Vraag en antwoord · Procederen CAT-V&A

Antwoorden uit de familierechtpraktijk over procederen bij vechtscheidingen.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Is de omgang met je kind nog niet formeel vastgesteld, dan moet je in principe een normale verzoekschrifprocedure starten voor het vaststellen van een zorg- of omgangsregeling. Dit is een zogenaamde bodemprocedure.

In het verzoekschrift kan je daarnaast de rechter verzoeken een ‘voorlopige omgangsregeling’ vast te stellen. Als de rechter hier in meegaat, dan geldt deze voorlopige omgangsregeling tot het moment dat de rechter in de bodemprocedure uitspraak doet.

Als er een spoedeisend karakter is, bijvoorbeeld doordat een structurele doch niet vastgelegde omgang ineens wordt gestaakt, dan kan is het in veel gevallen ook mogelijk om een kort geding te starten. De rechter treft dan een voorlopige voorziening. Het is wel van belang om vervolgens alsnog een bodemprocedure te starten.

Het verzoek tot de vaststelling van een voorlopige omgangsregeling of een kort geding komt in principe binnen enkele weken op zitting (mede afhankelijk van de beschikbaarheid bij de rechtbank).

Het spreekt voor zich dat de andere ouder ook verweer mag voeren. In veel gevallen is er bij de zitting een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig die de rechter kan adviseren wat te beslissen.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 25 februari 2025
Een hoger beroep in het familierecht duurt maanden tot gemiddeld genomen maximaal een jaar. Dat is dan exclusief mogelijke tussenbeschikkingen op deelonderwerpen (waartegen hoger beroep open staat) of wanneer de zaak (op onderdelen) wordt aangehouden, bijvoorbeeld in afwachting van een advies van een Bijzondere Curator, de Raad voor de Kinderbescherming of een onderzoek door een deskundige.

Houd rekening met een doorlooptijd van zeker 6 maanden tot een jaar voor een verzoekschriftprocedure bij de rechtbank. Doorlooptijden bij het gerechtshof duren gemiddeld 8 maanden tot een jaar. Als de zaak ook naar de Hoge Raad gaat duurt het nog zeker een half jaar tot een jaar langer.

Een kort geding in spoedeisende zaken kan al heel snel op zitting zijn, echter praktijk wijst uit dat in de meeste gezag- en omgangszaken dit toch nog een week of 3-4 duurt. Een hoger beroep naar aanleiding van een kort geding vonnis kan al snel op zitting zijn, echter hiervoor gelden ongeveer dezelfde termijnen.

Sta je nu voor een rechtszaak of hoger beroep tegen een uitspraak (of is deze al aanhangig), dan kunnen je gedragingen nog steeds het verschil maken. Zijn er ook doelen geformuleerd door betrokken hulpverlening, berust ook dan niet in de situatie. Zet actief in op positieve actie. Dit helpt je ook verder bij de rechter en daarna. Wil je hulp? Contact ons vrijblijvend voor een kennismaking.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Wordt de rechterlijke uitspraak niet nagekomen en betreft het niet-nakomen kinder- of partneralimentatie, dan kan je de incassering kosteloos overdragen aan het LBIO. Voor alle andere zaken in het familierecht, zal je zelf opnieuw de gang naar de rechter moeten maken, tenzij er sprake is van een executoriale titel (bij dwangmiddelen).

In de praktijk zien we regelmatig dat afspraken uit het ouderschapsplan niet worden nagekomen. Afspraken zoals; bij onenigheid naar de mediator of respectvol ouderschap zijn in de praktijk niet afdwingbaar. Dit is overigens iets dat we graag veranderd zouden zien. Lees hiervoor ons voorstel voor een Landelijk Bureau Handhaving Ouderschapsnormen.

De vraag is dus of opnieuw procederen een renderende strategie is voor het specifieke punt dat niet wordt nagekomen. Dit is afhankelijk van het onderwerp, het gewicht en de urgentie van de niet-nakoming.

“Choose your battles” is een bekend Engels gezegde. M.a.w. soms kan het beter zijn om af te wachten, te proberen om met de andere ouder het gesprek erover aan te gaan op een de-escalerende wijze. Reageert de andere ouder niet-welwillend, dan kan het dossier dat je daarmee opbouwt uiteindelijk voldoende basis geven voor een wijziging van het gezag of zelfs de omgang die de andere ouder met je kind heeft.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 21 oktober 2021
Binnen vechtscheidingen zijn er enkele veelvoorkomende thema’s waarover er rechtszaken worden gestart.

Tussen ex-partners en ouders wordt er bijvoorbeeld geprocedeerd over:

  • Erkenning van het kind
  • Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
  • Hoofdverblijfplaats het kind
  • Alimentatie
  • Gezag over het kind
  • Omgangsregeling en niet-nakoming van de omgangsregeling
  • Verhuizing
  • Buitenlandse reizen, toestemming daarvoor, maar ook het via de rechter afdwingen van de overdracht van reisdocumenten van het kind.
  • Medische behandeling en vaccinatie
  • Schoolkeuze
  • Informatieverstrekking

Ook zien we dat soms grootouders of stiefouders procederen voor omgang- en/of informatie, bijvoorbeeld na het overlijden van één van de ouders.

Deze procedures zijn ‘extra’ naast de gebruikelijke procedures bij echtscheiding, d.w.z. in het kader van de huwelijksbeëindiging, de verdeling van vermogen en schulden en alimentatie.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

 

Bijgewerkt: 29 juni 2024
Als er sprake is van een ongelijk financieel uithoudingsvermogen voor rechtszaken, dan kan je niets anders doen dan geduldig volhouden.

Het is overigens heel begrijpelijk als je dit oneerlijk vindt. Zeker wanneer de andere ouder door acties of inacties je steeds geen andere keuze laat dan het via de rechter te spelen. Totdat de rechtspraak hier paal en perk aan gaat stellen door proceskostenveroordelingen toe te wijzen, is hiervoor nog geen oplossing.

Dit probleem van ‘Onevenwichtig procederende ouders’ heeft ook de aandacht van de politiek. In de Verzamelbrief Personen- en Familierecht van 26 maart 2024 is dit aspect behandeld. Minister Franc Weerwind legde het in zijn antwoord evenwel terug bij de rechtspraak om dit via de proceskostenveroordeling te doen. Alleen is dat werkelijk de oplossing? In de praktijk worden proceskostenveroordelingen namelijk bijna nooit opgelegd en dat moet de minister hebben geweten.

Overigens zien we hier in de praktijk ook een andere dynamiek; namelijk: waarbij juist de ouder die met subsidie procedeert in het nadeel is, wanneer de ander bijvoorbeeld vermogend is of gebruik kan maken van verzekerde rechtsbijstand.

Waar de praktijk echt bij gebaat zou zijn is rechtspraak met meer gezag en rechtspraak die situaties in het belang van het kind afhecht.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 9 februari 2023
De wet bepaalt dat de kosten van door de rechter ingeschakelde deskundigen in beginsel voor rekening komen van de partijen. Dit is vastgelegd in de artikelen 194-200 Rv voor dagvaardingsprocedures resp. artikel 284 lid 1 Rv voor verzoekschriftprocedures. 

Nu kan het zijn dat een partij procedeert met een toevoeging. Dit maakt op zich niet uit voor de verschuldigdheid van de kosten.

Houd er rekening mee dat een deskundigenonderzoek zeer snel kan oplopen qua kosten. Kan je het echt niet betalen dan kan het onderzoek voor ’s Rijks kas blijven.

Wanneer een deskundige (zoals het NIFP) wordt ingeschakeld in het kader van een ondertoezichtstelling van een minderjarige of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij, dan komen de kosten in beginsel voor ’s Rijks kas. Van de ouder(s) kan een eigen bijdrage worden verzocht. Dit volgt uit artikel 810a RV.

De werkzaamheden van deskundigen zijn aan regels gebonden. Bekijk hier de Leidraad deskundigen in Civiele Zaken.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 16 oktober 2023
Ben je het niet eens met het oordeel van de rechtbank over bijvoorbeeld een omgangsregeling, dan kan je hoger beroep instellen bij het gerechtshof. Net als bij de rechtbank is deze procedure grotendeels schriftelijk.

De verzoekende partij zal een een verzoekschrift in hoger beroep (memorie van grieven) indienen, waarop de andere partij reageert met een verweerschrift in hoger beroep (memorie van antwoord). De griffie van het gerechtshof (dat is het secretariaat) houdt stevig de regie in handen. Dit betekent dat je advocaat en jij steeds worden uitgenodigd voor iedere stap.

Wat belangrijk is, is dat er gemotiveerd moet worden naar het gerechtshof waarom de rechtbank niet tot het oordeel had kunnen komen. Dit moet in de vorm van ‘grieven’. Belangrijk is dat ook de verwerende partij nog tegenverzoeken kan doen. Een hoger beroep betekent feitelijk dat de eerdere procedure bij de rechtbank nogmaals overgedaan wordt/kan worden.

