gedraagt zich daarna zo; en
  • werkt zo nodig aan zichzelf met hulpverlening om eventuele eigen problematieken en de mogelijk effecten daarvan op het kind en de ex-partner weg te nemen.

Een welwillende ouder ziet in dat het niet nemen van eigenaarschap of het actief/passief in stand houden of drijven van de inter-ouderstrijd een vorm van kindermishandeling is, hij/zij committeert zich onvoorwaardelijk aan (de geest van) de ouderschapsnormen.

Er zijn echter grenzen aan wat redelijkerwijs van een mens/ouder verwacht kan worden aan begrip voor de niet-welwillende ouder. Dit is wanneer we zien dat welwillende ouders noodgedwongen jeugdbescherming en/of de rechtspraak betrekken bij het beheersen van de effecten op het kind van het gedrag van de niet-welwillende ouder.

Het is dus nadrukkelijk niet zo dat een welwillende ouder nooit procedeert of een klacht indient tegen een professional. Dit soort stappen staan altijd in het licht van positieve uitkomsten voor het kind, waarbij ook een goede band met de andere ouder het doel is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 20 maart 2025
Een niet-welwillende ouder neemt – bezien vanuit het kind – geen eigenaarschap voor het bereiken van positieve ‘andere-ouder-inclusieve’ resultaten. De ouder handelt zich daarin zelfbepalend, veelal voor zichzelf gerechtvaardigd doordat hij/zij (inmiddels) de feitelijke hoofdverblijfouder is en/of dat hij/zij kan bouwen op de loyaliteit van het kind en/of op het standpunt van bijv. een hulpverlener dat hij/zij dit niet zou hoeven doen.

Deze ouders houden zich niet aan de ouderschapsnormen of leggen deze op een wijze uit dat slechts zijzelf (nog) nodig zijn voor het faciliteren en waarborgen van ‘een gezonde en evenwichtige ontwikkeling’ van het kind, zonder daartoe door een rechter te zijn gemandateerd in de vorm van een rechterlijke omgangsontzegging met het kind voor de andere ouder.

Een niet-welwillende ouder neemt geen of te weinig initiatieven op inter-ouderniveau om bezien vanuit het kind rust, duidelijkheid en een goede ouderschapsrelatie tussen de ouders te realiseren. Deze ouders nemen ook geen onvoorwaardelijk eigenaarschap voor het bevorderen van de band tussen het kind en de andere ouder (en diens familiecontext). Ook schenden ze veelvuldig hun informatieplicht, hun consultatieplicht en/of de (vervangende) toestemming-vooraf-plicht.

We zien in de praktijk vele vormen van actief of passief strijdgedrag. Het is gedrag dat het kind in een spanningsvolle situatie houdt, de inter-ouderstrijd in stand houdt/drijft, door het kind, professionals en/of derden daarbij in te zetten. Het is strijdgedrag dat volgens rechtspraak kwalificeert als een vorm van kindermishandeling.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 maart 2025
Het eerlijke antwoord is dat de rechtspraak nog steeds worstelt met zaken waarin ouders ogenschijnlijk lijnrecht tegenover elkaar staan. In veel gevallen wordt de niet-welwillende hoofdverblijfouder uit de wind gehouden.

Er zijn echter steeds meer lichtpuntjes. Een voorbeeld is deze uitspraak van Rechtbank Limburg. Hierin beslist de rechter dat de welwillende vader (zonder gezag) hoofdverblijf en eveneens gezag krijgt over zijn kind die tijdelijk bij oma uit huis is geplaatst. De moeder krijgt een begeleide omgangsregeling met haar kind. Een cruciaal onderdeel in de uitspraak vormt de volgende afweging, één die we gelukkig steeds vaker zien bij andere rechters tw: “Uiteindelijk is dat het belangrijkste en voor de rechtbank doorslaggevend: het besef bij de vader dat de moeder zonder meer voor [minderjarige] heel belangrijk is en in zijn leven behoort te blijven, terwijl dat andersom niet het geval is, althans lijkt te zijn.”

In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland krijgt de welwillende vader het hoofdverblijf van zijn 4 jaar oude kind. Het kind is samengevat veiliger bij de vader omdat hij i.t.t. moeder wel het contact tussen zijn kind en de andere ouder kan bevorderen.

De Raad voor de Kinderbescherming en rechters dienen het daadwerkelijke gedrag van ouders (en de resultaten die zij boeken) structureel te meten aan de (geest van) de ouderschapsnormen. Dit niet doen laat kinderen o.i. onnodig klem zitten.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Ja, de rechter beoordeelt de ex-partnerdynamiek, bijvoorbeeld door het actie-reactiepatroon in de inter-oudercommunicatie te analyseren.

Een voorbeeld van deze analyse is te lezen in deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland, waarin de moeder eenhoofdig gezag verzocht. De rechter benoemt het actie-reactiepatroon dat (in deze zaak) wordt gecreëerd door de moeder die vader steeds voor voldongen feiten stelt, wat tot een overreactie leidt door de vader (ook over de as van het kind).

De rechtbank spreekt vervolgens beide ouders aan om hierin verandering te brengen (red. omdat dit tot onveiligheid voor het kind leidt en in strijd is met art. 1:247 lid 2 BW). Ook wijst de rechtbank (terecht) het verzoek tot eenhoofdig gezag van moeder af.

De rechtbank overweegt het volgende:

Weliswaar is er sprake van een slechte communicatie tussen partijen, maar wijziging van het gezag is daarvoor niet de oplossing. Ook heeft de moeder niet onderbouwd dat de vader niet bereikbaar is voor haar. Uit de door de moeder overgelegde stukken blijkt dat de vader zich op een zeer respectloze wijze uitlaat tegenover de moeder. Dat is absoluut niet in het belang van [voornaam van minderjarige]. Andersom doet de moeder dit – hoewel in veel mindere mate – ook. Bovendien blijkt uit de door de moeder overgelegde WhatsApp gesprekken dat zij de vader voor voldongen feiten stelt, hetgeen voor de vader een trigger is om op die manier te reageren. Er is dan ook sprake van een dynamiek tussen partijen, die alleen kan worden opgelost als beide ouders daarin veranderen. Zij moeten beiden het belang van [voornaam van minderjarige] vooropzetten door op een respectvolle manier met elkaar te communiceren en te overleggen. Hoezeer de rechtbank ook begrijpt dat het – gelet op het verleden – voor de moeder moeilijk is om contact te hebben met de vader, dat is wel in het belang van [voornaam van minderjarige] . De moeder moet er dus ook alles aan doen om dat contact te laten plaatsvinden. Andersom moet ook de vader er alles aan doen om op een respectvolle wijze met de moeder om te gaan en zich niet negatief over haar uit te laten.

Wat deze uitspraak o.i. nog beter had gemaakt is als de rechtbank een termijn had gesteld waarbinnen de ouders ‘normale communicatie’ zouden moeten hebben bereikt of wellicht een vooruitzicht had gegeven als (één van) beide ouders zich niet aan deze instructie houdt. SMART-er dus.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 januari 2025
Het trachten je ex onderzocht/gediagnosticeerd te krijgen door een instantie zoals het NIFP is een risicovolle strategie, omdat je verweten kan worden dat je hiermee de strijd drijft of met je verzoek een verbetering van de ouderrelatie in de weg staat. Houd er rekening mee dat in de meeste zaken een verzoek om een deskundige als het NIFP of Fivoor te benoemen wordt afgewezen. Er zijn echter wel degelijk zaken waarin de rechter is overgegaan tot het inzetten van het NIFP of Fivoor.

NIFP

We zien de rechtspraak af en toe het NIFP inzetten. Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie is feitelijk dé autotiteit in Nederland als het gaat om onderzoek naar samengevat ‘goed-genoeg-ouderschap’ in vechtscheidingen. Het NIFP draagt vervolgens d.w.z. één of meerdere rapporteurs voor die werken onder het toezicht van het het NIFP.

Een voorbeeld van een benoemingsbeschikking van het NIFP lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. De opvolgende beschikking waarin o.m. de rapporteurs worden benoemd lees je in in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch.

Fivoor

Fivoor is diverse malen ingezet door Gerechtshof Den Bosch. Na deze uitspraak in oktober 2020 beslist Gerchtshof Den Bosch opnieuw in een zaak dat Ambulant Centrum Fivoor wordt ingezet voor diagnostiek en behandeling van beide ouders. Wat mooi is aan deze weg (zie uitspraak), is dat het hof druk op de ketel houdt door de beslissing aan te houden en dat Fivoor de opdracht wordt gegeven terug te rapporteren over het traject (met daarin ook de eigen gedragingen van de ouders).

Het hof geeft de volgende opdracht (let wel; nadat beide ouders zich akkoord hebben verklaard):

“De ouders zijn vast komen te zitten in een patroon dat bij ongewijzigde instandhouding een ernstige bedreiging voor het gemeenschappelijk ouderschap en het welzijn van de kinderen kan gaan opleveren. De vader is boos en gefrustreerd, omdat hij geen regie ervaart ten aanzien van de kinderen. De moeder vreest de emoties van de vader en is bang de regie ten aanzien van de kinderen kwijt te raken. De vader zou graag willen dat ieder in het ouderschap zijn/haar eigen rol kan vervullen en er, waar nodig, communicatie is tussen de ouders om het goed te laten verlopen. De moeder zou graag zien dat er rust ontstaat, maar ziet nog niet in hoe dat met de vader te bereiken.

Beide partijen hebben positief gereageerd op de vraag van het hof of zij akkoord kunnen gaan met een doorverwijzing naar Fivoor, zodat het hof hiertoe zal overgaan.

De onderliggende hulpvraag betreft zowel die naar onderzoek naar het eigen aandeel van iedere ouder in de ontstane klemsituatie, als vervolgstappen in de naar aanleiding van de uitkomsten van onderzoek te aanvaarden individuele en / of gemeenschappelijke behandeling op ouderniveau.”

“Teneinde onderzoek en behandeling in gang te zetten, dienen beide ouders zich individueel tot hun huisarts te wenden met het verzoek tot doorverwijzing via de polis ziektekosten naar Fivoor (tweedelijns hulp). Vervolgens kan aanmelding geschieden bij Fivoor onder vermelding van de naam [psychotherapeut] , psychotherapeut, verbonden aan Fivoor. De ouders zullen eerst individueel in gesprek gaan met Fivoor en later – als zij er klaar voor zijn – samen. Zo nodig kunnen ook de kinderen bij het traject worden betrokken. Dat zou dan via de gemeente geregeld moeten worden.”

Fivoor is bijvoorbeeld nog ingezet door Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Zie daarvoor deze uitspraak uit 2022.

Volgt er ook behandeling?

Dat het NIFP of bijvoorbeeld Fivoor diagnostisch wordt ingezet betekent niet automatisch dat er ook daadwerkelijk een (gedwongen) behandeling volgt. Het is opnieuw aan de rechter om dit te beslissen. De rapportage kan bijvoorbeeld tot een niet-eenduidig antwoord leiden.

Overigens missen we daadkracht bij de rechtspraak om daadwerkelijk resultaten van ouders te verlangen, en om consequenties te verbinden aan het niet succesvol doorlopen van een behandeling en het bereiken van een bestendige gedragsverandering. Dit is o.i. de hoofdreden waarom vechtscheidingen niet tot een einde komen anders dan door het meerderjarig worden van het kind.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 30 januari 2025
Parallel Ouderschap als methodiek, wordt gehanteerd door hulpverlening en jeugdbescherming bij conflictueuze inter-oudersituaties na scheiding als alternatief voor Coöperatief Ouderschap.

De methodiek is in 2009 geïntroduceerd door Lieve Cottyn. We zien het begrip Parallel Ouderschap in de Nederlandse rechtspraak voor het eerst verschijnen in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch uit 2017. Hierin beschrijft het hof het onderscheid met Coöperatief Ouderschap. Volgens het hof betekent dit dat: “beide huishoudens geheel los van elkaar bestaan, met weinig communicatie of emotionele betrokkenheid tussen de ouders (bron: Kinderen op de eerste plaats, Joanne Pedro-Carrol, uitgeverij Nieuwezijds 2017)”.

Bij vechtscheidingen wordt Parallel Ouderschap door gemeentelijke hulpverlening en jeugdbescherming in veel situaties gezien als ‘het best haalbare alternatief voor Coöperatief Ouderschap’.

In tegenstelling tot wat sommigen betogen, betekent Parallel Ouderschap in de jeugdbeschermingspraktijk niet dat er ook een gelijke zorgverdeling is of tot stand zal komen. Parallel Ouderschap wordt vooral ingezet als methode om ‘rust’ te creëren tussen de ouders, in vele situaties o.i. ten onrechte. Er zijn namelijk een aantal essentiële voorwaarden voor Parallel Ouderschap. Enkele daarvan zijn verre van vanzelfsprekend in vechtscheidingssituaties.

Wat we veel zien is dat de aanwezigheid van Parallel Ouderschap wordt misbruikt als argument voor zelfbepalend gedrag, ook als dit gedrag direct doorwerkt in de thuissituatie van het kind met de andere ouder. Dit betekent dat we regelmatig zien dat één van beide ouders Parallel Ouderschap uitlegt als dat er zelfstandig gezagsbeslissingen mogen worden genomen. Dit is onjuist. Voor alle gezagsbeslissingen geldt onverminderd dat – noodtoestand uitgezonderd – ouders deze gezamenlijk moeten voorbereiden en nemen: de (vervangende) toestemming-vooraf-plicht. Ook hebben en houden ouders de plicht om ‘een normale ouderschapsrelatie te bewerkstelligen’, de plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen, een informatieplicht en een consultatieplicht.

Voor een algemene (idealistische) beschrijving van Parallel Ouderschap (ook wel Parallel Solo Ouderschap genoemd) en de voorwaarden, beluister deze podcast met Vanessa Maes. Hierna enkele standpunten uit de podcast die we steunen (in eigen woorden samengevat):

  1. [t=16:00] In een complexe scheiding is het zaak om te kijken wat er aan de hand is.
  2. [t=16:40] Binnen PO besluit je als ouder niet alles zelf met betrekking tot de kinderen. Als je focussed op je kind, dan moet je er altijd rekening mee houden dat je kind opgroeit in twee gezinnnen. Als je een beslissing neemt die ook een effect heeft in het andere gezin, dan moet je daarmee rekening houden. Als je dit niet doet en je zet daardoor het kind klem of op tegen de andere ouder, dan ben je niet bezig met je kind maar gedraag je je zelfbepalend (ten koste van je kind en de andere ouder). Dat is absoluut niet wat wordt bedoeld met PO.
  3. [t=18:10] Het kunnen reflecteren op je eigen gedrag staat centraal. Binnen PO kan ook worden gekeken of een ouder (op onderdelen) niet in staat is tot reflectie en om te kijken of er op dit punt gedragsdeskundige ondersteuning nodig is.
  4. [t=19:40] Wat is PSO? Parallel; we staan als ouders naast elkaar en overleggen niet over alles; Solo; ik neem als ouder mijn eigen verantwoordelijkheid over mijn beslissingen wetende dat mijn kind in twee gezinnen opgroeit. Het Solo deel betekent dus nadrukkelijk niet dat elke ouder het op zijn eigen manier kan doen.
  5. [t=22:00] Het rekening houden met dat het kind ook opgroeit in de andere thuissituatie omvat alle beslissingen over het kind, zoals opvoedbeslissingen, het trekken van grenzen, de normen die je als ouder wilt meegeven, hobbies die je wilt stimuleren, verblijfsbeslissingen over het kind.
  6. [t=23:26] De beslissingen die je neemt, moeten voor het kind ook kunnen blijven gelden wanneer die bij de andere ouder is.
  7. [t=24:03] Je hebt een keuze hoe je reageert, hoe je het kind in verbinding houdt met de andere ouder. Centraal in de omgang met je kind staat het versterken van de relatie tussen het kind en de andere ouder (lees: ook over de plicht de banden tussen je kind en de andere ouder te bevorderen).
  8. [t=33:20] PO gaat uit van/werkt toe naar transparantie en betrouwbaarheid tussen ouders ondeling. Zeg wat je doet en doe wat je zegt.
  9. [t=49:15] Er wordt regelmatig een terugval in ‘oud’ gedrag gezien of conflicten laaien op omdat er een beslissing moet worden genomen.

Wij ervaren dagelijks dat het bij vechtscheidingen mis gaat op al deze punten, helaas ook nog tijdens/na afloop van PO-trajecten. Dit komt vooral doordat de methodiek uitgaat van ouders die op een gegeven moment toch inzien dat deze voorwaarden essentieel zijn voor het welbevinden en de veiligheid van het kind. Gebeurt dit niet bij één of beide ouders, dan ontstaat er geen situatie voor het kind dat PO zich tot doel stelt.

Als je reeds vermoedt of kunt aantonen dat de andere ouder dit niveau van fundamentele voorwaarden niet zal kunnen behalen of volhouden, dan is de vraag ook of je het als welwillende ouder moet doen. Lees ook: V&A: Parallel Ouderschap, zal ik dat doen?

Staat je kind onder toezicht, dan is er nog een andere vorm die kan worden toegepast; nl: De schottenaanpak. Deze kan een meer verplicht karakter hebben. Lees: V&A: Wat is de schottenaanpak (bij een OTS)?

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Voor jeugdbeschermers en hulpverleners

Heb je een suggestie voor verbetering van deze pagina? Zend hem naar team@fiduon.nl. Input wordt gewaardeerd.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
De wet bepaalt in artikel 1:247 lid 4 BW dat het kind na scheiding het recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding. Hoewel het lijkt alsof dit automatisch leidt tot een 50/50 verdeling van de omgangstijd, blijkt dat in de praktijk geen automatisme, omdat de rechter in het belang van het kind kan afwijken.

Het vierde lid luidt als volgt:

Artikel 1:247 lid 4 BW:
Een kind over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, behoudt na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed, na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood, of na het beëindigen van de samenleving indien een aantekening als bedoeld in artikel 252, eerste lid, is geplaatst, recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.

Hoewel hier evident staat dat het kind recht heeft op gelijkwaardigheid, blijkt dit in de rechtspraak dit niet zo letterlijk te worden opgevat. Gerechtshof Den Bosch bijvoorbeeld verwoordt het in deze uitspraak als volgt:

“Een gelijkwaardige rol betekent niet per definitie een 50/50 verdeling van de zorg- en opvoedtaken; het gaat er bij gelijkwaardigheid ook en vooral om dat beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheden op gelijk niveau dragen, met respect voor elkaars rol in het leven van het kind. Ouders dienen elkaar een volwaardige rol in het leven van het kind te gunnen en het kind en elkaar daarin te ondersteunen.”

Rechtbank Amsterdam in deze uitspraak en Gerechtshof Amsterdam in deze uitspraak bijvoorbeeld stellen dat er ‘zoveel mogelijk’ recht aan moet worden gedaan:

“Op grond van artikel 1:247 lid 4 BW heeft een kind recht op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide gezagsouders, ook na het uiteengaan van de ouders. Daarop kan een uitzondering worden gemaakt indien dit in het belang van het kind is. Het uitgangspunt van deze gelijkwaardigheid verzet zich dan ook niet tegen een door de rechter in het belang van het kind te geven vervangende toestemming voor een verhuizing van het kind met de ouder bij wie het zijn hoofdverblijfplaats heeft. Wel zal de rechter bij zijn beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van het kind erop moeten toezien dat ook in de situatie die na de verhuizing van het kind zal ontstaan, aan voornoemde gelijkwaardigheid zoveel mogelijk recht wordt gedaan.”

De wettelijke bepaling is dus geen hard criterium, wat helaas ook voor veel discussie zorgt. De rechter heeft wel de taak om zover als mogelijk te voldoen aan deze stelregel.

Tot slot, hoewel dit artikel op het eerste gezicht over het recht van het kind lijkt te gaan, liggen hierin dus ook volgens rechtspraak plichten (lees ook: ouderschapsnormen) voor ouders besloten, namelijk: respect, gunnen en ondersteunen. In hoeverre daarvan sprake is, is dus ook wat getoetst dient te worden en daartoe moet nauwkeurig worden gekeken naar (de grondslagen van) de inter-ouderdynamiek.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 27 oktober 2021
Coöperatief ouderschap na scheiding houdt in dat ouders actief blijven samenwerken, overleggen en ook het contact tussen het kind en de andere ouder actief blijven bevorderen.

We zien het begrip Coöperatief Ouderschap voor het eerst verschijnen in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch uit 2017, waarin het hof het onderscheid beschrijft met Parallel Ouderschap.

Bij coöpertatief ouderschap geven beide ouders op een positieve en constructieve wijze actief invulling aan hun ouderlijke plichten, de zgn. ouderschapsnormen. Het is wat welwillende-ouders in woord en daad uitvoeren of tenminste trachten uit te voeren, ook al wil de andere ouder dit niet.

Het begrip coöperatief ouderschap moet niet worden verward met het begrip co-ouderschap. Coöperatief ouderschap beschrijft vooral het gedrag op ex-partnerniveau, terwijl co-ouderschap als eerste duidelijk maakt dat er sprake is van een gelijke zorgverdeling voor de kinderen. Er kan dus ook sprake zijn van coöperatief ouderschap terwijl er een ongelijke zorgverdeling is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Voor jeugdbeschermers en hulpverleners

Heb je een suggestie voor verbetering van deze pagina? Zend hem naar team@fiduon.nl. Input wordt gewaardeerd.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 mei 2022
Het is een standaard bepaling in ouderschapsplannen; ouderlijke titels blijven voorbehouden voor de biologische ouders. En toch gaat dit regelmatig ‘mis’ en wordt gedoogd dat kinderen ook bijvoorbeeld stiefouders zo aanspreken.

Dat dit niet in het belang van het kind is, is duidelijk geworden in deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland. Hierin verzocht de moeder de vader richting haar kind ervoor zorg te dragen dat slechts zij zou worden aangesproken met de titel ‘mama’, en niet ook de nieuwe partner van vader. Vader vond dat dit wel moest kunnen omdat het kindje dat hij nadien met zijn nieuwe partner had gekregen zijn partner ook met ‘mama’ aansprak.

De rechter overwoog het volgende:

“[de minderjarige] heeft één moeder en één vader. Dit moet voor [de minderjarige] duidelijk zijn en duidelijk blijven. Als [de minderjarige] de vrijheid heeft en krijgt om ook de partner van de vader aan te spreken met mama kan er voor [de minderjarige] verwarring gaan ontstaan over zijn afkomst en over zijn familiebanden. Dit kan leiden tot problemen in zijn ontwikkeling. Het exclusieve gebruik van de aanspreekvorm mama voor de moeder van [de minderjarige] draagt er ook aan bij dat de band tussen [de minderjarige] en de moeder niet verstoord raakt door de rol van de nieuwe partner van de vader in het leven van [de minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek van de vrouw op dit punt dan ook toewijzen. De rechtbank geeft ouders daarbij mee dat zij er goed aan doen om [de minderjarige] hierin te begeleiden en hem duidelijk te maken dat het gebruik van het woord “mama” voor de moeder van [de minderjarige] is voorbehouden. Niet door hem te straffen maar door hem hierin op een juiste manier te begeleiden. Partijen zullen hier één lijn in moeten gaan trekken.”

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 25 juli 2024
Het blokkeren van je ex-partner op bijvoorbeeld WhatsApp, e-mail of telefoon omdat je ex je met zijn/haar communicatie overvraagt is iets dat we sterk ontraden. Open communicatielijnen is niet alleen in het belang van je kind, het kan ook een bepalende factor zijn in een rechtszaak over ouderlijk gezag.

Om te voorkomen dat een kind klem raakt tussen beide ouders, is er een vorm van overleg nodig. Dit kan gaan over kleine dagelijkse zaken die samenhangen met zorg en welzijn van het kind. Ook kan het nodig zijn om (met spoed) gezamenlijk een gezagsbeslissing te nemen. Zelf gekozen onbereikbaarheid (al is deze tijdelijk) schaadt dan het kind en is volgens vaste rechtspraak een belangrijke factor om een ouder (uiteindelijk) het ouderlijk gezag te ontnemen.

In deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch bijvoorbeeld had de vader de moeder geblokkeerd op zijn telefoon. Dit in combinatie met dat de vader ook zelf geen initiatief nam om informatie te vergaren over de kinderen bij school, leidde voor het hof tot de conclusie dat samengevat: gezamenlijk gezag niet meer in het belang van de kinderen was omdat het gezamenlijk overleg onmogelijk maakte.

In deze uitspraak van Gerechtshof-Leeuwarden dwarsboomde de vader het normaal functioneren van het ouderlijk gezag, o.m. door regelmatig onbereikbaar te zijn en ook zijn nieuwe telefoonnummer niet aan de moeder en de betrokken Gecertificeerde Instelling kenbaar te maken.

Ondanks wat de bovenstaande rechtspraak suggereert zien we communicatieblokkades in de praktijk meer toegepast worden door niet-welwillende hoofdverblijfouders, bijvoorbeeld om zo richting derden te kunnen veinzen dat er een noodzaak zou zijn voor zo een blokkade. De blokkades kunnen bepaalde middelen/media treffen, maar ook bijvoorbeeld praktisch worden geeffectueerd door niet vlot te reageren of bijvoorbeeld telefoons tijdelijk uit te zetten.

Critici van het blijven inzetten op open communicatielijnen stellen dat een communicatieblokkade kan bijdragen aan rust. Hierop is ook de zogenaamde schottenaanpak gebaseerd. Daarmee wordt echter één belangrijk aspect miskend. Wanneer er wél rechtstreekse communicatie tussen de ouders is, al is deze grensoverschrijdend, dan biedt dit bij uitstek een kans om (negatieve) interactiepatronen inzichtelijk te krijgen en maken. Dít is een andere de reden waarom niet-welwillende ouders kiezen voor een communicatieblokkade. Zo denken ze te voorkomen dat er negatief eigen gedrag bewijsbaar wordt. We zien dit veelal in combinatie met het naar voren schuiven van het kind als degene met wie de andere ouder in overleg moet (zgn. onder het mom van ‘het erkennen van de toenemende mondigheid van het kind naarmate deze ouder wordt’). Het is één van de vele vormen van actief en passief strijdgedrag in vechtscheidingen dat dit soort ouders inzetten.

De aanwezigheid van een WhatsApp/telefoon/email-blokkade leidt bovendien af van waar beide ouders zicht voor behoren in te zetten, namelijk:

Gezaghebbende ouders dienen onvoorwaardelijk elkaars ouderschap te ondersteunen, zich te houden aan de afspraken die er zijn met betrekking tot omgang en belangrijke (gezags)beslissingen over het kind, en alles in het werk te stellen zodat de relatie op ouderniveau bezien vanuit het kind tot rust komt en blijft, aldus o.m. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak. Daarnaast hebben gezaghebbende ouders de plicht om een goede ouderschapsrelatie te bewerkstelligen, aldus Rechtbank Den Haag in deze uitspraak. Het behoort bovendien tot de ouderlijke verantwoordelijkheid te blijven zoeken naar mogelijkheden om de invulling van de gezamenlijke ouderlijke taken te optimaliseren, aldus Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak.”