Het gerechtshof kan de eindbeslissing rekken door deelbeslissingen, tussenbeslissingen of doordat de zaak wordt ‘aangehouden’ (lees: uitgesteld) in afwachting van bijvoorbeeld de uitkomsten van een hulpverlenings- of onderzoekstraject. Dit kan ook ertoe leiden dat er extra zittingen zijn.

Is er hulpverlening betrokken of doet bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek, dan is het zeer van belang dat je je welwillend en constructief gedraagt. Zie het echt als een nieuwe kans om nog zaken recht te zetten die je wellicht in eerste aanleg hebt gemist. Je kunt bijvoorbeeld extra onderbouwing aanleveren. Of aantonen dat je een gedragsverandering hebt doorgemaakt.

Het is essentieel om niet lichtzinnig om te gaan met een hoger beroep, of je nu verzoeker of verweerder bent. Krijg je niet wat je wilt dan kan je in principe pas een nieuw verzoek doen als er sprake is van ‘gewijzigde omstandigheden’ of bij omgangsontzegging na een jaar.

Ben je verzoeker, dan is procesvertegenwoordiging door een advocaat verplicht. Op zitting mondeling verweren kan zonder advocaat, hoewel je dan niets kunt verzoeken en ook geen stukken kunt indienen. Procederen bij het gerechtshof als verweerder zonder advocaat raden wij af.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 11 januari 2022
Het is gebruikelijk om in een familierechtelijke procedure te verzoeken dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Dit betekent dat het oordeel van de rechter al kan worden uitgevoerd, ook al is er beroep ingesteld cq wordt deze nog ingesteld bij gerechtshof of Hoge Raad.

Het is niet zeker dat de rechter de beschikking ook uitvoerbaar bij voorraad verklaart. Het moet worden gezien als een zelfstandig verzoek, waarover de rechter dus een belangenafweging maakt. We zien beschikkingen die uitvoerbaar bij voorraad zijn bijvoorbeeld bij vervangende toestemming voor verhuizing, vaccinatie en schoolkeuze. Ook wordt het veelvuldig toegekend bij kort gedingen en echtscheidingsbeschikkingen voor wat betreft alimentatie of toewijzing van de echtelijke woning en de hoofdverblijfplaats van de kinderen.

Het schorsen van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslissing

Je kunt een tenuitvoerlegging van een rechterlijke beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is, met een zogenaamde schorsingsprocedure laten schorsen. Dit is een nieuwe spoedverzoek bij de rechterlijke instantie waarbij het beroep (gelijktijdig) is ingediend. Betreft het een rechtbankprocedure, dan is dit dus bij het gerechtshof.

Maatstaven die de rechter hanteert bij de beoordeling van het schorsingsverzoek

Bij de beoordeling van het schorsingsverzoek door de (hogere) rechter geldt dat in principe moet worden uitgegaan van de beslissing van de lagere rechter en de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen omtrent de ‘uitvoerbaar bij voorraad’-verklaring.

Dit kan anders zijn als de eerdere beschikking, waarvan de verzoeker hoger beroep heeft ingesteld, klaarblijkelijk berust op een juridische of feitelijke missslag dan wel als na de bestreden beslissing feiten of omstandigheden zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen, die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.

Verder zijn de navolgende maatstaven van belang (zie deze en deze uitspraken voor het volledige afwegingskader):

  1. De verzoeker moet belang hebben bij de verlangde schorsing van de tenuitvoerlegging. Bij alimentatiekwesties zien we bijvoorbeeld dat de verzoeker moet aantonen dat deze in een financiële noodsituatie terecht komt als de beschikking van de rechtbank in stand blijft;
  2. bij de – in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten – afweging van de belangen van partijen, moet worden nagegaan of het belang van degene die schorsing verzoekt bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van de andere partij om de door hem verkregen veroordeling ten uitvoer te leggen.

Er vindt dus opnieuw een afweging plaats van de feiten en omstandigheden. Bij deze belangenafweging dient de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel (red: bijv. hoger beroep) in de regel buiten beschouwing te blijven.

Voorbeeld van een succesvol schorsingsverzoek

Dat een schorsingsverzoek ertoe kan leiden dat bijvoorbeeld een eerder verstrekte vervangende toestemming tot verhuizing toch niet mag worden doorgezet, volgt bijvoorbeeld uit deze en deze zaak die respectievelijk dienden bij Gerechtshof Amsterdam en Gerechtshof Den Haag.

Er waren in eerste zaak duidelijk nieuwe feiten naar voren gekomen die de urgentie tot verhuizen door de moeder grotendeels hadden weggenomen. Het hof ging hier in mee. De moeder mocht dus nog niet verhuizen en moest de uitkomsten van de hoger beroep procedure afwachten.

In de tweede zaak was het een afweging tussen 1 maal verhuizen als de vervangende toestemming in hoger beroep ook zou worden verleend en 2 maal verhuizen als de vervangende toestemming in hoger beroep zou worden afgewezen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de nog jonge kinderen was dat zij zo min mogelijk zouden verhuizen. Het schorsingsverzoek werd daarom toegewezen.

Voorbeeld van een niet-succesvol schorsingsverzoek

Een vader heeft zeer hoge dwangsommen opgelegd gekregen om hem te bewegen een vastgestelde zorgregeling na te komen. Hij beroept zich er echter op het het de kinderen zijn die niet naar de moeder willen. Er zijn sinds de beschikking van de rechtbank al diverse niet-nakomingen geweest waardoor de vader meerdere dwangsommen heeft verbeurd. De moeder heeft ze echter nog niet geïnd (geëxecuteerd). De vader wil dat de ‘uitvoerbaar bij voorraad-verklaring’ door de rechtbank wordt geschorst in afwachting van de uitkomsten van het hoger beroep. Hof Den Bosch wijst in deze uitspraak het schorsingsverzoek evenwel af.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 9 februari 2023
Binnen conflictueuze scheidingssituaties zien we regelmatig dat de onenigheid tussen ouders tot eenzijdige (in)acties leiden. Dit kan bijvoorbeeld gaan over een weigering om toestemming te geven voor een buitenlandvakantie, het staken van omgang of een plotselinge verhuizing van de kinderen met de andere ouder.

De wet biedt in situaties waarin er een spoedeisend belang is de mogelijkheid om de rechter een ordemaatregel of voorlopige voorziening te vragen. Belangrijk is hier om de juiste wettelijk ‘ingang’ te kiezen.

  • Is de scheiding nog niet afgerond, is er op deelonderwerpen een tijdelijk oordeel gegeven en wordt dit plotseling niet meer nagekomen door een ouder, dan moet op basis van ‘gewijzigde omstandigheden’ een ‘spoedverzoek’ worden ingediend op basis van artikel 821 e.v. Rv in samenhang met artikel 824 lid 2 Rv.
  • Binnen bijvoorbeeld een ‘bodemprocedure voor het vaststellen van een omgangsregeling’ kan op basis van 223 Rv een voorlopige omgangsregeling als ‘voorlopige voorziening’ gevraagd worden. Gaat de rechter hier in mee, dan stelt deze dus een tijdelijke omgangsregeling vast tot het moment dat er een definitieve beslissing is.
  • Voor losse spoedeisende zaken is artikel 254 Rv hiervoor het startpunt.

Wordt niet de juiste ingang gekozen dan kan dit ertoe leiden dat je niet ontvankelijk wordt verklaard door de rechter waardoor die dus niet aan een inhoudelijke behandeling toekomt. Het gevolg is mogelijk cruciaal tijdsverlies. Een dergelijke zaak was aan de orde in deze uitspraak van Gerechtshof Den Haag.

Hoe snel er daadwerkelijk een beslissing volgt is afhankelijk van de mate van spoed die door de rechter eraan wordt toegekend. De praktijk in het familierecht wijst uit dat bij spoed in de regel een zaak in 14 tot 21 dagen op zitting is. De beslissing kan ook mondeling op de zitting worden gegeven.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 9 februari 2023
In principe geldt ‘wie stelt, bewijst’, echter bij civiele procedures geldt ook dat zaken die door de één worden gesteld en door de ander niet/onvoldoende worden weersproken vast kunnen komen te staan. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 149 Rv. Het is overigens wrang om vast te stellen dat de rechter zelden nader bewijs vraagt van ‘onbewezen/ongemotiveerde stellingen’.

Dit betekent dus dat je heel goed moet blijven opletten wat er wordt geschreven en ook wat er wordt gezegd. Je kunt dit niet alleen aan je advocaat overlaten. Stel een wederpartij stelt allerlei onwaarheden of halve waarheden, dan wel creëert op basis van hele waarheden een onjuist beeld, dan moet je ieder punt expliciet weerspreken. Liefst doe je dit schriftelijk, maar als het pas tijdens de zitting gebeurt, dan mondeling.

Onze belangrijkste tip voor de zitting, bijvoorbeeld over ouderlijk gezag en omgang is ook; als de ander spreekt.. luisteren. Alle punten die onwaar/half waar zijn opschrijven en ze stap voor stap behandelen zodra je zelf het woord kunt nemen. Hiervoor krijg je overigens niet altijd de gelegenheid.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 9 februari 2023
Procederen in het familierecht kan heel lang duren. De rechtspraak vindt zelf dat alles binnen 1 jaar nog heel goed is. Ook kan de zaak worden aangehouden. Hoe dan ook is het vaak in het belang van de situatie en ook van het kind om toch al iets vast te leggen.

De wet voorziet expliciet in deze mogelijkheid tw. in artikel 223 Rv in het kader van een bodemprocedure. Dit is dus anders dan een zogenaamd ‘kort geding’ wat een andere rechtsingang heeft namelijk artikel 254 Rv. Lees hier over het kort geding.

Het is dus mogelijk om de rechter een voorlopige voorziening te vragen. Dit heet een “incidenteel verzoek”. Wel moet ook duidelijk worden gemaakt waaruit het spoedeisend belang bestaat. De rechter beoordeelt dan of van de verzoeker kan worden gevergd of deze de uitkomst in de bodemprocedure afwacht.

Gaat de (bodem)procedure over bijvoorbeeld omgang, dan is het dus mogelijk om een voorlopige zorg-/omgangsregeling te verzoeken.

Voorlopige voorzieningen zien we bijvoorbeeld in zaken over:

  • Vaststellen of wijziging omgang.
  • Wijziging hoofdverblijfplaats kinderen.
  • Wijziging partneralimentatie.
  • Wijziging kinderalimentatie.

Eigenlijk wil je zo een verzoek voor een voorlopige voorziening dus altijd doen (en dit kan ook samen met het verweerschrift).

Het is mogelijk om tegen de beslissing hoger beroep in te stellen (artikel 337 lid 1 Rv). Dit is bevestigd door de Hoge Raad in deze uitspraak.

Zit je nog in de scheidingsprocedure dan is de ingang niet 223 Rv doch art. 821 lid 1, eerste volzin, Rv.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 9 februari 2023
Nee, het is niet mogelijk om tegen een tussenbeschikking of tussenvonnis van de rechter hoger beroep in te stellen. Dit is alleen mogelijk als de rechter expliciet hiertoe toestemming heeft gegeven. Dit volgt rechtstreeks uit de wet (art. 337 lid 1 en 2 Rv).

Er kan natuurlijk iets gebeuren waardoor de eindbeslissing niet kan worden afgewacht. In principe is er dan nog een ingang binnen het familierecht om de zaak opnieuw aan de rechter voor te leggen op basis van ‘gewijzigde omstandigheden’.

Een tussenbeschikking of tussenvonnis mag niet verward worden met een deelbeschikking die beoogt om een deel van het geschil definitief af te handelen. Een deelbeschikking moet worden gezien als een eindbeschikking op dat specifieke onderwerp en daartegen staat wel hoger beroep open. Tegen deelbeschikkingen moet binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld.

Niet op tijd hoger beroep instellen tegen een deelbeschikking leidt tot ‘niet-ontvankelijkheid’. Dit betekent dat de rechter je verzoek niet inhoudelijk zal behandelen. Een dergelijke situatie was bijvoorbeeld aan de orde in deze zaak die diende bij Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daarin had de rechtbank een deelbeschikking gegeven op de kinderalimentatie. Het hoger beroep daartegen werd pas samen met het hoger beroep tegen de eindbeschikking over de partneralimentatie ingesteld. Dit was te laat.

Het is wel mogelijk om bij een hoger beroep tegen een deelbeschikking ook hoger beroep in te stellen tegen een deel in deze beschikking dat kwalificeert als tussenbeschikking, e.e.a. ter voorkomingen van tegenstrijdige beslissingen. Dit is vaste rechtspraak (zie HR 23 jan 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7051, onder 3.2).

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 27 december 2024
Mensen die procederen, melden regelmatig dat ze op de zitting al het gevoel hadden welke kant de beslissing van de rechter op zou gaan. Het gevoel baseerden ze bijvoorbeeld op de wijze van vraagstelling door de rechter, een ongelijke verdeling van spreektijd of dat de rechter niet kritisch doorvroeg op niet-onderbouwde argumenten.

Is een rechter vooringenomen, niet neutraal of niet objectief, dan kan dit een reden zijn om de rechter te wraken. Wraking in het familierecht komt echter niet veel voor en in de zaken die er wel zijn wordt de wraking meestal afgewezen. Er zijn echter soms ook toewijzingen.

Zo werkt een wraking

De wraking kan mondeling tijdens de zitting worden medegedeeld. Daarnaast kan het schriftelijk voorafgaande of na afloop van de zitting. De wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Een wraking is sowieso te laat zodra de rechter uitspraak heeft gedaan. Een wraking moet worden gemotiveerd. Is aan één van beide voorwaarden niet voldaan dan leidt dit mogelijk tot niet-ontvankelijkheid, zoals in deze uitspraak van de wrakingskamer van Rechtbank Midden-Nederland waarin iemand pas 1 maand nadat de feiten waarop de wraking werd gebaseerd de rechter wraakte.

Bij een wrakingsverzoek beoordeelt de zogenaamde wrakingskamer de argumenten die je inbrengt en beslist dan of dezelfde rechter of een andere rechter je zaak gaat behandelen. Het is niet mogelijk om in hoger beroep of cassatie te gaan tegen een beslissing van de wrakingskamer. In theorie is het zelfs mogelijk om de rechters van de wrakingskamer te wraken.

Wraking is hier in de wet verankerd.

Let op! Het misbruiken van wraking, zoals in deze uitspraak, kan ertoe leiden dat de wrakingskamer oordeelt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.

Het dilemma van wraking

Het dilemma met wraking is dat het vertraagt en dat kan niet in je eigen belang zijn, bijvoorbeeld als je procedeert voor omgang met je kind. Ook wordt een eerdere beschikking regelmatig in hoger beroep vernietigd, of je weet al zeker dat er hoe dan ook een hoger beroep zal gaan volgen. Tenslotte kan het een negatief beeld van jou vormen als partij die met iedereen de strijd aangaat, bijvoorbeeld bij de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming die eventueel bij de zitting aanwezig is.

Als je in zo een situatie zit is het een keuze; vertraging, persoonlijk beeldvorming en extra kosten versus misschien een nieuwe beoordeling te krijgen, als je wrakingsverzoek wordt toegewezen.

Wrakingsverzoeken in het familie-/jeugdrecht worden zelden toegewezen

Er zijn meer dan 432 wrakingszaken [stand najaar 2023] gepubliceerd op rechtspraak.nl. We hebben slechts 6 uitspraken teruggevonden waarin het wrakingsverzoek is toegewezen:

Hoe een gevoel van vooringenomenheid toch een plaats te geven in de procedure zonder daadwerkelijk te wraken

Wat we aanraden is om bij de zittingsvoorbereiding een eventueel wrakingsverzoek in ieder geval even te bespreken met de advocaat.

Zo kan een aanpak zijn dat je de advocaat een signaal geeft en dat deze op dat moment een schorsing vraagt voor overleg. Jullie kunnen dan op de gang kort overleg voeren en ook bij terugkomst een moment nemen om de reden van de schorsing aan te stippen. Dus geen wraking, maar wel een standpunt in het verslag (proces verbaal) van de zitting.

Dit standpunt kan zijn dat je als welwillende ouder graag zou willen dat er oplossingen komen in het belang van je kind en dat daarvoor essentieel is dat alle feiten en gebeurtenissen juist worden weergegeven en ook de plaats krijgen in de beoordeling door de rechter die ze verdienen.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Als je in aanmerking komt voor subsidie van de Raad voor de Rechtsbijstand, dan krijgt de advocaat in principe een vast bedrag afhankelijk van het soort zaak. Dit ‘budget’ is in veel gevallen onvoldoende om alle advocaaturen uit te dekken.

Hierna leggen we uit waarom dit belangrijk is om te weten en waarom we aanraden om ook met subsidie zelf verantwoordelijkheid te nemen om:

  • het voor de advocaat zo overzichtelijk mogelijk te maken en waar mogelijk zelf bepaalde zaken voor te bereiden;
  • de contactmomenten met de advocaat te beperken; en
  • zelf alles in het werk te stellen om de situatie positief vooruit te bewegen.

Over de methodiek van vergoeding

De vergoedingsmethodiek van sociaal-advocaten is globaal dat ieder type zaak een vastgesteld puntenaantal heeft. Daarnaast worden er extra punten toegekend aan specifieke onderdelen. Er kan ook puntenaftrek zijn.

Ieder punt heeft een waarde die jaarlijks wordt vastgesteld (geïndexeerd). Momenteel is het ongeveer € 127,- exclusief BTW per punt. Heeft een zaak bijv. 11 punten, dan krijgt de advocaat voor de volledige zaak – van begin tot einde, inclusief overleggen, stukken opstellen, zitting, administratieve handelingen – € 1.395 ex BTW.

Je kunt zelf kijken hoeveel punten de advocaat ongeveer krijgt in de zaakcodelijst personen- en familierecht van de Raad voor de Rechtsbijstand. Is er een extra zitting, dan krijgt de advocaat daarvoor een zittingstoeslag van 2,5 punt.