Er zijn natuurlijk wel uitzonderingen, bijvoorbeeld als een rechter heeft bepaald dat er sprake is van stalking (artikel 285b Sr). We zien dan bijvoorbeeld tijdelijke contactverboden opgelegd worden.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 13 september 2024
Verschillen van inzicht tussen ouders kunnen zich op allerlei vlakken manifesteren, zoals bedtijden, snoep, vriendjes of bijvoorbeeld hoe en in welke mate huiswerkbegeleiding wordt gegeven. Het lijkt dan logisch om daarover een rechterlijke uitspraak te proberen te krijgen. Dit blijkt in de praktijk (momenteel) echter onmogelijk.

De reden hiervoor is dat dit soort kleine dagelijkse zorgvragen niet als gezagsbeslissingen worden gezien door de rechtspraak en dat daarom ook de weg van de geschillenregeling niet openstaat, zoals dat wél het geval is voor bijvoorbeeld omgang, belregeling, schoolkeuze, medische behandeling of reizen buitenland (hoewel geredeneerd langs die lijn dit laatste ook discutabel is).

Een dergelijke situatie was aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Het hof overwoog: “kunnen de (subsidiaire) verzoeken van de moeder ten aanzien van de huiswerk- en opvangregeling niet worden aangemerkt als geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag. Met dergelijke geschillen moet gedacht worden gedacht aan geschillen over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling, verhuizing, medische aangelegenheden of inschrijving op een school. De verzoeken die de moeder aan het hof voorlegt hebben echter betrekking op zo alledaagse zaken dat het de verantwoordelijkheid van de ouders is om hierover overeenstemming te bereiken. Dergelijke verzoeken lenen zich niet voor een oordeel van de rechtbank c.q. het hof.”

Deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch troont een zgn. ‘open norm’. Hoewel rondom diverse onderwerpen het duidelijk is dat het wél een gezagsbeslissing is waarover een oordeel van een rechter kan worden verkregen, is er een grijs gebied dat door het hof wordt omschreven als ‘alledaagse zaken’.

Hoe dan ook, komen de ouders er niet uit en leidt dit tot problemen voor/in het kind en/of leidt het tot hoog oplopende ouderconflicten, dan kan het uiteindelijk wél een zaak van De Rechtspraak worden, bijvoorbeeld in het kader van een verzoek tot ondertoezichtstelling of doordat één van de ouders dit aangrijpt om een wijziging in het gezag of de zorgverdeling te verzoeken.

Een ‘educatieve maatregel’ zou een tussenvorm kunnen zijn. Zie voor meer uitleg ons voorstel.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Ja, ook ouders die geen ouderlijk gezag hebben zijn tóch verplicht om zicht te conformeren aan de geest van de ouderschapsnormen. Dit komt doordat de ouderschapsnormen o.m. wortelen in de universele rechten van het kind én van de andere ouder.

Zie hierna een beknopt overzicht:

  • De verplichting tot het bevorderen van de band tussen het kind en de andere ouder staat voor de ouder zonder gezag weliswaar niet in de wet, het is wél terug te herleiden naar bijvoorbeeld artikel 8 EVRM t.w. het recht op familieleven van zowel het kind als de andere ouder.
  • Schadelijk gedrag op ex-partnerniveau en de positieve actieplichten van artikel 1:247 lid 2 BW, volgen indirect uit het recht van het kind van artikel 19 lid 1 IVRK. Het artikel stelt samengevat dat een kind recht heeft op veiligheid. Deze verplichting volgt ook uit de plicht tot waarborgen vrijheid en veiligheid van het kind artikel 5 lid 1 EVRM en artikel 9 lid 1 EVRM.
  • De plicht tot omgang met het kind vloeit voort uit artikel 1:377a lid 1 BW.
  • De plicht tot het verzorgen van het kind volgt uit artikel 7 lid 1 IVRK.

Lees in dit kader ook onze V&A: Geen ouderlijk gezag. Toch rechten en plichten? en onze uitgebreide pagina over ouderschapsnormen.

Het is hoe dan ook in het belang van je kind om je wél conform de ouderschapsnormen te gedragen en ook welwillend gedrag te vertonen. Lees waarom welwillendheid belangrijk is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Ja, Europese landen hebben ook ouderlijke gedragsnormen in het burgerlijk wetboek. Deze gaan net zoals in Nederland meestal over het bevorderen van de ontwikkeling van het kind en de uitoefening van het (gezamenlijk) ouderlijk gezag. Slechts enkele landen hebben kapstokartikelen die ook explicieter normstellend zijn voor het gedrag van ouders naar elkaar.

Zie hierna een beknopt overzicht van kapstokartikelen voor toetsing van het gedrag van ouders naar elkaar:

  • Duitsland: § 1666-2-3 Bürgerliches Gesetzbuch: (2) Das Familiengericht hat insbesondere eine Maßnahme zu treffen, wenn (3) das Kind in seinem körperlichen, geistigen oder seelischen Wohl erheblich gefährdet ist, weil die Eltern einander oder Dritten, insbesondere dem Kind, Gewalt antun oder durch ihr sonstiges Verhalten das Kind in erheblicher Weise belasten.
  • Spanje: Artikel 160 van de Ley de Enjuiciamiento Civil: Vrij vertaald: Indien er twijfels zijn ontstaan over de houding van een ouder met betrekking tot de uitvoering van de regeling inzake de persoonlijke betrekkingen van de minderjarige met de andere ouder, of met betrekking tot het ouderlijk gezag, of over feiten die zulk een houding in twijfel trekken, kan de rechter de betreffende regeling wijzigen of maatregelen nemen die deze twijfels wegnemen.
  • Zweden: Hoofdstuk 6 § 8. Vrijvertaald: Elke ouder is verplicht om de persoonlijke relaties van zijn/haar kind met de andere ouder te bevorderen en om op andere manieren bij te dragen aan een gezamenlijke uitoefening van het ouderschap.

Hoewel de Nederlandse rechtspraak inter-oudergedrag wél meeneemt bij de beoordeling, geregeld de ouders aanspreekt op het beëindigen van de strijd en daarvoor veelal impliciet toetst aan artikel 1:247 leden 2 en 3 BW, ontbeert het Nederlandse burgerlijk wetboek een bepaling die expliciet normstellend is ten aanzien van het gedrag van ouders naar elkaar. We pleiten nadrukkelijk voor het wél invoeren daarvan.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 23 februari 2025
Als eerste, zware agressie, woede-aanvallen, pathologisch dwingend gedrag en geweld zijn nooit oplossingen voor problemen. Ben je hiervan slachtoffer, ongeacht of ook je kind hiervan getuige is, zoek contact met Veilig Thuis en/of Politie. Ben je dader; zoek hulp, boek resultaten.

Agressie en huiselijk geweld zijn regelmatig voldoende grond voor de rechtspraak om omgang tussen een ouder en een kind te stoppen. Veelal wordt het wel weer hervatten daarvan afhankelijk gesteld van aantoonbare resultaten. Dit betekent bijvoorbeeld dat die ouder moet aantonen dat er hulp is gezocht en voltooid (zoals een agressieregulatietraining) en dat er ook daadwerkelijk inzicht en een bestendige gedragsverandering is. Zeker wanneer er persoonlijkheidsproblematiek speelt, kan dit feitelijk leiden tot het (tot meerderjarigheid) vooruitschuiven van een eventuele hervatting.

In deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, bijvoorbeeld toonde de vader geen inzicht, zich niet-leerbaar en ging hij ook door met zijn gedrag richting de advocaat van de moeder. De kinderen waren ook getuige geweest van de agressie.

In deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, toonde de vader geen inzicht in het effect van zijn woede-aanvallen op de kinderen, die voor hen onvoorspelbaar en beangstigend waren geweest.

In deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mocht de vader wel zijn jongste kind erkennen, doch werd er toch geen omgang vastgesteld met zijn drie kinderen vanwege een contactverbod en huiselijk geweld wat daaraan ten grondslag lag.

Een verdedigingslinie van geweldplegers is soms dat het geweld niet naar de kinderen gericht is geweest. Hiermee maakt Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak echter korte metten. Getuige zijn van huiselijk geweld staat qua impact gelijk aan het zijn van slachtoffer daaraan, aldus het hof. Lees ook de V&A: Is inter-ouderstrijdgedrag kindermishandeling?

Er is een toegenomen aandacht voor huiselijk geweld, vóór en na scheiding. Dit is het resultaat van het harde werk van veel mensen die willen dat Nederland zich meer toelegt op het uitvoeren van de verplichtingen in het Verdrag van Istanbul. Dit verdrag is in Nederland op 1 januari 2016 in werking getreden. Lees ook de V&A: Kan ik een beroep doen op het Verdrag van Istanbul?

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 4 september 2023
Mogen je kinderen van je ex-partner niet deelnemen aan een begrafenis of crematie van een familielid? Dan is dat niet alleen stuitend en verbijsterend, maar ook een kansrijk doel om na te streven in een kort geding.

In deze uitspraak van Rechtbank Overijssel was zo een situatie aan de hand. Een moeder weigerde de zorgregeling eenmalig aan te passen zodat de kinderen de crematie van hun opa aan vaderszijde konden bijwonen. Moeder gaf als argument dat ze op die dag een weekendje Efteling had geboekt. Zelfs het aanbod van vader dat hij zou zorgdragen voor vervoer naar de Efteling kon moeder niet op andere gedachten brengen.

De voorzieningen rechter maakte hiermee korte metten en gaf aan dat een gebeurtenis als deze de kinderen altijd zou bijblijven en dat zij niet door hun moeder mogen worden buitengesloten daarvan. De rechter legde een dwangsom op aan de moeder van EUR 5.000 als ze haar medewerking niet zou verlenen. Ook werd moeder veroordeeld de proceskosten van vader te betalen.

In deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd een moeder van 2 kinderen van 5 en 4 jaar veroordeeld tot een dwangsom van EUR 10.000 indien zij beide kinderen niet de uitvaard van de oma aan vader’s zijde zou laten bijwonen. De moeder kwam niet opdagen en werd bij verstek veroordeeld. Het vonnis is van 30 augustus. De uitvaart was 1 september 2023.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 7 mei 2025
Je mag zoveel informatie van de andere ouder over je kind verwachten als nodig om aangehaakt te blijven aan het leven van je kind (bij die ouder), dat je kunt deelnemen aan besluitvorming over gewichtige verzorgings- en opvoedaspecten én zodat de informatieverstrekking de band bevordert die je hebt met je kind. Dat is wat samengevat de informatieplicht van ouders omvat.

Dit antwoord is echter veel meer omvattend dan in de rechtspraak gebruikelijk is. Hierin zien we overwegend dat ouder worden opgeroepen zich er aan te houden. Aan het zich er niet of onvoldoende aan houden wordt evenwel zelden tot nooit consequenties verbonden en hier ligt o.i. nadrukkelijk een opdracht voor de rechtspraak. Voor een voorbeeld van zo een oproep lees je in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam. Hierin overweegt de rechter o.a.:

Sinds de minderjarige bij de man verblijft heeft zij nauwelijks contact met hem gehad. Ook de man heeft nagelaten de vrouw te informeren over hoe het gaat met de minderjarige, zelfs toen de minderjarige naar de spoedeisende hulp moest vanwege een vermoedelijke blindedarmontsteking. Dat baart de rechtbank grote zorgen. De rechtbank begrijpt de houding van de man niet en hoopt dat de man inziet dat zijn houding schadelijk is voor de minderjarige. Het is aan de man om de vrouw te informeren en, als de minderjarige bij hem verblijft, te stimuleren dat de minderjarige contact heeft met de vrouw. Ook van de vrouw mag worden verwacht dat zij over zaken die de minderjarige betreffen rechtstreeks het contact zoekt met de man. Het is aan beide partijen om over hun schaduw heen te stappen en te zorgen voor gedegen onderlinge communicatie zonder daarbij de minderjarige te belasten.

Niet slechts informatie over ‘belangrijke’ zaken

Over het type onderwerpen dat de informatieplicht omvat is in de Memorie van Toelichting van wetsvoorstel 23012 o.a. het volgende opgemerkt;

Voorts wordt uitgegaan van een expliciete gehoudenheid van de met het gezag belaste ouder om de andere ouder over gewichtige verzorgings– en opvoedingsaspecten te informeren en indien terzake beslissingen moeten worden genomen hem vooraf te raadplegen, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van derden. (…) Naast omgang en de bereidheid om te komen tot goede afspraken op dat punt is ook de bereidheid tot overleg met elkaar over zaken die van belang zijn voor de ontwikkeling van het kind, in het belang van dat kind, in het bijzonder van een goede ouder-kind relatie. Is er een omgangsregeling getroffen, dan zal de medewerking die de met het gezag belaste ouder daaraan behoort te verlenen, reeds inhouden dat laatstgenoemde ouder de ander in voldoende mate op de hoogte houdt van het wel en wee van het kind.

In de Memorie van Toelichting staat echter ook het volgende:

In de tekst wordt gesproken van «gewichtige aangelegenheden». Hieruit mag evenwel niet worden geconcludeerd dat het in het dagelijkse leven geen regel is de andere ouder bij het wel en wee van het kind te betrekken. In feite behoort het zo te zijn dat de niet met het gezag belaste ouder die bij de opvoeding betrokken wil blijven, daartoe door de andere ouder in de gelegenheid wordt gesteld. Omdat dit niet voor iedere ouder een vanzelfsprekende zaak is, wordt de informatie– en consultatieplicht over gewichtige zaken als een minimumvoorwaarde gesteld.

Samengevat zijn gewichtige aangelegenheden dus het minimum en dient de ouder met het gezag de andere ouder dus te betrekken bij niet-gewichtige aangelegenheden indien deze ouder op dat niveau betrokken wil zijn bij de verzorging- en opvoeding van het kind (hetgeen in de praktijk veelal het geval zal zijn).