Nu lijkt € 127 exclusief BTW per punt (uur) niet slecht betaald; de meeste Nederlanders krijgen dit niet. Echter, hiervan moeten alle kosten en belastingen af.  En het is daarnaast een vast gedrag, ongeacht of de advocaat 10, 20 of 50 uur aan de zaak besteedt. Realiteit is dat een toevoegingszaak zakelijk gezien zelden rendeert. Veel advocaten kunnen zelfs niet kostendekkend werken.

Het commerciële uurtarief van advocaten bedraagt daarnaast gemiddeld ongeveer € 200-275 exclusief BTW per uur, exclusief kantoorkosten. Veel sociaal-advocaten hebben zgn. ‘bleeders‘ in hun praktijk (gehad). Dit zijn toevoegingszaken die eindeloos voortduren en waartegenover nauwelijks/geen vergoeding (meer) staat.

Waarom is dit belangrijk voor mij?

Je kunt natuurlijk de vraag stellen waarom dit belangrijk is als je toch subsidie krijgt. Bekijk het echter eens van de andere kant. Stel jij bent die advocaat, en een zaak waarvoor je wellicht 11 uur wordt betaald kost je inmiddels 20, 30 of nog meer uren. Wat zou je doen?

Verder is het volgende belangrijk om te weten: Als het gebrek aan vergoeding tot ‘inspanningsreductie’ of ‘onbereikbaarheid’ leidt bij de advocaat (en je je daardoor niet meer voldoende gesteund voelt), dan is wisselen van advocaat heel erg lastig.

Niet alleen moet je nogmaals je eigen bijdrage betalen en mag je maar één keer wisselen; advocaten nemen zelden/nooit vrijwillig een toevoegingszaak over waarin door een andere advocaat al uren zijn gemaakt. De advocaat iets extra’s betalen? Nee, voor advocaten is het verboden om naast de subsidie geld van een cliënt aan te nemen.

Wat dan slechts nog overblijft is de situatie accepteren of een traject via van de Deken (één van de 11 voorzitters van lokale afdelingen van de advocatenorde) waarin hij/zij op basis van art. 13 Advocatenwet een advocaat zoekt/aanwijst.

Artikel 13 Advocatenwet:
  1. De rechtzoekende die niet of niet tijdig een advocaat bereid vindt hem zijn diensten te verlenen in een zaak, waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven dan wel bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, kan zich wenden tot de deken van de orde van advocaten in het arrondissement waar de zaak moet dienen, met het verzoek een advocaat aan te wijzen. Ook indien de rechtzoekende naar het voorlopig oordeel van de deken in aanmerking komt voor verlening van rechtsbijstand ingevolge het bepaalde bij of krachtens de Wet op de rechtsbijstand , wijst de deken een advocaat aan.
  2. De deken kan het verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Hij kan een aanwijzing op grond van bijzondere redenen wijzigen of intrekken.
  3. Binnen zes weken na de bekendmaking van de beschikking, houdende afwijzing van het verzoek, kan de belanghebbende beklag doen bij het hof van discipline. Op de behandeling van het beklag zijn de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
  4. De aangewezen advocaat is verplicht zijn diensten te verlenen.
  5. De advocaat die door de raad voor rechtsbijstand als raadsman is toegevoegd, treedt als zodanig op of doet zich overeenkomstig artikel 46 van het Wetboek van Strafvordering waarnemen, zolang niet een gekozen raadsman is opgetreden of op de voet van artikel 45 van het Wetboek van Strafvordering een ander is toegevoegd.
Maar hoe zeker is het dat je nieuwe advocaat er wel (weer) vol voor gaat als er nauwelijks vergoeding tegenover staat? Kan je verwachten dat een advocaat zo goed als voor niets voor je werkt?

De tip dus: Doe er alles aan om geen bleeder te worden voor de advocaat. We kunnen helpen.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Heb je snel een beslissing nodig van de rechter in een familierechtelijk geschil? Dan kunt je een kort geding starten. De wet biedt hiertoe de mogelijkheid via artikel 254 Rv.

De wet omschrijft dat er sprake moet zijn van een spoedeisendheid en daarnaast moeten de belangen van partijen een snelle beslissing vereisen. Er wordt dus door de rechter een belangenafweging gemaakt of er sprake is van spoedeisendheid en of de belangen dit vereisen. Ook beoordeelt de rechter of redelijkerwijs de uitkomst van een bodemprocedure kan worden afgewacht. Of de eiser ontvankelijk is hangt ook af van de vraag hoe ingrijpend de gevolgen zijn van het uitblijven of verlenen van de voorziening (HR 15 december 1995, NJ 1996, 509).

Het is dus altijd mogelijk dat de rechter beslist om de eiser niet ontvankelijk te verklaren als deze meent dat de eis niet spoedeisend genoeg is, of het belang niet groot genoeg, of deze meent dat van de eiser verwacht kan worden dat deze de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.

In de praktijk zien we dat sommige zaken wel en andere zaken meestal niet voor een kort geding in aanmerking komen. Nakoming van een vastgestelde omgangsregeling? Meestal wel ontvankelijk. Idem een Vervangende Toestemming Buitenland Reizen met Minderjarige. Echter, bijvoorbeeld een Vervangende Toestemming Vaccinatie? Onduidelijk. Mensen hebben het eerder geprobeerd, echter zijn toen teruggefloten op basis van het onomkeerbare karakter van de vaccinatie. Er is echter een trend vóór vaccinatie in de rechtspraak.

Kortom, een kort geding starten is altijd een gok.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 12 februari 2025
De familierechter bepaalt of bewijs wordt toegelaten/meegenomen in de afweging van het beslispunt dat bij de rechter voorligt. Geluidsopnames inbrengen kan dus, net zoals filmpjes. De vraag is echter of dit raadzaam is.

In beginsel is iedere vorm van bewijs toegelaten in het civielrecht. De rechter heeft de vrijheid om te bepalen of een bepaald bewijsstuk buiten beschouwing gelaten moet worden gelaten vanwege een hoger belang (art. 152 Rv). O.m. in 2014 oordeelde de Hoge Raad hierover:

Hoge Raad 18 april 2014. ECLI:NL:HR:2014:942
Art. 152 Rv bepaalt dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd en dat de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter is overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt. In een civiele procedure geldt niet als algemene regel dat de rechter op onrechtmatig verkregen bewijs geen acht mag slaan. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, welke belangen mede aan art. 152 Rv ten grondslag liggen, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd.

Welk belang zwaarder weegt is echter niet op voorhand te zeggen. Daarom vinden wij bijvoorbeeld het beleid van de Raad voor de Kinderbescherming onjuist. Zelfs onrechtmatig verkregen bewijs wordt in beginsel toegelaten.

De kans dat een rechter ook daadwerkelijk de opnames beluistert is klein. Procedures in het familierecht zijn grotendeels schriftelijk. Je kunt eventueel transcripties maken van opgenomen gesprekken.

  • Lees deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam voor een voorbeeld waarin transcripties werden toegelaten, doch de audiobestanden niet werden beluisterd.
  • In deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werden de audiobestanden en transcripties niet toegelaten; een oordeel dat we onbegrijpelijk vinden en dat o.i. door de Hoge Raad gecasseerd zou moeten worden, temeer nu deze lijn navolging lijkt te krijgen in deze en deze uitspraak. Wat aan deze uitspraken opvalt is dat de rechters het bewijs niet op basis van de ‘vrije bewijswaardering’ buiten beschouwing lijken te laten maar dat er werkelijk sprake is van het opwerpen van een belemmering en de vraag is in hoeverre dit strijdig is met de ‘vrije bewijsleer’ (lees in dit kader ook De Bock par. 2.4.5. /pag. 71). Dat enkele familierechters audio-opnames nu naast zich neer gelegd hebben, wil overigens nog niet zeggen dat alle rechters deze zienswijze overnemen en dat  dat dit ook het geval zal zijn bij de tuchtrechter.
  • Een voorbeeld waarbij geluidsopnames wél zijn toegelaten als bewijs lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem Leeuwarden.  De opnames werden door het hof ter zitting beluisterd. Ze waren door de moeder ingebracht om aan te tonen hoe grensoverschrijdend de vader zich tijdens overdrachtsmomenten naar haar gedroeg. In combinatie met een gebrek aan pedagogische vaardigheden en alcoholgebruik bij de vader leidde voor de moeder tot eenhoofdig gezag, evenals tot een ontzegging van omgang met de kinderen voor vader.
  • Een voorbeeld waarin zowel de transcripties als de geluidsopnames zijn toegelaten lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Een beroep van de moeder op ‘onrechtmatig verkregen bewijs’ slaagde niet. Het hof verwees naar de hiervoor genoemde uitspraak van de Hoge Raad.
  • Audiobewijs van een gesprek dat bepalend werd geacht om ‘samenwonen’ te onderbouwen inzake een verzoek de partneralimentatie te beëindigen lees je in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.
  • Een voorbeeld waarin een geluidsopname medebepalend was om tot een conclusie van intiem terreur te komen lees je in deze uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
  • Een voorbeeld waarin een video-opname wél werd toegelaten lees je in deze uitspraak van Rechtbank Den Haag.

Uit het bovenstaande overzicht volgt dat er geen uniforme lijn is in de rechtspraak. In de ene zaak zijn geluidsopnames/filmpjes zeer belangrijk ter onderbouwing van een beslissing, in een andere zaak wordt het een ouder aangerekend dat deze opnames maakt. Het is daarom belangrijk om de eventuele inbreng van geluidsopnames goed te overdenken. Overigens kunnen dit soort bestanden bijvoorbeeld op een USB-stick worden geplaatst. Deze kan dan worden ‘gedeponeerd’ bij de griffie van het gerecht dat ze zaak in behandeling heeft.

Lees ook onze V&A: Mag ik gesprekken opnemen?

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 19 juli 2023
De rechter neemt in beginsel alles dat wordt ingebracht mee in de beoordeling. Dit kan dus ook de inter-oudercommunicatie omvatten. Je kunt hierbij denken aan e-mails, WhatsApp-berichten en ook geluidsopnames.

Een voorbeeld van een zaak waarin dit expliciet in het vonnis staat is deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. Er werd een kort geding gevoerd over hervatting van omgang. Het vonnis beschrijft een deel van de zeer schadelijke communicatie van de man gericht aan de vrouw, ogenschijnlijk terwijl hij onder invloed van alcohol was.

Er zijn diverse voorbeelden waarin geluidsopnames van interacties tussen ouders zijn geaccepteerd en meegewogen door de rechter. Lees daarvoor ook: V&A: Worden geluidsopnames toegelaten door de familierechter?

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 17 november 2024
Wanneer er in een mediationovereenkomst ook voor geheimhouding is getekend, dan is alles wat daarin wordt gezegd, gedaan of geproduceerd in beginsel geheim.

Advocaten mogen informatie uit de mediationsessie bijvoorbeeld niet inbrengen in een gerechtelijke procedure. Er is een langjarige tuchtrechtelijke koers dat dit tegengaat/zou moeten tegengaan. De realiteit is echter ook dat er nog steeds zaken worden gepuliceerd waarin informatie uit mediation naar voren wordt gebracht en gewoon wordt meegewogen, zoals in r.o. 5.1.2. van deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch en r.o. 4.11. van deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem Leeuwarden.

De vraag die natuuurlijk opkomt is wat te doen wanneer er in de mediationsessies zaken gezegd worden die zo ernstig zijn dat hiermee bijvoorbeeld een kind rechtstreeks geschaad zou kunnen worden of dat duidelijk wordt dat het kind opgroeit bij een schadelijke ouder. Het lijkt dan juist wel in het belang van het kind om dit in te brengen. Een aankopingspunt kan dan mogelijk worden gevonden in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. De rechtbank overweegt in 4.3 van deze arbeidszaak:

De geheimhoudingsverplichting is essentieel voor het slagen van een mediationtraject, omdat deelnemers aan mediation zich vrij tegenover elkaar moeten kunnen bewegen, zonder dat zij het risico lopen dat hun uitlatingen of geschriften hen in een later stadium in een gerechtelijke procedure voor de voeten worden geworpen. Het geheimhoudingsbeding is dan ook een kernbepaling uit de mediationovereenkomst. Er moet dan ook heel wat aan de hand zijn, wil een deelnemer aan mediation kunnen worden ontheven van die verplichting. Een urgente noodsituatie moet dat rechtvaardigen. Daarbij moet worden gedacht aan de situatie dat de mediation wordt gebruikt als dekmantel voor criminele activiteiten, of als die schade zou toebrengen aan bepaalde kwetsbare personen, zoals bijvoorbeeld kindermishandeling. De mogelijkheid van baanverlies haalt die hoge drempel niet. Alle vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.

Lees in dit kader ook: Is inter-ouder strijdgedrag kindermishandeling?

Kan of wil je advocaat informatie uit de mediation dus niet zelf inbrengen, hetgeen op zich invoelbaar is gezien het risico voor de advocaat, dan kan je altijd nog zelf de keuze maken om het ter zitting naar voren te brengen. Houd er echter rekening mee dat je dit motiveert en dat de eventuele juridische gevolgen van het schenden van de geheimhouding niet te voorspellen zijn.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 4 april 2025
Bij gerechtelijke procedures over omgang en ouderlijk gezag wordt er soms een deskundigenonderzoek door de rechtbank bevolen. Veelal gebeurt dit op verzoek van één van beide partijen, echter dit kan ook ambtshalve – dus op eigen initiatief – door de rechter. De onderzoeksvraag is vanzelfsprekend afhankelijk van de exacte problematiek binnen de situatie. Tegen deze beslissing staat in beginsel geen hoger beroep open.

De zogenaamde ‘rechtsingang’ van dit type onderzoek is anders dan in situaties waarin er een kinderbeschermingsmaatregel speelt, namelijk artikel 186 lid 1 Rv (voorheen artikel 194 Rv) in samenhang met artikel 284 lid 1 Rv versus artikel 810a lid 2 Rv.

Er zijn naast onderzoeken over gezag en omgang nog andere situaties waarin een deskundigenonderzoek op basis van artikel 186 Rv gebruikelijker is; namelijk bij DNA-onderzoek en financiële zaken zoals waarde aandelenbelangen. Dit type situaties wordt hierna niet behandeld.

Een verzoek voor een deskundigenonderzoek in reguliere gezag en omgang zaken wordt in veel situaties afgewezen. Hiervoor kunnen diverse redenen zijn, waaronder:

  • dat ouders niet voldoende financieel draagkrachtig zijn;
  • dat de rechter zichzelf voldoende voorgelicht vindt om een beslissing te nemen, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam;
  • dat het kind onder toezicht staat;
  • dat het te belastend zou zijn voor het kind, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Den Bosch; of
  • dat bijv. een ouderschapsonderzoek te lang zou duren, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Het (op jouw verzoek) betrokken raken van een deskundige is bovendien geen garantie voor een voor jou positieve uitkomst. Het is ook mogelijk om zelf een deskundigenrapport in te brengen. Dit kan op basis van artikel 810a lid 1 Rv. Deze wordt in beginsel door de rechter toegelaten mits het voor de zaak relevant is.

Hierna zijn enkele voorbeelden van uitspraken beschreven waarbij een artikel 194 Rv-verzoek leidde tot de benoeming van een deskundige. Bij elke zaak staan de onderzoeksvragen die de rechter aan de deskundige meegaf. Ook de kosten van het deskundigenonderzoek zijn weergegeven. Soms komt een deel of het geheel ten laste van Rijks kas. Dit betekent dat er ook zaken zijn waarin de ouders het volledige factuurbedrag van de deskundige gezamenlijk hebben moeten betalen.

Voorbeelden artikel 194 RV onderzoek

Onderzoeksvraag:

  1. Niet bekend, bepaald in tussenbeschikking.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Niet bekend
  • Kosten: Voor de deskundigen ad respectievelijk € 4.336,61 en € 2.784,- en de milieurapporteur ad € 5.445, ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  1. Hoe is de relatie tussen partijen op ouderniveau? Is er een herkenbaar patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan?
  2. Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd, dat [de minderjarige] buiten de strijd van partijen blijft?
  3. Is de communicatie tussen partijen een belemmering om gezamenlijk vorm te geven aan het ouderschap?
  4. Kan de communicatie tussen de ouders ten aanzien van hun ouderschap zodanig worden verbeterd dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat zij in de toekomst in overleg beslissingen omtrent [de minderjarige] kunnen nemen en dat zij in de toekomst in staat zijn om beiden aanwezig te zijn bij de overdracht tijdens de zorgregeling en bij overige voor [de minderjarige] belangrijke gebeurtenissen?
  5. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [de minderjarige] ? En zo deze naar voren komen, welke zijn dit?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: mevrouw dr. [naam1] MDR, Forensisch Mediator
  • Kosten: EUR 4.500 incl. BTW ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  1. Wilt u in gesprekken met [naam kind] en/of zijn ouders in kaart brengen welke belemmeringen er zijn voor [naam kind] om een onbelast contact met zijn vader te hebben? Kunt u ook schetsen welke mogelijkheden er zijn tot contact met de vader
  2. Is verdere hulpverlening na uw interventie nodig om dat onbelaste contact te borgen?
  3. Zijn er overigens nog opmerkingen die voor de rechter van belang zijn?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: M. Roelfsema van Klem Kindbehartiger en Coaching
  • Kosten: EUR 1.386,03 inclusief BTW ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  • Op basis van tekst uitspraak samengevat: Algeheel onderzoek naar veroorzakende en instandhoudende factoren van de situatie en wat er nodig is om de situatie op te lossen.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Psycholoog [NB]
  • Kosten: EUR 5.000 ten laste van ’s Rijks kas.
  • Opm.: Onderzoek Psycholoog ondanks aanwezigheid Bijzondere Curator.