Vastgestelde informatieregelingen met onvoldoende kwaliteit en frequentie

Verzoekt een ouder de rechter een informatieregeling vast te stellen, dan zien vooral regelingen die ouders op achterstand houden. Dit gebeurt door van de hoofdverblijfouder geen ruimhartige en intensieve informatieverstrekking te verlangen. Tevens wordt de verplichting die deze ouder heeft om de andere ouder te raadplegen (de consultatieplicht) veelal volledig genegeerd, wat haaks staat op de wettelijke plicht van deze ouder. De rechtsingang voor de informatie- en consultatieplicht is bij eenhoofdig gezag artikel 1: 377b BW en bij gezamenlijk gezag artikel 1:253a lid 2 onder c BW.

Artikel 1:377b lid 1 BW:
1. De ouder die met het gezag is belast, is gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
2. Indien het belang van het kind zulks vereist kan de rechter zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
3. Artikel 377e is van overeenkomstige toepassing.

Informatieregelingen zijn veelal eenmaal per 1 tot 3 maanden een bericht op hoofdlijnen, zie voor een voorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch. Er worden zachte kwalificaties gebruikt als ‘de ouder op de hoogte houden’ en informatieverstrekking over ‘het welzijn en de ontwikkeling van het kind’. Het zijn bijna altijd regelingen die de ouder met de informatievoorsprong niet prikkelen om kwalitatief hoogwaardige informatie te verstrekken.

Het spreekt voor zich dat zo een informatieregeling in de meeste gevallen totaal niet voldoende is om te voldoen aan het hiervoor omschreven doel. De berichten die er wél komen zijn (vanzelfsprekend) veelal ‘jubel’-berichten, zoals hoe goed het gaat met het kind (lees: zonder de aanwezigheid van de andere ouder), of hoezeer het kind nog leidt onder waar die andere ouder schuld aan zou hebben.

Als de hoofdverblijfouder er zich (opzettelijk) makkelijk van afmaakt door nauwelijks zinvolle informatie te verstrekken of zelfs bijvoorbeeld oude foto’s toezendt, dan komt die ouder in de meeste gevallen er gewoon mee weg. Niet alleen is een rechtszaak over nakoming van de informatieregeling meestal te kostbaar, ook wordt zelden tot nooit een dwangmiddel verbonden aan de kwalitatieve aspecten van de informatieregeling.

Een positieve uitzondering hierop is deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam. Deze verdient o.i. navolging en daarom lichten we hem hier ook uit. Het betreft een situatie waarin een moeder geen contact meer heeft met haar 3 kinderen waarvan er 2 nog minderjarig zijn en waarin bij een eerdere zitting een 2-wekelijkse informatieregeling is vastgesteld. De vader wil naar 1 keer per maand omdat er ‘niet altijd iets te melden is’.

De rechter is het hiermee niet eens en overweegt het volgende:

“De rechtbank benadrukt het belang van het verstrekken door de man van informatie over [naam05] en [naam06] zolang er tussen hen en de vrouw geen contact is. Met de vrouw is de rechtbank van oordeel dat er altijd iets te vertellen valt over de dagelijkse bezigheden van de kinderen (zoals hun bezigheden thuis en op school, hun interesses, vriendschappen en mogelijke bijbaan). Die informatie – hoe triviaal wellicht in de ogen van de man – is voor de vrouw van wezenlijk belang zolang zij geen contact heeft met de kinderen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de in de informatieregeling bepaalde frequentie van informatieverstrekking te verminderen en wijst de man erop dat hij niet kan volstaan met de opmerking dat er niets te melden valt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de man in staat moet worden geacht iedere 2 weken een bericht van minimaal 300 woorden per minderjarige plus een goed gelijkende (kleuren)foto van iedere minderjarige aan de vrouw te zenden.”

Hoe de rechter hier redeneert juichen we toe. Het verstrekken van informatie dient meerdere doelen. Hiervan is één omdat het voor de moeder (persoonlijk) van ‘wezenlijk belang’ is, hetgeen volledig invoelbaar is. Hoewel het niet zo is geformuleerd door de rechter, is op basis van hoe de rechter hier redeneert o.i. te stellen dat het in onvoldoende mate verstrekken van informatie een schending oplevert van ‘het recht privéleven’ van 8 lid 1 EVRM.

Artikel 8 lid 1 EVRM:
Een ieder heeft het recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

In een een andere zaak, ditmaal bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, wordt een moeder die een minimale omgang heeft met haar kind het ouderlijk gezag ontnomen. Hierdoor verliest moeder de mogelijkheid om zelfstandig informatie te vragen bij o.m. professionals. Het hof overweegt in deze uitspraak dat juist in de situatie dat de moeder geen gezag heeft, het van groot belang is dat de moeder voldoende betrokken blijft om goed invulling te kunnen geven aan haar rol als ouder. Ook deze normstelling juichen we toe, echter zien we deze door de rechtspraak nog niet uniform toegepast worden in vergelijkbare situaties. Ook is het andermaal een subjectieve norm. Wie bepaalt tenslotte wanneer vader voldoende informatie verstrekt? Dit zal moeder dan weer gerechtelijk moeten laten toetsen. En dit geeft o.i. teveel ruimte aan een hoofdverblijfouder, ruimte die we hier in de praktijk veel misbruikt zien worden.

Tot slot deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag. Hierin had Rechtbank Den Haag de vader het ouderlijk gezag ontnomen omdat geparafraseerd: ‘de communicatie te slecht zou zijn’. Zodra de vader zijn gezag verloor nam de moeder evenwel diverse belangwekkende gezagsbeslissingen zonder de vader daarover te informeren (of consulteren, toevoeging o.z.). De strijd die hieruit vervolgens voortvloeide tussen de ouders vond het hof niet in het belang van de kinderen, wat één factor was om het ouderlijk gezag aan de vader weer terug te geven.

Kan de GI bij een ondertoezichtstelling hierin vooruit stappen?

Als een ouder zich niet houdt aan de informatieplicht (en de consultatieplicht) dan staat dit in de meeste gevallen in de weg aan het bereiken van het doel dat elke ondertoezichtstelling in beginsel beoogt; namelijk: dat ouders weer in staat (zullen) zijn om de gezamenlijke ouderlijke verantwoordelijkheid uit te oefenen.

Volgens deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch kan het van een ouder met het gezag gevergd worden dat deze informatie verstrekt en in deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant stapte de betrokken GI vooruit en gaf i.c. de vader een schriftelijke aanwijzing om de moeder maandelijks van informatie te voorzien. De vader volgde die echter niet op en daarom verzocht de GI de rechter om de informatieregeling te bekrachtigen, hetgeen deze deed onder oplegging van een dwangsom bij niet-nakoming.

Overigens in deze zaak misten zowel de GI, de Raad voor de Kinderbescherming én de rechter dat de vader ook een consultatieplicht en toestemmingsplicht heeft aangaande gezagsbeslissingen. Door dit niet ook expliciet te regelen gaf de rechter de vader feitelijk indirect mandaat om zich hier niet aan te houden (overigens dus zonder deugdelijke motivering).

Een andere variant is dat de rechter de inhoud, vorm en frequentie van de informatieregeling kan overlaten aan de betrokken GI. Zo een beslissing lees je in deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Informatieregeling die verder gaan dan de huidige standaard

Een moeder heeft nauwelijks contact meer met haar kinderen en de vader informeert haar onvolledig en te laat. De kinderen staan onder toezicht.

De Raad voor de Kinderbescherming stelt het volgende:

“De raad heeft ter zitting naar voren gebracht dat gezamenlijk gezag betekent dat de ouders ook gezamenlijk beslissingen moeten nemen en dat dit met zich brengt dat zij over recente informatie moeten beschikken. Als een ouder slechts eenmaal per maand informatie ontvangt van de andere ouder is het niet mogelijk om samen (gezags-)beslissingen te nemen en kan het gezag feitelijk niet uitgeoefend worden. De raad heeft voorgesteld om na de zitting een document met een gedetailleerd kader voor informatieafspraken naar het hof en partijen te sturen. Dat kader voorziet in termijnen waarbinnen informatie uitgewisseld moet worden tussen de ouders, waarbij rekening gehouden wordt met de stem en de wensen van de kinderen zonder dat zij daarin de regie krijgen.”

Het hof overweegt het volgende:

“Het is belangrijk dat de moeder een beeld heeft van de recente ontwikkelingen in het leven van de kinderen, zodat zij kan aansluiten bij wat er in het leven van de kinderen speelt. Deze informatievoorziening is een basisvoorwaarde om het contact tussen de kinderen en de moeder te kunnen herstellen. De onderwerpen waar de vader de moeder (in ieder geval) feitelijke informatie over dient te verstrekken zijn: hobby’s, sport, school, sociaal leven en medische zaken. Dit sluit aan bij wat de moeder heeft verzocht. Wat betreft de school van [minderjarige 1] gaat het hof ervan uit dat de vader de moeder informeert voor zover het gaat om informatie die de moeder niet zelf van school kan krijgen (zoals via Magister). Van de vader mag bovendien verwacht worden dat hij, indien er onverwachte ingrijpende gebeurtenissen plaatsvinden in het leven van de kinderen (bijvoorbeeld op school, op medisch gebied of daarbuiten), de moeder daar onmiddellijk en uiterlijk binnen vierentwintig uur van op de hoogte stelt. Het hof zal deze regeling vastleggen.”

Volledige uitspraak

Naschrift:

Eindelijk weer eens een uitspraak waarin er wordt doorgepakt op het punt van de informatieregeling.

“De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de man in staat moet worden geacht iedere 2 weken een bericht van minimaal 300 woorden per minderjarige plus een goed gelijkende (kleuren)foto van iedere minderjarige aan de vrouw te zenden.”

Volledige uitspraak

“bepaalt dat de vrouw de man eenmaal per twee weken per e-mail informeert over de ontwikkelingen van de kinderen”

Volledige uitspraak

De informatieplicht begrenst door een onderzoeksplicht?

We zien soms dat er een verantwoordelijkheid wordt neergelegd de andere gezaghebbende ouder om zelf informatie te vergaren. Dit argument wordt dan ingezet om het niet-naleven van de informatieplicht – door de ouder die over de informatie beschikt – te vergoelijken. Zo ook de Raad voor de Kinderbescherming in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

De informatieplicht van een gezaghebbende ouder jegens de andere ouder wordt in de wet (artikel 1:377b BW) echter slechts beperkt door het belang van het kind (wat een ouder overigens niet vrijelijk kan interpreteren), zie bijvoorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Den Haag. Dit betekent dat er geen wettelijke basis is om een vermeende onderzoeksplicht de informatieplicht te laten begrenzen.

Verder is het algemeen bekend dat de meeste professionals zich helemaal niet bezighouden met de vraag of er nog een andere ouder met het gezag is en op basis van de toestemming van één ouder overgaan tot bijvoorbeeld medische behandelingen. Dit maakt het dan ook feitelijk onmogelijk voor de andere ouder om deze informatie zelfstandig te vergaren. Zorgverzekeraars bijvoorbeeld leggen een expliciete blokkade op informatie over het kind in de systemen als deze op de polis bij de andere ouder is ingeschreven, zgn. vanwege de privacy van de polishouder.

Het omdenken van informatieregelingen

Het is van belang dat informatieregelingen worden ‘omgedacht’, met name door de rechtspraak. De rechtspraak dient consistent te gaan verlangen dat ouders ruimhartig omgaan met het (wederzijds) verstrekken van informatie over het kind of deze plicht bij die ouder wegnemen, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. Dit niet doen creëert de fundatie voor het klem raken (en blijven) van het kind. Het weerstand bieden tegen een ‘intensieve informatieregeling’ zou o.i. altijd een contra-indicatie moeten zijn voor de welwillendheid van een ouder. Het zonder rechterlijk mandaat niet-ruimhartig verstrekken van informatie is een vorm van (voortdurende) ex-partnerstrijd en daarmee een vorm van kindermishandeling.

Dit is vooral van belang in situaties waarin de andere ouder geen of weinig contact met het kind heeft, of bij ouderafwijzing. Geen of marginale informatie verstrekken leidt er bijvoorbeeld toe dat die ouder onvoldoende aangehaakt blijft en bijvoorbeeld niet meer (leedtijds-)adequaat bij het kind kan aansluiten. En dát is in strijd met de plicht van die ouder om de band tussen het kind en de andere ouder te bevorderen.

Overigens zien we wel af en toe dat er dwangsommen worden verbonden aan het geheel niet nakomen van een informatieregeling, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Echter, ook in die zaak is er niets gezegd over de kwaliteit van de door de moeder te verstrekken informatie. Onbegrijpelijk ons inziens.

NB: Lees je dit als hulpverlener, realiseer je dan dat informatie over het kind inperken één van de meest gebruikte strijdvormen is om de andere ouder te raken (en het kind van die ouder te verwijderen). De wet geeft aan ouders een positieve inspanningsplicht. Niet-naleving hiervan, zonder rechterlijk mandaat, dient altijd kritisch uitgevraagd te worden. Dit niet doen bevestigd die ouder slechts in (de effectiviteit van) het zelfbepalende gedrag/de eigenrichting dat het niet-naleven van deze plicht feitelijk is.

Grenzen aan de informatieplicht

In de rechtspraak zien we af en toe situaties waarin een ouder wordt ontheven van de informatieplicht. Dit zijn dan veelal zaken waarin tevens ernstig huiselijk geweld heeft gespeeld. Zie voor een voorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam waarin de rechter de informatieplicht van de moeder ambtshalve terzijde stelt.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 13 juli 2023
In het algemeen kan je stellen dat een belregeling 1 tot 2 maal per week maximaal een half uur is. Voor meer tussentijdse contactmomenten moet er een zwaarwegende reden zijn.

Een realistische belregeling is als eerste een regeling die voor alle partijen werkt. Wat dit is, blijkt regelmatig niet vanzelfsprekend. Daarom zien we rechtszaken waarin de rechter om een belregeling wordt verzocht.

Voor een voorbeeld waarin er een belregeling van 1 maal per week werd vastgesteld zie deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam, deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland, deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam en deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Voor een voorbeeld van twee belmomenten per week zie deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam, met een moeder die in Zweden woonachtig was en er verder weinig contact was.

Het kan echter ook gebeuren dat de rechter geen belregeling vaststelt, ondanks dat dit wel is verzocht. Zie daarvoor bijvoorbeeld deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In deze zaak verzocht de vader een zeer intensief belschema van 3 maal per week. Het hof concludeerde samengevat echter dat; de kinderen de vader regelmatig zien en dat de langste periode dat ze elkaar niet zien van vrijdagmorgen tot woensdagavond 1 maal in de 14 dagen is. Wel stelde het hof er van uit te gaan dat de ouders de kinderen ruimte voor contact zouden bieden bij ‘belangrijke gebeurtenissen’ of indien zij ‘anderszins de behoefte zouden hebben aan bel/videocontact’.

Ga ervan uit dat een contact maximaal 30 minuten duurt, aldus de Raad voor de Kinderbescherming (en de rechter) in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

We zien regelmatig dat rechters de beltijd niet maximeren en/of het beltijdstip niet vastleggen. Dit is o.i. niet in het belang van het kind.

Het niet bevorderen van belmomenten, danwel geen enkel tussentijds belmoment toestaan, zeker wanneer het kind langere aaneengesloten perioden niet bij de andere ouder is (bijv. tijdens meerweekse vakanties), staat o.i. haaks op de plicht die een ouder heeft om de band tussen het kind en de andere ouder te bevorderen.

Andersom is overmatig contact met het kind wanneer deze bij de andere ouder is, hier eveneens mee in strijd, ook wanneer dit op eigen initiatief van het kind is. De ouder bij wie het kind niet is, en zeker indien deze ouder de hoofdloyaliteit geniet, moet het kind ondersteunen om ‘los te komen’ van die ouder. Dit betekent dus ook dat de contactmomenten niet te lang moeten duren.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 25 juli 2024
Gezaghebbende ouders zijn verplicht om elkaar te informeren waar het kind normaal gesproken met de andere ouder verblijft (lees: woont). Dit is slechts anders bij bijzondere omstandigheden, zoals ernstige veiligheidsrisico’s.

Een situatie waarin een ouder niet wilde openbaren waar hij met het kind verbleef was aan de orde in deze uitspraak van Rechtbank Midden-Nederland. De rechter kon de vader ook niet dwingen om wél te openbaren waar hij woonde, dus vond hij een tussenoplossing door de omgang vast te stellen op een adres wat bij beide ouders bekend was voor de duur dat de vader zijn adres niet wilde openbaren.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 4 april 2025
Bij gerechtelijke procedures over omgang en ouderlijk gezag wordt er soms een deskundigenonderzoek door de rechtbank bevolen. Veelal gebeurt dit op verzoek van één van beide partijen, echter dit kan ook ambtshalve – dus op eigen initiatief – door de rechter. De onderzoeksvraag is vanzelfsprekend afhankelijk van de exacte problematiek binnen de situatie. Tegen deze beslissing staat in beginsel geen hoger beroep open.

De zogenaamde ‘rechtsingang’ van dit type onderzoek is anders dan in situaties waarin er een kinderbeschermingsmaatregel speelt, namelijk artikel 186 lid 1 Rv (voorheen artikel 194 Rv) in samenhang met artikel 284 lid 1 Rv versus artikel 810a lid 2 Rv.

Er zijn naast onderzoeken over gezag en omgang nog andere situaties waarin een deskundigenonderzoek op basis van artikel 186 Rv gebruikelijker is; namelijk bij DNA-onderzoek en financiële zaken zoals waarde aandelenbelangen. Dit type situaties wordt hierna niet behandeld.

Een verzoek voor een deskundigenonderzoek in reguliere gezag en omgang zaken wordt in veel situaties afgewezen. Hiervoor kunnen diverse redenen zijn, waaronder:

  • dat ouders niet voldoende financieel draagkrachtig zijn;
  • dat de rechter zichzelf voldoende voorgelicht vindt om een beslissing te nemen, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam;
  • dat het kind onder toezicht staat;
  • dat het te belastend zou zijn voor het kind, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch; of
  • dat bijv. een ouderschapsonderzoek te lang zou duren, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het (op jouw verzoek) betrokken raken van een deskundige is bovendien geen garantie voor een voor jou positieve uitkomst. Het is ook mogelijk om zelf een deskundigenrapport in te brengen. Dit kan op basis van artikel 810a lid 1 Rv. Deze wordt in beginsel door de rechter toegelaten mits het voor de zaak relevant is.

Hierna zijn enkele voorbeelden van uitspraken beschreven waarbij een artikel 194 Rv-verzoek leidde tot de benoeming van een deskundige. Bij elke zaak staan de onderzoeksvragen die de rechter aan de deskundige meegaf. Ook de kosten van het deskundigenonderzoek zijn weergegeven. Soms komt een deel of het geheel ten laste van Rijks kas. Dit betekent dat er ook zaken zijn waarin de ouders het volledige factuurbedrag van de deskundige gezamenlijk hebben moeten betalen.

Voorbeelden artikel 194 RV onderzoek

Onderzoeksvraag:

  1. Niet bekend, bepaald in tussenbeschikking.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Niet bekend
  • Kosten: Voor de deskundigen ad respectievelijk € 4.336,61 en € 2.784,- en de milieurapporteur ad € 5.445, ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  1. Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
  2. Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd, dat [de minderjarige] buiten de strijd van partijen blijft?
  3. Is de communicatie tussen partijen een belemmering om gezamenlijk vorm te geven aan het ouderschap?
  4. Kan de communicatie tussen de ouders ten aanzien van hun ouderschap zodanig worden verbeterd dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij in de toekomst in overleg beslissingen omtrent [de minderjarige] kunnen nemen en dat zij in de toekomst in staat zijn om beiden aanwezig te zijn bij de overdracht tijdens de zorgregeling en bij overige voor [de minderjarige] belangrijke gebeurtenissen?
  5. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [de minderjarige] ? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: mevrouw dr. [naam1] MDR, Forensisch Mediator
  • Kosten: EUR 4.500 incl. BTW ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  1. Wilt u in gesprekken met [naam kind] en/of zijn ouders in kaart brengen welke belemmeringen er zijn voor [naam kind] om een onbelast contact met zijn vader te hebben? Kunt u ook schetsen welke mogelijkheden er zijn tot contact met de vader
  2. Is verdere hulpverlening na uw interventie nodig om dat onbelaste contact te borgen?
  3. Zijn er overigens nog opmerkingen die voor de rechter van belang zijn?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: M. Roelfsema van Klem Kindbehartiger en Coaching
  • Kosten: EUR 1.386,03 inclusief BTW ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  • Op basis van tekst uitspraak samengevat: Algeheel onderzoek naar veroorzakende en instandhoudende factoren van de situatie en wat er nodig is om de situatie op te lossen.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Psycholoog [NB]
  • Kosten: EUR 5.000 ten laste van ’s Rijks kas.
  • Opm.: Onderzoek Psycholoog ondanks aanwezigheid Bijzondere Curator.

Onderzoeken op basis van artikel 810a Rv veel gedetailleerder

Bij uithuisplaatsingen en in het bijzonder bij beoordelingen van mogelijke terugplaatsingen en/of herstel in het ouderlijk gezag zijn de deskundigenonderzoeken veelal veel omvangrijker/gedetailleerder en ook uitgevoerd door het KSCD of het NIFP. Deze onderzoeken hebben overigens een andere rechtsingang namelijk artikel 810a Rv.

We zouden graag zien dat deze mate van gedetailleerdheid ook zou terugkomen in situaties waarin het geen kinderbeschermingsmaatregel betreft zoals in een vechtscheiding die jaar na jaar voortduurt en/of bij oudervervreemding/ouderverstoting/ouderafwijzing.

Voorbeelden artikel 810a lid 2 RV onderzoek

Een uitspraak die toont hoe de rechtbank de resultaten van een NIFP onderzoek interpreteert in een situatie waarin er sprake is van een vechtscheiding. Een uitspraak die op zich navolging verdient. Er is echter ook een hoop aan te merken op deze uitspraak, o.m. over de wijze waarop de rechtbank refereert naar de ouderlijke verantwoordelijkheid om met elkaar (minimaal) in overleg te blijven.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: NIFP
  • Kosten: NB

Onderzoeksvraag:

Met betrekking tot het kind

  1. Hoe kan de ontwikkeling en het functioneren van [naam02] worden beschreven?
  2. Welke specifieke vaardigheden zijn vereist ten aanzien van de opvoeding/begeleiding van [naam02]?

Met betrekking tot de ouders

  1. Hoe kan het verstandelijk vermogen en de leerbaarheid van de vader, de moeder en de grootouders moederszijde beschreven worden?
  2. Zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek en/of psychiatrische problematiek bij de vader, de moeder of bij (één van) de grootouders moederszijde en zo ja, in hoeverre zijn deze van invloed op zijn/haar pedagogische/affectieve mogelijkheden? Te denken valt onder andere aan emotieregulatie (waaronder agressieregulatie), hechtingsproblematiek, conflicthantering door (groot)ouders.
  3. Indien van toepassing: maakt deze mogelijke psychiatrische stoornis van (één van) de ouders een onderzoek door een psychiater noodzakelijk om de vraagstelling nader te kunnen beantwoorden?
  4. Wat zijn de pedagogische/affectieve mogelijkheden en beperkingen van de vader, de moeder en de grootouders moederszijde en in hoeverre heeft hij/zij dan wel hebben zij een reëel beeld van de eigen mogelijkheden op dit gebied?
  5. Hoe worden de mogelijkheden van de moeder en de grootouders moederszijde ingeschat om de omgang van [naam02] met de vader vorm te geven?
  6. Hoe worden de mogelijkheden van de vader ingeschat om de omgang van [naam02] met de moeder vorm te geven?

Met betrekking tot de interactie

  1. Hoe beleeft [naam02] de relatie met de moeder, de vader en de grootouders moederszijde?
  2. Hoe zijn de interactie en de kwaliteit van de relatie tussen [naam02] en de vader, de moeder en de grootouders moederszijde?
  3. Hoe zijn de interactie en de kwaliteit van de relatie tussen de moeder en de grootouders moederszijde? Te denken valt onder andere aan (de wijze van) elkaar aanspreken, de kwaliteit van de hechtingsrelatie en loyaliteiten onderling.

Algemeen

  1. Wat zijn indicaties en contra-indicaties met betrekking tot de te nemen beslissing: kan [naam02] thuis worden geplaatst in de opvoedsituatie bij de moeder en de grootouders moederszijde dan wel bij de vader en kan er een omgangsregeling tussen [naam02] en de niet-hoofdopvoeder tot stand komen, en welk advies volgt daaruit?
  2. Is voor de onderzochten professionele hulpverlening nodig en, zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
  3. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [naam02] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD)
  • Kosten: NB ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  • Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?
  • Hoe is de ontwikkeling en het functioneren van [minderjarige] te beschrijven aan de hand van de volgende gebieden: cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en gehechtheidsontwikkeling?
  • Wat zijn de pedagogische en affectieve vaardigheden van de moeder in relatie tot de opvoedingsbehoeften van [minderjarige] ? Indien nodig, zijn er mogelijkheden op het gebied van hulpverlening en behandeling om deze te verbeteren?
  • Zijn er (contra-)indicaties voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder? Zo ja, welke zijn dat?
  • Welke contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder komt tegemoet aan de belangen van [minderjarige] als hij voor langere tijd uit huis geplaatst blijft?
  • In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren, die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar die wel van belang zijn met betrekking tot de uithuisplaatsing van [minderjarige] ?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: mevrouw H. Baas, gezondheidszorgpsycholoog en T. de Jong, gezondheidszorgpsycholoog (NIFP)
  • Kosten: NB ten laste van ’s Rijks kas.

Hoe nu verder?

In de meeste zaken die wij zien wordt er onvoldoende onderzoek verricht naar hoe ouders daadwerkelijk invulling hebben gegeven aan hun positieve inspanningsplichten, zoals hun informatieplicht en consultatieplicht, alsmede hun plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen en ook om zorg te dragen voor goed-genoeg-(inter-) ouderschap. Onderzoek naar de (inter-ouder) gedragspatronen van ouders kan de rechter zicht geven op de veroorzakende en instandhoudende factoren van de ontwikkelingsbedreiging die het kind treft. De vraag die opkomt is waarom de rechtspraak niet min of meer standaard gebruik maakt van haar bevoegdheid om zo een onderzoek ambtshalve te bevelen, temeer nu de Raad voor de Kinderbescherming, aldus haar standpunt in deze uitspraak van Rechtbank Limburg kennelijk vindt dit niet haar taak te vinden.

Dit onderzoek zou zich o.i. juist meer moeten toespitsen op details en feitenvinding. Het onderzoek zou zich wat ons betreft moeten toespitsen op daadwerkelijk gedrag en dit begint primair bij het beoordelen van de inter-oudercommunicatie en de zaken die daaruit volgen. Dit is anders dan bijvoorbeeld nu door instanties als Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming wordt gedaan; namelijk dat in principe slechts aan ouders wordt gevraagd hoe zij de situatie voor het kind en het gedrag van de andere ouder bezien.