Onderzoeken op basis van artikel 810a Rv veel gedetailleerder

Bij uithuisplaatsingen en in het bijzonder bij beoordelingen van mogelijke terugplaatsingen en/of herstel in het ouderlijk gezag zijn de deskundigenonderzoeken veelal veel omvangrijker/gedetailleerder en ook uitgevoerd door het KSCD of het NIFP. Deze onderzoeken hebben overigens een andere rechtsingang namelijk artikel 810a Rv.

We zouden graag zien dat deze mate van gedetailleerdheid ook zou terugkomen in situaties waarin het geen kinderbeschermingsmaatregel betreft zoals in een vechtscheiding die jaar na jaar voortduurt en/of bij oudervervreemding/ouderverstoting/ouderafwijzing.

Voorbeelden artikel 810a lid 2 RV onderzoek

Een uitspraak die toont hoe de rechtbank de resultaten van een NIFP onderzoek interpreteert in een situatie waarin er sprake is van een vechtscheiding. Een uitspraak die op zich navolging verdient. Er is echter ook een hoop aan te merken op deze uitspraak, o.m. over de wijze waarop de rechtbank refereert naar de ouderlijke verantwoordelijkheid om met elkaar (minimaal) in overleg te blijven.

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: NIFP
  • Kosten: NB

Onderzoeksvraag:

Met betrekking tot het kind

  1. Hoe kan de ontwikkeling en het functioneren van [naam02] worden beschreven?
  2. Welke specifieke vaardigheden zijn vereist ten aanzien van de opvoeding/begeleiding van [naam02]?

Met betrekking tot de ouders

  1. Hoe kan het verstandelijk vermogen en de leerbaarheid van de vader, de moeder en de grootouders moederszijde beschreven worden?
  2. Zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek en/of psychiatrische problematiek bij de vader, de moeder of bij (één van) de grootouders moederszijde en zo ja, in hoeverre zijn deze van invloed op zijn/haar pedagogische/affectieve mogelijkheden? Te denken valt onder andere aan emotieregulatie (waaronder agressieregulatie), hechtingsproblematiek, conflicthantering door (groot)ouders.
  3. Indien van toepassing: maakt deze mogelijke psychiatrische stoornis van (één van) de ouders een onderzoek door een psychiater noodzakelijk om de vraagstelling nader te kunnen beantwoorden?
  4. Wat zijn de pedagogische/affectieve mogelijkheden en beperkingen van de vader, de moeder en de grootouders moederszijde en in hoeverre heeft hij/zij dan wel hebben zij een reëel beeld van de eigen mogelijkheden op dit gebied?
  5. Hoe worden de mogelijkheden van de moeder en de grootouders moederszijde ingeschat om de omgang van [naam02] met de vader vorm te geven?
  6. Hoe worden de mogelijkheden van de vader ingeschat om de omgang van [naam02] met de moeder vorm te geven?

Met betrekking tot de interactie

  1. Hoe beleeft [naam02] de relatie met de moeder, de vader en de grootouders moederszijde?
  2. Hoe zijn de interactie en de kwaliteit van de relatie tussen [naam02] en de vader, de moeder en de grootouders moederszijde?
  3. Hoe zijn de interactie en de kwaliteit van de relatie tussen de moeder en de grootouders moederszijde? Te denken valt onder andere aan (de wijze van) elkaar aanspreken, de kwaliteit van de hechtingsrelatie en loyaliteiten onderling.

Algemeen

  1. Wat zijn indicaties en contra-indicaties met betrekking tot de te nemen beslissing: kan [naam02] thuis worden geplaatst in de opvoedsituatie bij de moeder en de grootouders moederszijde dan wel bij de vader en kan er een omgangsregeling tussen [naam02] en de niet-hoofdopvoeder tot stand komen, en welk advies volgt daaruit?
  2. Is voor de onderzochten professionele hulpverlening nodig en, zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
  3. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [naam02] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD)
  • Kosten: NB ten laste van ’s Rijks kas.

Onderzoeksvraag:

  • Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de moeder te beschrijven?
  • Hoe is de ontwikkeling en het functioneren van [minderjarige] te beschrijven aan de hand van de volgende gebieden: cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en gehechtheidsontwikkeling?
  • Wat zijn de pedagogische en affectieve vaardigheden van de moeder in relatie tot de opvoedingsbehoeften van [minderjarige] ? Indien nodig, zijn er mogelijkheden op het gebied van hulpverlening en behandeling om deze te verbeteren?
  • Zijn er (contra-)indicaties voor een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder? Zo ja, welke zijn dat?
  • Welke contactregeling tussen [minderjarige] en de moeder komt tegemoet aan de belangen van [minderjarige] als hij voor langere tijd uit huis geplaatst blijft?
  • In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren, die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar die wel van belang zijn met betrekking tot de uithuisplaatsing van [minderjarige] ?

Volledige uitspraak

  • Uitvoerende organisatie/professional: mevrouw H. Baas, gezondheidszorgpsycholoog en T. de Jong, gezondheidszorgpsycholoog (NIFP)
  • Kosten: NB ten laste van ’s Rijks kas.

Hoe nu verder?

In de meeste zaken die wij zien wordt er onvoldoende onderzoek verricht naar hoe ouders daadwerkelijk invulling hebben gegeven aan hun positieve inspanningsplichten, zoals hun informatieplicht en consultatieplicht, alsmede hun plicht om de banden tussen het kind en de andere ouder te bevorderen en ook om zorg te dragen voor goed-genoeg-(inter-) ouderschap. Onderzoek naar de (inter-ouder) gedragspatronen van ouders kan de rechter zicht geven op de veroorzakende en instandhoudende factoren van de ontwikkelingsbedreiging die het kind treft. De vraag die opkomt is waarom de rechtspraak niet min of meer standaard gebruik maakt van haar bevoegdheid om zo een onderzoek ambtshalve te bevelen, temeer nu de Raad voor de Kinderbescherming, aldus haar standpunt in deze uitspraak van Rechtbank Limburg kennelijk vindt dit niet haar taak te vinden.

Dit onderzoek zou zich o.i. juist meer moeten toespitsen op details en feitenvinding. Het onderzoek zou zich wat ons betreft moeten toespitsen op daadwerkelijk gedrag en dit begint primair bij het beoordelen van de inter-oudercommunicatie en de zaken die daaruit volgen. Dit is anders dan bijvoorbeeld nu door instanties als Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming wordt gedaan; namelijk dat in principe slechts aan ouders wordt gevraagd hoe zij de situatie voor het kind en het gedrag van de andere ouder bezien.

De vraag is vervolgens welk type professional/organisatie hiertoe geschikt is. Wat ons betreft zou aansluiting moeten worden gezocht bij professionals voor wie ‘hogere onderzoeksnormen’ normaal zijn, oftewel professionals die ook door bijvoorbeeld het NIFP/KDCD worden ingezet. Deze zouden ook zo snel mogelijk moeten worden ingezet.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 29 juni 2024
Ja. je kunt in hoger beroep tegen een tijdens de zitting bereikte en in de beschikking opgenomen overeenkomst.

Hierover heeft de Hoge Raad in dit arrest duidelijkheid gegeven. De gedachte was eerst – i.c. van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden – dat een partij geen belang heeft om in hoger beroep te gaan tegen een verzoek dat is toegewezen. Volgens de Hoge Raad is dit onjuist omdat in een hoger beroep verzoeken ook kunnen worden veranderd of vermeerderd, of dat ondertussen de omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor dit belang er is.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 maart 2025
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in zaken over erkenning, omgang en ouderlijk gezag wordt in de regel overgenomen, echter zeker niet altijd. Bovendien kunnen adviezen ook gedeeltelijk worden overgenomen. 

Er is geen consistente lijn te ontdekken in de rechtspraak wanneer een advies of standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming wel of niet wordt overgenomen. Dit is ook het gevolg van het geringe aantal uitspraken dat wordt gepubliceerd. In de afgelopen jaren zijn er echter diverse situaties hier in de praktijk aan bod geweest, die ons in staat stellen om er wel iets over te zeggen.

Enkele beïnvloedende factoren

Hierna enkele aspecten die van invloed kunnen zijn of dan wel in hoeverre de rechter een advies of standpunt van de raad overneemt of niet.

  1. In hoeverre het advies het resultaat is van een onderzoek (in opdracht van de rechter) of een min of meer onvoorbereid standpunt van een zittingsvertegenwoordiger van de raad.
  2. De rechter wil sneller of langzamer dan de raad, bijvoorbeeld op basis van feiten die niet door de raad naar voren zijn gebracht, maar wel door een andere partij. Voorbeelden: De raad wil een onderzoek en de rechter niet, de raad wil langzamer uitbreiden de rechter sneller, de raad wil de zaak aanhouden de rechter niet.
  3. Het advies van de raad is niet eenduidig en/of de raad vindt zelf onvoldoende inzicht te hebben in de situatie voor een advies en/of de raad komt niet naar de zitting.
  4. De rechter interpreteert de feiten anders dan de raad.
  5. De rechter laat actuele ontwikkelingen (positief/negatief) meewegen in de beslissing. Het gebeurt niet zo vaak dat zittingsvertegenwoordigers op basis van actualiteiten afwijken van een eerder gedaan advies na een onderzoek. De rechter kan tijdens het kindgesprek bijvoorbeeld iets hebben gehoord dat een ander beeld geeft, dan zoals door de raad naar voren gebracht.
  6. Er zijn juridische argumenten om het advies niet te volgen.