De vraag is vervolgens welk type professional/organisatie hiertoe geschikt is. Wat ons betreft zou aansluiting moeten worden gezocht bij professionals voor wie ‘hogere onderzoeksnormen’ normaal zijn, oftewel professionals die ook door bijvoorbeeld het NIFP/KDCD worden ingezet. Deze zouden ook zo snel mogelijk moeten worden ingezet.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 25 maart 2025
Ja, de andere ouder moet je raadplegen/consulteren over een voorgenomen beslissing over jullie kind, die meer is dan een dagelijkse basale zorg- en/of opvoedbeslissing. Dit geldt ook voor die beslissingen die impact hebben op jouw (privé)leven met je kind en bij gezagsbeslissingen waarbij tevens de (vervangende) toestemming-vooraf-plicht geldt.

De consultatieplicht van gezaghebbende ouders staat naast de informatieplicht beschreven in het eerste lid van artikel 1:377b BW: “en deze te raadplegen”.

Artikel 1:377b lid 1 BW:
1. De ouder die met het gezag is belast, is gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
2. Indien het belang van het kind zulks vereist kan de rechter zowel op verzoek van de met het gezag belaste ouder als ambtshalve bepalen dat het eerste lid van dit artikel buiten toepassing blijft.
3. Artikel 377e is van overeenkomstige toepassing.
De rechter van Rechtbank Rotterdam formuleert in deze uitspraak klip en klaar wat (niet) onder de consultatieplicht valt:

Ze (moeder: red) is naar België verhuisd en heeft zo [voornaam minderjarige] en de man voor voldongen feiten gesteld. De rechtbank is het oneens met de stelling van de vrouw dat de man niet bereid was tot overleg. Naar het oordeel van de rechtbank was het juist de vrouw die niet wilde overleggen. Bij overleg gaat het er namelijk niet om een beslissing – waarvoor de ander toestemming moet geven – mee te delen en te proberen over de randvoorwaarden te overleggen. Bij overleg gaat het erom een voorgenomen beslissing te bespreken en serieus met de opmerkingen van de ander om te gaan, in plaats van deze bij voorbaat in de wind te slaan met de stelling dat de verhuizing hoe dan ook doorgaat. Het handelen van de vrouw is het schoolvoorbeeld van hoe een verhuizing als deze, niet moet worden aangepakt.

Een uitspraak als dit is echter een uitzondering en o.i. mede als gevolg van het gebrek aan consistente toetsing en handhaving door de rechtspraak zien we de consultatieplicht in de praktijk veelvuldig geschonden worden. Dit is in het bijzonder opmerkelijk omdat het niet-naleven van deze plicht in conflictscheidingen één van de meest voorkomende vormen van ex-partnergeweld en dwingende controle is.

Het niet-naleven van de consultatieplicht betekent dat deze ouder zich zelfbepalend opstelt, voldongen feiten creëert en geen overleg initieert over zaken die deze ouder feitelijk – over het hoofd van het kind – doordrukt. Daarmee blijft het kind in een instabiele inter-oudersituatie, hetgeen ook een vorm van kindermishandeling is, ongeacht of dat de beslissing nu wel of niet uiteindelijk in het belang van het kind is.

Een plicht die geldt totdat deze buiten toepassing wordt verklaard

De consultatieplicht geldt tot het moment dat een rechter een ouder ontslaat van deze plicht. Bij de totstandkoming van dit artikel in 1995 is over de consultatieplicht namelijk het volgende in het Memorie van Antwoord opgemerkt:

De leden van de fractie van D66 merken terecht op dat het consultatierecht nieuw is. Het is een mooi voorbeeld van «de boodschap van dit wetsvoorstel», zoals deze leden dat noemden, namelijk dat ouders verantwoordelijk zijn en blijven voor het welzijn van hun kinderen. Ook ik erken daarbij dat niet alle strijd tussen ouders na een scheiding verleden tijd zal zijn. In die gevallen dat geen omgang mogelijk blijkt te zijn, is (afgezien van bij voorbeeld gevallen waarin de ouder die niet het gezag heeft zich onvindbaar houdt) vaak de relatie tussen de ouders ernstig verstoord en moet er van het raadplegen van de ene ouder door de andere ouder niet veel verwacht worden. Ik kan mij dan ook voorstellen dat de rechter in geval van afwijzing van het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling zo nodig ambtshalve bepaalt dat het raadplegen van de andere ouder buiten toepassing wordt gelaten.

Ik merk hierbij op dat de plicht tot raadpleging geldt, zolang deze niet krachtens rechterlijke beslissing (onderstreping o.z.: red) buiten toepassing wordt gelaten. (…)

Een dringende opgave voor de rechtspraak

Ondanks de duidelijke woorden in de wetsgeschiedenis is deze wettelijke plicht van ouders in de rechtspraktijk echter nauwelijks verder ontwikkeld. Tijdens de parlementaire geschiedenis is het geframed als ‘moeilijk’ echter o.i. heeft de rechtspraak hier juist een belangrijke taak te verrichten. De wet geeft rechters tenslotte een maatstaf om niet-welwillende ouders te prikkelen om de (passieve) ex-partnerstrijd – door de andere ouder niet te betrekken en steeds opnieuw voor voldongen feiten te plaatsen – te begrenzen.

Overigens zijn er in de rechtspraak wel degelijk voorbeelden waarin de naleving van de consultatieplicht wordt getoetst. Het wordt echter zelden tot nooit gekoppeld aan artikel 1:377b lid 1 BW en worden in die uitspraken door de rechter veelal woorden gebruikt als ‘zelfbepalend’ en ‘eigenrichting’ om het gedrag van die ouder te beschrijven. Het is vanaf dit punt o.i. slechts een kleine stap voor de rechtspraak om dit te gaan koppelen aan het betreffende wetsartikel en het is eigenlijk onbegrijpelijk dat dit niet gebeurt.

Zit je in een situatie waarin deze plicht (en de informatieplicht) wordt geschonden, verzoek de rechter dan om hier expliciet een woord aan te wijden en om (ook) een consultatieregeling op te nemen.

Beëindiging indien het belang van het kind dit vereist

De consultatieplicht, evenals de informatieplicht, kan worden beëindigd als het belang van het kind dat vereist, aldus het tweede lid van artikel 1:377b BW. Zeer ernstige bezwaren van het kind zijn op zich niet beslissend (HR 5 april 1991, NJ 1992, 24). Het gaat bij een beslissing hierover om conflicterende rechten van kind en ouder voortvloeiend uit art. 8 EVRM (privéleven en familie- en gezinsleven), aldus Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak. Hieraan wordt overigens nog toegevoegd dat o.i. vooral de plicht van ouder met het gezag centraal dient te staan, die het resultaat is van de genoemde rechten. In zoverre is er ook een koppeling met de ouderschapsnormen.

Ook verplicht bij gezamenlijk gezag

In de praktijk dien we de consultatieplicht (rechtsingang voor regelingen artikel 1:253 a lid 2 sub c BW) ook in situaties van gezamenlijk veelvuldig geschonden worden. Het spreekt voor zich dat de plicht om te consulteren in het bijzonder geldt voor ouders die het gezag met een ander delen (want gezamenlijk gezag is feitelijk 2 maal 50% gezag). Ook hiervoor geldt echter dat de rechtspraak de wijze waarop deze ouder deze actieve inspanningsplicht invult onvoldoende en in veel gevallen te laat toetst. Er worden gemiddeld genomen bovendien onvoldoende consequenties verbonden aan het niet-nakomen van deze plicht. Tenzij uiteraard je een rechter treft zoals die van Rechtbank Rotterdam hierboven.

NB: Lees je dit als hulpverlener, realiseer je dan dat eenzijdig gezagsbeslissingen doordrukken één van de meest gebruikte strijdvormen is om de andere ouder te raken (en de betrokkenheid van die ouder in het leven van het kind te minimaliseren). De wet geeft aan ouders een positieve inspanningsplicht. Niet-naleving hiervan, zonder rechterlijk mandaat, dient altijd kritisch uitgevraagd te worden. Dit niet doen bevestigt die ouder slechts in (de effectiviteit van) het zelfbepalende gedrag/de eigenrichting dat het niet-naleven van deze plicht feitelijk is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 3 november 2024
Het claimen van het kind door veelvuldig contact wanneer deze bij de ander is, is een gedraging die veel wordt gezien in vechtscheidingen. Het is gedrag dat het kind in een loyaliteitsconflict dringt en bovendien belemmert dat het kind ‘los’ kan komen van de andere ouder. Dit kan een ontwikkelingsbedreiging vormen voor het kind.

In de praktijk wordt dit gedag met name gezien bij kinderen die op een leeftijd komen waarin ze zelf kunnen/gaan beschikken over een telefoon. Het is hét moment voor niet-welwillende ouders om hun contacten met hun kind te intensiveren. Het komt ook voor bij jongere kinderen. Wat we dan zien is dat een ouder veelvuldig video-/belcontact verwacht/eist met het kind en dat deze ouder zich bijvoorbeeld ook niet houdt aan de afgesproken duur.

Dit gedrag kan indicatief zijn voor het (cultiveren van) een symbiotische relatie, zoals beschreven in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het is gedrag dat haaks staat op de plicht van een ouder om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. Het trekt het kind namelijk emotioneel weg van de ouder waar hij/zij op dat moment verblijft.

Bij oudere kinderen zien we veel dat de ‘claim-ouder’ ook tracht de communicatie tussen het kind en haar/hem af te schermen. Dit wordt veelal gedaan door bij het kind het idee te wekken dat de andere ouder geen recht heeft om kennis te nemen van de inhoud of frequentie van die communicatie en dat het kind recht heeft op privacy.

Wanneer de andere ouder hier vervolgens wat van vindt, komt het regelmatig voor dat ouders heimelijk telefoons of smartwatch meegeven aan het kind zodat ze met het kind kunnen communiceren. Veel kinderen die inmiddels overtuigd zijn dat ze hier recht op hebben, gaan vervolgens de strijd aan met de ouder om dit ‘verworven recht’ namens de andere ouder te verdedigen.

Hetzelfde geldt overigens ook voor de situatie dat het kind veelvuldig zelf dit contact initieert. Veel claim-ouders verpakken hun onwil om zich te houden aan de band-bevorder-plicht met uitlatingen als ‘dat ze het kind ruimte geven’ etc.

NB: Lees je dit als hulpverlener, wees je dan bewust dat veelvuldige contacten iets kunnen zeggen over in hoeverre de andere ouder zich houdt aan de plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen. Het is nadrukkelijk niet zo dat het uitsluitend iets zegt over de mate waarin het kind het ‘fijn’ heeft bij de ouder bij wie het op dat moment verblijft. Wees zorgvuldig in je onderzoek en conclusies.

Heb je hiermee als ouder te maken, dan sta je voor de keuze, wel of niet de andere ouder hiermee confronteren. Het is echter een mijnenveld en mede daarom één van strijdmethoden die de voorkeur geniet van niet-welwillende ouders. Overigens is dit ook de reden waarom we vinden dat het systeem moet kijken naar hoe ouders hun positieve/actieve inspanningsplichten invullen.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Het meegeven van een smartwatch met het kind naar de andere ouder vraagt altijd informatie en consultatie vooraf tussen de ouders, ook als je eenhoofdig gezag hebt. Hetzelfde geldt voor het meegeven van trackers en smartphones.

Er zijn allerlei redenen te bedenken waarom het zinvol zou kunnen zijn om een smart-apparaat mee te geven met je kind. Zo kan het inzicht geven in (in)activiteit en communicatie in noodgevallen mogelijk maken.

Zónder overleg en akkoord door de andere ouder vooraf een smartdevice met je kind meegeven naar de andere ouder schendt de informatieplicht en de consultatieplicht, en maakt inbreuk op het privéleven van het kind met de andere ouder. Zo handelen wordt door rechters wel gezien als een teken van overmatige (dwingende) controle.

Het maakt daarbij niet uit of de smartwatch beschikt over een GPS. Ook bijvoorbeeld (slechts) een stappenteller maakt inbreuk op de privacy van de ex-partner doordat het mogelijk wordt om de mate van (in)activiteit van het kind en de tijdstippen waarop dat gebeurt te monitoren.

Het meegeven van smartwatches waarmee gecommuniceerd kan worden, geeft bovendien een signaal dieper aan het kind, namelijk; dat het kind wél altijd op die ouder en bijvoorbeeld niet altijd op de andere ouder kan rekenen. Het verlaagt tevens de drempel voor het kind bij conflicten met de andere ouder  en opent de weg om die ouder als raadgever/vertrouwenspersoon te gebruiken, in plaats van te leren hoe zelf conflicten op te lossen. Dat het kind dit zelf leert is in diens belang en is onderdeel twee ouderschapsnormen die in de wet staan, namelijk de ‘optimale-ontwikkel-plicht’ van artikel 1:247 lid 2 BW en de ‘band-bevorder-plicht’ van artikel 1:247 lid 3 BW.

Veel niet-welwillende ouders kiezen de tactiek om de wens in het kind aan te wakkeren om het smart-apparaat te gebruiken en altijd bij zich te hebben. Het is echter van belang om in gedachten te houden dat (aanvankelijk) zelfs slechts in de eigen thuissituatie een kind bepaalde smart-middelen te geven (of het kind aan het gebruik daarvan te laten wennen) een negatief effect kan hebben in de thuissituatie bij de andere ouder. Bijvoorbeeld als deze het kind daar nog niet aan toe vindt of strikte(re) gebruiksregels hanteert.

We zien het cadeau geven van smartdevices aan kinderen ook wel ingezet worden om de loyaliteit/gunst van het kind te kopen. Regelmatig gebeurt dit heel subtiel, bijvoorbeeld door het als een ‘leuk spelletje’ naar het kind te brengen of dat het kind dit herkent als een ‘groot cadeau’ en/of een statussymbool en/of een teken van affectie en/of wanneer de smartwatch ook over een betaalfunctie beschikt, een teken van de erkenning door die ouder van ‘de toegenomen eigen verantwoordelijkheid of het zelfbepalingsrecht van het kind’.

Wanneer dit niet op een zelfde wijze wordt gedragen/ondersteund door de andere ouder, dan kan dit soort beslissingen het kind direct in een conflictsituatie met de andere ouder brengen, hetgeen in strijd is met de ‘optimale-ontwikkel-plicht’ en de ‘band-bevorder-plicht’.

Het als ouder zelfbepalend handelen aangaande dit soort beslissingen, ook als het ‘een afdankertje’ van jezelf is, is daarnaast een vorm van ex-partnerstrijd en één van de vormen van niet-welwillend gedrag. Ouderstrijd op deze wijze is bovendien een vorm van kindermishandeling.

Het meegeven van smartwatches, smartphones en trackers zien we in de praktijk alleen goed functioneren wanneer beide ouders hier achter staan én ook beiden toegang hebben tot de informatie die wordt vergaard met deze devices én dat beide ouders het niet inzetten om het kind te kopen of overmatig aanwezig te zijn in het leven van het kind wanneer deze bij de andere ouder is.

In alle andere gevallen leidt het tot spanningen, wrevel en conflict of een toegenomen beroep op het kind om de verschillende thuissituaties in harmonie te overbruggen. Dit kan ertoe leiden dat het kind klem raakt tussen beide ouders, waarmee het kind in zijn/haar ontwikkeling wordt bedreigd. Daarmee betekent o.i. dat een smartdevice voor het kind feitelijk een gezagsbelissing is en daarmee ook buiten de ‘zelfbepalingspresumptie van parallel ouderschap‘ valt.

Tot slot, het heimelijk meegeven van een tracker, zoals een AirTag, met het kind naar de ex-partner is potentieel strafbaar.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 maart 2025
Gezaghebbende ouders hebben de plicht om voor hun kind ‘optimale opgroeicondities’ te bewerkstelligen en zich actief daarvoor in te spannen. Deze ouderschapsnorm staat beschreven in artikel 1:247 lid 2 BW en is op vele fronten een fundamentele plicht van ouders; zowel naar hun kind als naar de andere ouder.

In de wet staat het volgende:

Artikel 1:247 lid 2 BW:
Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.

In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat ouders de plicht hebben om:

  1. Zorg te dragen voor ‘goed-genoeg opvoederschap‘, wat bijvoorbeeld omvat basale verzorging bieden, sensitief en responsief op het kind reageren.
  2. Zorg te dragen voor ‘goed-genoeg inter-ouderschap’, wat bijvoorbeeld omvat zaken die op ouderniveau tot conflicten leiden, buiten het kind te houden en actief eigenaarschap te nemen voor het staken van eventuele inter-ouderstrijd. Strijd op inter-ouderniveau (lees voorbeelden van passief of actief strijdgedrag), doet namelijk afbreuk aan de (psychische/emotionele) veiligheid van het kind en wordt door zowel de rechtspraak als de Raad voor de Kinderbescherming gekwalificeerd als een vorm van kindermishandeling. Een kind hiervan vrij houden is een verantwoordelijkheid die ouders zich moeten toe-eigenen als ware het een resultaatsverplichting. Ouders dienen derhalve tastbare positieve resultaten te bereiken. Ook inter-ouderstrijd die zich buiten het kind afspeelt moet worden gestopt, omdat het ertoe kan leiden dat de psychische belasting die dit ouders oplevert indirect het kind raakt (bijv. doordat ouders minder beschikbaar zijn). Rechtbank Den Haag verwoordt het in deze uitspraak als volgt: “(…) een goede ouderschapsrelatie met de vader te onderhouden (…) is immers wat van de moeder moet worden gevergd.” Rechtbank Gelderland in deze uitspraak noemt het gedrag van de moeder ‘ondermijnend voor het op een constructieve manier vormgeven van het gezamenlijk ouderschap’. In een situatie met huiselijk geweld verwees Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in deze uitspraak naar het Verdrag van Istanbul. In deze uitspraak stelt Gerechtshof Den Bosch dat de ouders gezien hun ouderlijke verantwoordelijkheden het aan hun kind verplicht zijn om er alles aan te doen zodat de strijd stopt.
  3. Rekening te houden met de toenemende mondigheid van het kind om zichzelf naar eigen inzicht te ontwikkelen.

De optimale-ontwikkel-plicht omvat door de ruime formulering o.i. ook andere zeer belangrijke actieve inspanningsplichten, zoals de band-bevorder-plicht, evenals de verzorg- en opvoedplicht, de informatieplicht en de consultatieplicht. Anders gezegd, het niet-invullen van deze specifiekere plichten doet afbreuk aan de optimale-ontwikkel-plicht. In de praktijk zien we het niet-naleven van de hiervoor genoemde specifieke plichten ook leiden tot de conclusie dat een kind in zijn/haar ontwikkeling wordt bedreigd, omdat daarmee niet wordt voldaan aan de optimale-ontwikkel-plicht.

Wanneer niet wordt voldaan aan de optimale-ontwikkel-plicht van artikel 1:247 lid 2 BW, dan kan dit aanleiding geven het kind onder toezicht te stellen. Lukt het een ouder (of de ouders gezamenlijk) niet meer om aan deze actieve ouderlijke inspanningsplicht te voldoen, dan kan dit ertoe leiden dat het kind uit huis wordt geplaatst en dat (op termijn) de omgang stopt en het ouderlijk gezag wordt beëindigd.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Ouders met het ouderlijk gezag hebben een wettelijke actieve inspanningsplicht om elkaar te informeren, te consulteren en te overleggen over zaken die voor het kind belangrijk zijn. Hiertoe behoort ook overleg om tot een neutrale ouderschapsrelatie te komen. Soms kan het nodig zijn om tijdelijk de communicatie tussen de ouders te beperken. Dit kan echter alleen als beide ouders hiermee instemmen, of als een rechter toestemming geeft aan een gecertificeerde instelling om dit te regelen.

Het (tijdelijk) stoppen van communicatie in de praktijk

In de praktijk gebeurt het soms dat gezinsvoogden alle rechtstreekse communicatie tussen twee ouders stoppen óf één van de ouders toestemming geven om daarmee te stoppen. Dit kan soms worden gedaan als onderdeel van een traject naar ‘parallel ouderschap‘. Hoewel dit vanuit het perspectief van de gecertificeerde instelling een zinvolle interventie kan zijn om bijvoorbeeld ‘rust’ te bewerkstelligen of één van beide ouders (tijdelijk) uit de wind te houden (bijvoorbeeld zodat deze met hulp van de gecertificeerde instelling aan eigen problematieken kan werken), is dit een ingreep in de ouderlijk gezag waarvoor o.i. geen wettelijke basis bestaat.

Onderlinge ouderlijke plichten tot de rechter iets anders beslist

Ouders hebben volgens de wet een informatieplicht en consultatieplicht. Dit zijn plichten die gelden ‘van de ene naar de andere ouder‘ en dus niet van de ene ouder naar een derde en dan van die derde naar de andere ouder. Deze plichten kunnen slechts worden begrensd door de rechter, en ook slechts als dit nodig is voor het welzijn van het kind, aldus artikel 1:377b BW. Tot de rechter anders beslist, moeten ouders elkaar blijven informeren en raadplegen. Als een gecertificeerde instelling vindt dat er een beperking nodig is, moet zij dit via de rechter regelen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de geschillenregeling OTS.

In het zuiden van Nederland wordt sinds een aantal jaren de Schottenaanpak gehanteerd om dit te omzeilen. Lees hiervoor: V&A: Wat is de schottenaanpak (bij een OTS)? Deze aanpak is in andere delen van Nederland echter (nog) niet beschikbaar.

Voorbeeld uit de rechtspraak

In deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch vroeg een moeder, terwijl de kinderen onder toezicht stonden, om van haar informatieplicht te worden vrijgesteld. Het hof oordeelde echter dat zij deze verplichting moest blijven vervullen, ook al kon de vader via de gezinsvoogd informatie verkrijgen.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 22 januari 2025
Gezag wordt door de ouders gezamenlijk of door één ouder uitgeoefend. Is er gezamenlijk gezag, dan kan één ouder niet alleen beslissen over zogenaamde ‘gezagsbeslissingen’. Er is een actieve toestemming van de andere ouder nodig, meestal in de vorm van een handtekening.

Geen toestemming? Dan berusten of naar de rechter.

Wil jij dat jullie als ouders samen een bepaalde beslissing nemen en wordt de toestemming niet gegeven, dan kan de ouder die wil naar de rechter om daarvoor ’toestemming van de rechter te krijgen die de toestemming van de andere ouder vervangt’. Dit heet ook wel een ‘verzoek tot vervangende toestemming’. Dit geldt in beginsel voor alle gezagsbeslissingen. In de kennisbank zijn diverse sub-thema’s uitgewerkt voor specifieke situaties die veel voorkomen zoals; verhuizing, vakantie buitenland, schoolkeuze, hoofdverblijfplaats en vaccinatie. Daarin kun je ook lezen dat de rechter zo een verzoek niet altijd toewijst.

Toestemming-vooraf-plicht in de praktijk veel geschonden

De toestemming-vooraf-plicht wordt in de praktijk veel geschonden. Dit geldt ook voor de plicht die hieruit voortvloeit om de andere ouder te consulteren voorafgaand aan het nemen van de beslissing. Het meest voorkomend zijn hoofdverblijfouders die gezagsbeslissingen over het minderjarige kind zelfstandig nemen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan over het verhuizen van het hoofdverblijf van het kind met die ouder, evenals in- en overschrijvingen, beëindigen van: opvang/school, huisarts, sportvereniging en zelfs medische behandelingen.

Zijn er professionals betrokken, dan wordt veelal op voorhand aangenomen dat wanneer er met de andere ouder geen contact is, dat één ouder zelfstandig mag handelen. Onbewust worden deze partijen deelgenoot gemaakt aan het creëren van voldongen feiten. Het standpunt van de zelfbepalend handelende ouder veelal: ‘mijn beslissing was in het belang van het kind’ of ‘het kind is nu eenmaal gewend aan de nieuwe situatie, dus het is beter het zo te laten’.

Ambivalente rechtspraak ondermijnt kracht toestemming-vooraf-plicht

Als je het als gezaghebbende ouder niet eens bent met het voldongen feit, dan word je veelal in positie gedrongen van: (i) berusten, (ii) een achterhoedegevecht starten tegen de betrokken professional (iii) een stap naar Veilig Thuis of (iv) een stap naar de rechter.

De rechtspraak is echter in het geheel niet consistent in het handhaven van de (vervangende) toestemming-vooraf-plicht. Twee voorbeelden zijn te lezen op deze pagina: Zonder toestemming verhuizen, kan dat? We zien dit soort uitspraken vaker (en slechts enkelen worden gepubliceerd). Het kan echter ook anders, zoals in deze uitspraak waarin Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden korte metten maakt met het zelfbepalende gedrag van de verhuizende ouder. Na eerder van de rechtbank alsnog – na het feit – vervangende toestemming te hebben verkregen, moest deze ouder van het hof toch nog terugverhuizen.

Naleving (vervangende) toestemming-vooraf-plicht in het belang van het kind

Het wél naleven van de toestemming-vooraf-plicht is altijd hetgeen een gezaghebbende ouder behoort te doen. Het niet-naleven is namelijk een vorm van ex-partnerstrijd en daarmee eveneens een vorm van kindermishandeling. Het houdt de situatie rondom het kind onrustig en sleurt het kind (soms letterlijk) heen en weer tussen de standpunten van ouders. Dit is in strijd met de optimale-ontwikkel-plicht van ouders.

Naleving ook verplicht bij een noodtoestand?

In situaties waarin er sprake is van een acute objectiveerbare noodtoestand waarbij het belang van het kind direct handelen eist (denk aan acute medische behandelingen) dan kan (en moet) je als gezaghebbende ouder handelen. Bereik je de andere ouder niet, zorg dan dat je die ouder in iedere geval informeert (via Voicemail, WhatsApp, SMS). Móet je de beslissing nemen, neem de beslissing.

De praktijk wijst uit dat bij een noodtoestand handelen een ouder zelden/nooit wordt aangerekend. Wat er mogelijk wel gebeurt is of er daadwerkelijk sprake was van een noodtoestand en of die zo urgent was dat (vervangende) toestemming redelijkerwijs niet behoefde te worden afgewacht. Slaagt het beroep op de aanwezigheid van een noodtoestand of de urgentie niet, dan kun je ervan uitgaan dat de rechter daaraan t.z.t. een consequentie hangt die de rechter goeddunkt.

Heb je te maken met een zelfbepalend handelende ouder?

Met vechtscheidingshulp.nl pleiten we voor een rechtspraak met meer gezag. We zijn van mening dat de rechtspraak wél consistent de ouderlijke plichten moet handhaven. Zie daarvoor ook de opinie: De familierechtspraak moet meer gezag krijgen en de opinie: Maak goed-interouderschap onderdeel van de veertien voorwaarden voor goed-genoeg-ouderschap! Hoewel er lichtpuntjes zijn in de rechtspraak zijn veel rechters nog huiverig om deze duidelijke koers te varen (onnodig o.i.). Wil je hulp? Neem contact op.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 18 april 2025
Het ontwikkelen en onderhouden van een van een hoogwaardige hechtingsband door het kind met beide ouders is fundamenteel voor een goede ontwikkeling. Ouders hebben de plicht om deze banden te bevorderen en dit omvat ook dat zij hiertoe ‘emotionele toestemming’ geven aan het kind. Het niet naleven van deze ouderlijke gedragsnorm is een vorm van kindermishandeling. Het benadeelt het kind direct en dringt/houdt het kind in een loyaliteitsconflict. Daarnaast is het ook een vorm van ex-partnerstrijd is en ook dit is een vorm van (indirecte) kindermishandeling.