Voorbeelden van uitspraken waarin het advies van de Raad voor de Kinderbescherming niet is gevolgd

De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat het verslag van speltherapie geen aanleiding geeft om een overnachting van het kind van 4 jaar bij de vader behoedzaam in te voren. De rechter ziet het anders en stelt een meer behoedzame opbouwende omgang vast.

Volledige uitspraak

De Raad voor de Kinderbescherming adviseert het hof om de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van overleg tussen de ouders. Het hof vindt zichzelf echter genoeg voorgelicht en neemt een beslissing.

Volledige uitspraak

De Raad voor de Kinderbescherming wil de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader handhaven. Het hof ziet dit echter anders en bepaalt het hoofdverblijf van het kinderen bij de moeder in Spanje.

Volledige uitspraak

2 Kinderen wijzen hun vader af. De Raad voor de Kinderbescherming is in tegenstelling tot de GI van mening dat nog niet alle alle mogelijkheden zijn benut om een uithuisplaatsing te voorkomen. De rechter ziet dit echter anders en plaatst de kinderen uit huis in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

Volledige uitspraak en samenhangende uitspraak

De raad adviseert de rechter het ouderlijk gezag van de vader te beëindigen, althans de beslissing aan te houden in afwachting van de uitkomsten van hulpverlening. De rechter ziet dit anders en beëindigt het ouderlijk gezag van de vader.

Volledige uitspraak

De Raad voor de Kinderbescherming wil de hoofdverblijfplaats van het kind dat al 1 jaar bij de vader woont daar handhaven. Het hof ziet dit echter anders en bepaalt het hoofdverblijf van het kind bij de moeder.

Volledige uitspraak

De Raad voor de Kinderbescherming én de betrokken gecertificeerde instelling willen de uithuisplaatsing van de beide kinderen verlengen. Het hof ziet dit echter anders dan zowel de raad als de GI en beëindigt de uithuisplaatsing.

Volledige uitspraak

Voor enkele voorbeelden waarin de rechter het met de raad eens was, zie deze rechtspraakoverzichten van uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven.

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 14 februari 2025
De familierechter heeft in zaken betreffende levensonderhoud, erkenning, gezag(s) aangelegenheden, hoofdverblijf en omgang diverse bevoegdheden om zelf beslissingen te nemen die bijdragen aan een effectieve procedure en een goede uitkomst bezien vanuit het kind. Hierna zijn beknopt enkele van die bevoegdheden beschreven. In algemene zin zijn we van mening dat rechters vaker gebruik zouden moeten maken van deze bevoegdheden.

Mogelijkheden voor rechtshandelingen die de rechter ambtshalve kan (laten) verrichten

De hierna genoemde bevoegdheden zijn nadrukkelijk niet alle ambtshalve bevoegdheden, doch slechts die met enige regelmaat voorkomen rondom vechtscheidingen.

Boek 1 BW:

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

  • Het ambtshalve een gevolgtrekking verbinden aan het ‘naar het idee van de rechter’ niet voldoen aan de plicht om de feiten volledig en naar waarheid naar voren te brengen (artikel 21 Rv).
  • Het bevelen van een mondelinge behandeling (artikel 87 lid 1 Rv).
  • Het ambtshalve bevelen van een getuigenverhoor (artikel 166 lid 1 Rv).
  • Het beëindigen van een gijzeling (artikel 173 lid 3 BW). Komt in de praktijk meestal voor i.s.m. alimentatiekwesties.
  • Het bevelen van een verhoor of een bericht van een deskundige (artikel 186 lid 1 Rv) of het bevelen van een nadere toelichting tijdens een mondelinge behandeling (lid 5). Dit geldt ook voor deskundigen de partijen aanvoeren en die niet door de rechter zijn benoemd (artikel 192 lid 4 Rv).
  • Het voegen van zaken die tussen twee dezelfde partijen worden gevoerd indien deze met elkaar samenhangen (artikel 222 lid 1 Rv).
  • Een partij ambtshalve in de proceskosten veroordelen indien de kosten nodeloos werden veroorzaakt (artikel 237 lid 1 Rv).
  • Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van een vonnis in kort geding (artikel 258 Rv).
  • Het matigen van gevorderde proceskosten of buitengerechtelijke kosten (artikel 242 Rv).
  • Het stellen van rechtsvragen aan de Hoge Raad (artikel 392 lid 1 Rv) en de zaak in afwachting van een uitspraak door de Hoge Raad aanhouden (lid 6).

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 25 maart 2025
Vechtscheidingen worden gekenmerkt door huiselijk geweld, soms fysiek vaker psychisch, waarbij het geweld ook doorgaat nadat ouders uit elkaar zijn. Zo eenvoudig is het. Dit betekent dat een beroep op het Verdrag van Istanbul mogelijk is.

Op de V&A-pagina: Hoe herken ik niet-welwillend gedrag? zijn diverse verschijningsvormen van geweld beschreven die in de familierechtpraktijk worden gezien. Daaruit blijkt dat er vele vormen van geweld zijn, zowel rechtstreeks naar de ex-partner (m/v) als via het kind of derden. Er zijn natuurlijk ook situaties waarin dit geweld al aanwezig was gedurende de relatie. Soms zien we strafrechtelijke veroordelingen doorwerken in familierecht beslissingen. Dit gebeurt dan niet expliciet, maar veelal als een omstandigheid op basis waarvan de rechter een bepaalde beslissing (niet) in het belang van het kind vindt.

Geringe adoptie door rechters

We zien het Verdrag van Istanbul (hierna ook: het verdrag of het VVI) in de familierechtspraak voor het eerst verschijnen in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam. Hierin beroept de moeder zich op het verdrag onder verwijzing naar (vermeend) geweld door de vader. Het blijkt echter een onterecht beroep. Volgens het hof onderbouwt de moeder namelijk onvoldoende dat zij daadwerkelijk slachtoffer is van huiselijk geweld.

Het is een duidelijk signaal voor de praktijk. Niet elk beroep op het verdrag blijkt gerechtvaardigd en de rechter moet goed onderzoek doen of de argumenten steekhoudend zijn. Verder stelt het hof dat het verdrag slechts verplichtingen schept voor de staat en dat een direct beroep door een individu niet mogelijk is. Uit latere rechtspraak blijkt overigens dat dit directe beroep wél mogelijk is, net zoals bijvoorbeeld bij artikel 8 EVRM (het recht op familie- en privéleven).

In de gepubliceerde rechtspraak zijn er slechts 31 uitspraken (stand begin 2025) waarin er een beroep op het verdrag is gedaan. Zeer weinig als we bedenken dat er jaarlijks heel veel uitspraken zijn waarin een vorm van geweld (naar ex-partner en/of kind) wordt beschreven.

Familierechters passen het Verdrag van Istanbul dus nog nauwelijks toe. Het is onduidelijk waarom, doch mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat:

  • De Nederlandse wet op zich de mogelijkheden biedt voor familierechters om een gevolg te verbinden aan de aanwezigheid van (een geschiedenis van) huiselijk geweld, zoals via de ‘optimale-ontwikkel-plicht‘ en het klem-criterium.
  • De wet de rechter in diverse bepalingen de ambtshalve mogelijkheid om in het ‘zwaarwegende belang van het kind’ een andere beslissing te nemen (omgang/informatie/consultatie). Bij erkenningen is in de wet bovendien expliciet voorzien in het meewegen van de ‘belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind’. Overigens blijkt uit deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem Leeuwarden dat een beroep op het VVI ook in erkenningszaken mogelijk is.
  • Er ogenschijnlijk binnen één gerechtshof discussie kan zijn of het verdrag kan worden toegepast bij bijvoorbeeld erkenningen of dat het slechts/vooral ziet op omgang en gezag. Vergelijk deze uitspraak en deze uitspraak, beiden van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In deze uitspraak van Rechtbank Noord-Holland vindt de Raad voor de Kinderbescherming overigens dat het verdrag wel van toepassing is op erkenningssituaties.
  • De rechtspraak mogelijk worstelt met het begrip ‘huiselijk geweld’ en wanneer daarvan precies volgens het verdrag sprake is. Is daarvan bijvoorbeeld alleen sprake als er een strafrechtelijke veroordeling is of ook al als de familierechter zelf vindt dat het gedrag van een ouder naar de andere ouder en/of het kind kwalificeert als geweld? O.i. is bezien vanuit het kind alles wat niet omvat het naleven van de wettelijke ouderlijke actieve inspanningsplichten (lees over: ouderschapsnormen, informatieplicht en consultatieplicht) een vorm van kindermishandeling. En het niet-naleven van die plichten vormt de wortel van alle vechtscheidingen.
  • Tot slot zien we in veel uitspraken dat de rechters de strijd (lees: het geweld) tússen de ouders plaatsen en als iets zien dat beiden toepassen, of waarin beide ouders een bepalende factor zijn. Soms is dat juist. In veel vechtscheidingssituaties echter is het één van beide ouders die zich bedient van ex-partner geweld (al dan niet via het kind) en o.i. een ‘niet-goed-genoeg’-ouder is. Lees in dit kader ook de opinie: Maak goed-interouderschap onderdeel van de veertien voorwaarden voor goed-genoeg-ouderschap!