Wanneer een ouder emotionele toestemming geeft aan een kind om een band met de andere ouder te hebben en contact te onderhouden, betekent dit dat de ouder het kind actief ondersteunt en aanmoedigt om een gezonde, liefdevolle relatie met de andere ouder op te bouwen en te onderhouden. Dit gaat verder dan alleen toestaan dat het kind contact heeft met de andere ouder; het gaat om het creëren van een emotioneel veilige omgeving waarin het kind zich vrij voelt om van beide ouders te houden en zich met beide ouders verbonden te voelen, zonder loyaliteitsconflicten of schuldgevoelens.

Emotionele toestemming is cruciaal voor het welzijn van het kind, vooral in situaties van apart levende ouders. Kinderen hebben van nature behoefte aan een band met beide ouders, en het ontbreken van emotionele toestemming kan leiden tot loyaliteitsconflicten, emotionele stress en langdurige psychologische gevolgen. Door emotionele toestemming te geven, helpt een ouder het kind om een gezonde relatie met beide ouders te behouden, wat essentieel is voor de emotionele ontwikkeling en het gevoel van veiligheid van het kind.

Het kind ‘emotioneel toestemming’ geven is onderdeel van de wettelijke ‘band-bevorder-plicht‘ en de ‘optimale-ontwikkel-plicht‘.

De plicht tot positieve gedragingen

Het omvat positieve gedragingen zoals:

  1. Actief aanmoedigen van contact en het het hebben van kwalitatief hoogwaardige hechtingsmomenten: De ouder moedigt het kind aan om tijd door te brengen met de andere ouder en laat blijken dat dit goed en normaal is. Het doorbrengen van ’tijd’ alleen is natuurlijk niet voldoende. Zo kan bijvoorbeeld verzorging tijdens ziekte aan de andere ouder overlaten gezien worden als het bevorderen hiervan.
  2. Emotionele steun bieden: De ouder erkent en valideert de gevoelens van het kind over de andere ouder, zelfs als die gevoelens complex of gemengd zijn.
  3. Veiligheid en vertrouwen creëren: Het kind voelt zich emotioneel veilig om zijn of haar gevoelens over de andere ouder te uiten, zonder bang te zijn voor afwijzing of straf.
  4. Eigenaarschap voor het oplossen van problemen: Het kind voelt dat de ouder eigenaarschap neemt om eventuele problemen in de relatie van het kind met de andere ouder op een constructieve wijze op te lossen, zonder dat deze ouder een emotioneel appèl doet op het kind ten voordele van zichzelf. Dit omvat ook het oplossen van problemen in de relatie van de ouders onderling, omdat een slechte relatie tussen ouders onderling ook loyaliteitsdruk kan geven in het kind.

Het nalaten van negatieve gedragingen

Het betekent ook ‘negatief gedrag nalaten’. Zo omvat het bijvoorbeeld:

  1. Geen loyaliteitsconflicten veroorzaken: De ouder vermijdt negatieve opmerkingen over de andere ouder en zorgt ervoor dat het kind niet het gevoel heeft dat het moet “kiezen” tussen de ouders. Ook ‘koopt’ de ouder niet de loyaliteit van het kind ten koste van de andere ouder. De ouder zoekt hiertoe ook actief afstemming met de andere ouder.
  2. Geen manipulatie of emotionele chantage: De ouder gebruikt het kind niet als boodschapper, spion of middel om de andere ouder te beïnvloeden of te straffen (triangulatie).

Emotionele toestemming in de rechtspraak

‘Emotionele toestemming’ is één van kernbegrippen in de Nederlandse familierechtspraak. Het begrip is wettelijk niet gedefinieerd. Het begrip figureert in zeer veel van de gepubliceerde uitspraken, veelal op een wijze dat de rechter vindt dat een ouder daarin tekort schiet of dat een ouder dit moet gaan doen, ondanks dat er bijvoorbeeld verdenkingen zijn van strafbare feiten, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam. We zien het begrip vooral in situaties waarin één ouder weinig of geen contact heeft met het kind, of wanneer uit het gedrag van één of beide ouders blijkt dat aan de loyaliteit van het kind wordt getrokken (ten nadele van de andere ouder).

Het belang van ‘emotionele toestemming’ wordt breed erkend, zowel door rechters, door de Raad voor de Kinderbescherming en bij ondertoezichtstellingen, ook door de betrokken gecertificeerd instellingen.

Hierna lees je een selectie van uitspraken.

Onvoldoende emotionele toestemming

Twee kinderen krijgen geen emotionele toestemming van hun moeder en kunnen daardoor al meer dan 3 jaar geen (onbelast) contact met hun vader. De kinderen zijn uithuisgeplaatst bij de grootouders en momenteel ligt voor of dit moet worden verlengd of dat er een andere beslissing genomen moet worden.

Het gerechtshof beslist dat de kinderen voortaan het hoofdverblijf bij de vader krijgen aangezien hij wel in staat is om die toestemming aan de kinderen te geven om contact met de moeder aan te gaan. De zorgregeling met de moeder wordt onder regie van de GI weer opgebouwd.

Volledige uitspraak

Een kind heeft al twee jaar geen contact met haar moeder omdat de vader onvoldoende emotionele toestemming geeft aan het herstel van het contact door de moeder o.m. te blijven diskwalificeren en hulpverlening te dwarsbomen. De rechter concludeert dat er sprake is van ouderverstoting en betrekt daarbij het advies van het expertteam. Moeder krijgt juridisch hoofdverblijf en laat de contacthervatting aan hulpverlening, kindbrief.

Volledige uitspraak

Een blinde moeder heeft na scheiding samen met haar eveneens blinde partner de hoofdzorg over o.m. haar inmiddels 14 jaar oude zoon. Het kind geeft al enige tijd aan bij zijn vader te willen worden. De vader tracht hierover te overleggen met de moeder, echter zij verbindt hier de voorwaarde aan dat dit pas vanaf schooljaar 2025/2026 kan. Omdat het kind het niet meer naar zijn zin heeft bij de moeder thuis vertrekt hij daarop zelf naar vader die op enige afstand woont. Hierdoor wordt naar school gaan feitelijk onmogelijk.

De vader verzoekt wijziging hoofdverblijfplaats en de rechter gaat hierin mee en stelt een zorgregeling vast die feitelijk het spiegelbeeld is. Daarbij merkt de rechter o.m. het volgende op:

De rechtbank benadrukt dat de man de zorgregeling moet nakomen en dat hij de minderjarige emotionele toestemming dient te geven om bij de vrouw te mogen zijn. Dat geldt ook als de minderjarige weerstand vertoont en zelf niet naar de vrouw wil. Het is aan de man om daar op een goede manier mee om te gaan. De rechtbank wijst erop dat het ouderlijk gezag mede de verplichting van de ouders omvat om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 BW).

Volledige uitspraak

Een moeder grijpt alles aan om de vader van ‘haar’ kind te diskwalificeren en onderwerpt haar o.a. aan lichamelijke onderzoeken omdat zij seksueel misbruik door de vader vermoedt. Zo overweegt de rechter o.a.:
De moeder lijkt niet in staat te zijn haar ideeën en oordelen over de vader in het belang van [de minderjarige] opzij te zetten. Allerhande momenten grijpt de moeder aan om de vader te diskwalificeren ook als iedere redelijke noodzaak of aanleiding daartoe ontbreekt. Zij lijkt zichzelf hierbij niet in de hand te kunnen houden en lijkt ook niet in staat om te reflecteren op haar eigen gedrag en te zien dat dit gedrag niet bijdraagt aan of zelfs ondermijnend is voor het op een constructieve manier vormgeven van het gezamenlijk ouderschap.

De rechter stelt een minimale begeleide omgang vast.

Volledige uitspraak

Een kind van 15 jaar staat onder toezicht, mede omdat hij geen/nauwelijks contact heeft met zijn vader. De Raad voor de Kinderbescherming stelt o.m. dat: “De Raad acht het allereerst noodzakelijk dat er hulpverlening vanuit het gedwongen kader wordt ingezet voor [minderjarige] en zijn ouders, omdat er grote zorgen zijn over de (emotionele) ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] verkeert in een loyaliteitsconflict vanwege de aanhoudende strijd tussen de ouders. Ook heeft [minderjarige] een negatief beeld van zijn vader en heeft [minderjarige] al lange tijd geen contact meer met zijn vader. Daarnaast zijn er signalen van een gebrek aan emotionele toestemming vanuit de moeder richting [minderjarige] voor het hebben van contact met zijn vader.”

Volledige uitspraak

Voldoende emotionele toestemming

Wordt aangevuld.

Volledige uitspraak

Mogelijke rechterlijke interventies

Rechterlijke interventies die we zien in de praktijk wanneer een ouder onvoldoende emotionele toestemming geeft omvatten o.a.:

  • Ondertoezichtstelling van het kind (zeer veel voorbeelden), waarna de betrokken GI bijvoorbeeld een schriftelijke aanwijzing kan inzetten om die ouder tot medewerking aan hulp te bewegen, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Rotterdam.
  • Oplegging van een begeleide omgangsregeling traject (BOR).
  • Persoonlijke hulpverlening om te komen tot een betere emotieregulatie, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch.
  • Beëindiging ouderlijk gezag of juist toewijzing van gezamenlijk gezag voor de vader.
  • Inperken omgang met het kind, soms ook voor de ouder die slachtoffer is van het gebrek aan emotionele toestemming door de hoofdverblijfouder.
  • Bepaling van de hoofdverblijfplaats van het kind bij de ouder die wel emotionele toestemming geeft, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

De praktijk wijst evenwel uit dat de rechtspraak regelmatig nog de handdoek in de ring gooit, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, o.i. duidelijk een gevalletje ‘kromspraak’ in plaats van ‘rechtspraak’.

Bekende drogredeneringen

In de rechtspraak zien we ouders geregeld langs voorspelbare lijnen argumenteren op basis waarvan aannemelijk zou moeten zijn dat zij wél emotionele toestemming zouden geven aan het kind om een band en contact te onderhouden met de andere ouder.

Wat deze situaties echter verbindt is het gebrek aan aantoonbare – andere ouder inclusieve – inspanningen waaruit daadwerkelijk blijkt dat zij dit doen. Het gebrek aan resultaten wordt bovendien veelal toegedicht aan de andere ouder of omstandigheden of kind-eigen-omstandigheden. Ook blijkt uit het gedrag van ouders regelmatig het tegendeel.

De rechtspraak prikt hier in toenemende mate doorheen, zoals in de volgende voorbeelden:

  •  “De moeder lijkt de afwijzende houding van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] richting de vader (onbewust) in stand te houden. Zij zegt enerzijds de kinderen wel emotionele toestemming te geven en open te staan voor contactherstel tussen de vader en de kinderen, maar tegelijkertijd benoemt zij dat er in het verleden te veel is gebeurd en dat dat een gevoel is wat zo diep zit dat ze niet weet hoe dit te veranderen. Ook benoemt de moeder herhaaldelijk dat de veiligheid van de kinderen bij de vader onvoldoende gegarandeerd is. Zij kan daarbij niet concreet benoemen waarom zij dit denkt, maar verwijst in dit verband naar de gewijzigde houding van [voornaam minderjarige 2] ten opzichte van de vader. Dat deze houding mogelijk is veroorzaakt door de voortdurende strijd tussen de ouders, waarbij [voornaam minderjarige 2] uit zelfbehoud voor één van de ouders heeft gekozen, lijkt de moeder niet als mogelijkheid te overwegen. Ook blijft de moeder, al dan niet bewust, gebeurtenissen uit het verleden ophalen en zaken benoemen die vervolgens de woede van de vader aanwakkeren en die ook het loyaliteitsconflict van de kinderen verder voeden. | Rechtbank Rotterdam
  • “De raad kan zich niet vinden in de stelling van de moeder dat het alleen aan de vader ligt dat er geen contact tussen hem en [minderjarige] is. Al zou het zo zijn dat de vader één voorstel heeft afgewezen, dat maakt nog niet dat er sprake is van een structurele afwijzing. De moeder heeft ook een rol in het contactverlies. Zij kan [minderjarige] niet, althans niet structureel, stimuleren in contact met de vader. Zij draagt (impliciet) aan [minderjarige] over dat zij contact met de vader niet goedkeurt. Ruimte voor contactherstel met de vader gaat bij [minderjarige] pas ontstaan als zij hiervoor emotionele toestemming van de moeder gaat ervaren. [minderjarige] moet de vader leren kennen om te weten wat zij wel of niet van hem kan verwachten.” | Gerechtshof Den Bosch

Genderspecifieke prevalentie

Uit de geanalyseerde rechtspraak rondom ‘emotionele toestemming’ volgt dat bij vrouwen gemiddeld genomen vaker gedrag wordt waargenomen dat een gebrek aan het geven van emotionele toestemming aan het kind toont in het contact met de vader. De enkele gevallen waarin dit andersom is, is wanneer de vader door moeder-eigen-omstandigheden en/of oudervervreemding (inmiddels) het hoofdverblijf van het kind heeft.

Het hoofdverblijf cq de hoofdzorg voor het kind en de loyaliteits-/coalitievorming die daaruit volgt, lijkt een voedingsbodem te bieden voor het niet-geven van emotionele toestemming. Anders gezegd, deze hoofdverblijfouders lijken te (kunnen) kapitaliseren op de loyaliteit/afhankelijkheid van het kind voor/van hen, hetgeen een vorm van kindermishandeling is.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Heb je een vraag waarop het antwoord ook voor anderen relevant kan zijn en mis je hem in dit overzicht?
Mail hem als suggestie naar team@fiduon.nl.