Het Verdrag van Istanbul in de Nederlandse familierechtspraak

Sinds de inwerkingtreding van het verdrag in Nederland op 1 januari 2016, hebben diverse familierechters het verdrag wel toegepast bij hun beslissing. Het artikel waar dan een beroep wordt gedaan is artikel 31 VVI. Dit artikel stelt het volgende:

Artikel 31 VVI: Voogdij, omgangsregeling en veiligheid
1. De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat bij de vaststelling van de voogdij en omgangsregeling voor de kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van dit Verdrag.
2. De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat de uitvoering van een omgangsregeling of de voogdij niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen.
In deze beslissingen hebben we tot nu toe slechts geweld zien meewegen dat is/wordt gepleegd van mannen naar vrouwen en kinderen, terwijl het verdrag alle slachtoffers van huiselijk geweld (vrouw/man/kind) bescherming biedt. Het is duidelijk dat op dit vlak nog een stuk erkenning door de rechtspraak gegeven dient te worden aan de diversiteit van geweld bij vechtscheidingen.

Hierna worden enkele zaken uitgelicht. Wanneer het verdrag wel wordt toegepast, wordt daarbij ook beschreven welk geweld de rechter voor diens beslissing medebepalend heeft geacht. Ook worden enkele uitspraken uitgelicht waarin ten onrechte een beroep op het verdrag werd gedaan.

VVI toegepast

“De Raad stelt in het rapport vast dat de kinderen slachtoffer en getuige zijn van huiselijk geweld, waarbij er tegen hen geschreeuwd is door hun vader en er bewoordingen zijn gebruikt die een kind niet van een ouder zou moeten horen. De Raad concludeert ook dat de ouders ondanks de inzet van hulpverlening (PSO) niet in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren en dat de vader vertragend werkt in het regelen van zaken rondom de kinderen.”

“De rechtbank stelt vast dat de discussies over de kinderen blijven bestaan en de kinderen hiermee belast worden. De rechtbank verwijst daarbij naar productie 79 en de (eindeloze) mails over voetbal, Comicon en de sinterklaasintocht.”

De rechtbank neemt een beslissing die bijdraagt aan hun emotionele veiligheid en die zo goed mogelijk voorkomt dat de kinderen wederom worden blootgesteld aan intimiderende, neerbuigende en kwetsende uitlatingen vanuit hun vader en beëindigt het ouderlijk gezag van de vader en stelt een beperktere zorgregeling vast.

Volledige uitspraak

“Sinds de laatste beschikking van 4 juli 2024 zijn de zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] niet verminderd, maar enkel toegenomen doordat er nieuwe zorgmeldingen zijn gedaan. Dit komt bovenop de al bestaande zorgen over controlerend gedrag vanuit de vader richting de moeder, het feit dat hij verdacht wordt van (ernstige) bedreiging van de moeder en het feit dat er een FMEK-rapport ligt over toegebracht letsel bij [de minderjarige] waar de vader geen passende verklaring voor heeft. Veilig Thuis en de GI hebben aangegeven onvoldoende beeld van de vader te hebben. Zij kunnen niet goed inschatten wat er in de vader omgaat, omdat wat hij zegt niet overeenkomt met wat hij uitstraalt en hij geen concreet antwoord geeft op vragen. De vader heeft verteld dat dit gedrag verklaard kan worden vanuit een soort zelfbescherming.”

“De kinderrechter is van oordeel dat de eerder vastgestelde begeleide regeling geschorst dient te worden tot er meer duidelijkheid is vanuit de strafzaak of tot er vanuit een persoonlijkheidsonderzoek meer duidelijkheid komt over de persoon van vader. Op dit moment is er te veel onduidelijkheid over de (emotionele) veiligheid van [de minderjarige], ook voor een begeleide regeling.”

Volledige uitspraak

Een vader wordt veroordeeld voor huiselijk geweld jegens de moeder van zijn kind. De moeder vlucht naar de vrouwenopvang en verzoekt nu vervangende toestemming om naar een plaats buiten de regio te verhuizen. De vader verweert zich daartegen op grond van dat het de contacten tussen het kind en hem teveel belemmert.

De rechtbank geeft moeder vervangende toestemming om te verhuizen, mede omdat op grond van het gedrag van/intieme terreur door de vader voldoende duidelijk is dat de moeder niet meer in de regio van de vader kan wonen.

Volledige uitspraak

“De Raad concludeert dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Binnen het huwelijk van ouders is er sprake geweest van huiselijk geweld vanuit de vader naar de moeder en de minderjarigen. De moeder en de minderjarigen hebben hierdoor traumatische ervaringen opgedaan.”

“De rechtbank dient op grond van de (…) verdragsverplichtingen (red: VVI) alle maatregelen in te zetten om de kinderen te beschermen tegen verdere daden van geweld. In dit geval ziet de rechtbank reden om dit argument te betrekken bij de onderbouwing voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling. De kinderrechter vindt het zeer verontrustend dat deze complexe problematiek, met huiselijk geweld, zich zo lang binnen de familiaire sfeer heeft afgespeeld en ziet signalen die duiden op een situatie van intieme terreur en een scheve machtsbalans tussen de ouders.”

De rechter oordeelt dat er een ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk is.

Volledige uitspraak

“De GI heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat uitvoerig is aangetoond dat het niet lukt om met de vader samen te werken. Er zijn vele momenten van agressie geweest jegens de moeder en hulpverleners, ook in het bijzijn van [minderjarige] . De vader heeft geen probleeminzicht en is niet bereid aan zichzelf te werken en zich aan de voorwaarden te houden.”

“de raad (red: heeft) ook geconstateerd dat de vader kampt met forse problematiek waardoor hij telkens in conflictsituaties terecht komt hetgeen schadelijk is voor [minderjarige] . We zien de verandering in het gedrag bij de vader niet. De raad heeft geconstateerd dat de vader een fors probleem heeft maar hij ziet dat zelf niet.”

“De vader weigert iedere vorm van hulpverlening terwijl uit het dossier is gebleken dat er intensieve professionele (GGZ) hulpverlening voor de vader nodig is voor zijn dreigende en agressieve wijze van handelen en communiceren en om zijn emoties te kunnen reguleren. Het ontbreekt de vader aan probleeminzicht en inlevingsvermogen. Hij heeft geen intrinsieke motivatie om aan zichzelf te werken.”

“De vader blijft onverminderd bepalend gedrag vertonen en is zeer rechtlijnig in zijn visie waardoor er geen verbetering is gekomen in de negatieve verhouding tussen de ouders.”

Het gerechtshof ontzegt de omgang van de vader met het kind tijdelijk voor de duur van 1 jaar. Indien er gewijzigde omstandigheden zijn, dan kan de vader wel weer eerder een nieuw verzoek doen om een omgang vast te stellen. Ook verliest de vader het ouderlijk gezag.

Volledige uitspraak

Onterecht beroep op VVI

Een moeder verzoekt o.m. eenhoofdig gezag en tevens een een beperkte omgangsregeling tussen haar kind en de vader. Daarbij beroept ze zich mede op het Verdrag van Istanbul omdat volgens de moeder ‘de man voortdurend de strijd met haar blijft zoeken’ en dat het gedrag van de man (psychisch) gewelddadig zou zijn (geweest tijdens de relatie).
De rechtbank overweegt in navolging van de visie van de raad en de GI op de mondelinge behandeling, dat hetgeen de vrouw aanvoert ziet op de relatie tussen partijen als (ex-)partners en niet op de relatie tussen [minderjarige] en haar vader. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw, anders dan zij zelf stelt, geen bewijs heeft aangedragen voor de genoemde gedragingen van de man. Daarbij komt dat, indien al sprake zou zijn geweest van psychisch geweld, de duur niet dusdanig zwaar is dat sprake is van situatie als bedoeld in de criteria van het Verdrag van Istanbul. Immers uit het relaas van de vrouw volgt dat het door haar omschreven psychische geweld heeft plaatsgevonden in een periode van anderhalf jaar, namelijk de periode vanaf de zwangerschap tot het feitelijke uiteengaan van partijen. Over de relatie voorafgaand aan de zwangerschap heeft de vrouw aangegeven dat sprake was een goede relatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw onvoldoende geconcretiseerd waarom sprake is van een onveilige situatie voor [minderjarige] bij de man. Uit wat de vrouw naar voren heeft gebracht blijkt dat partijen op een aantal punten verschillend denken over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Echter, uit de verslagen van de hulpverlening en het raadsrapport komt geen beeld naar voren van een vader die niet voor zijn kind zou kunnen zorgen.

Volledige uitspraak

Een moeder komt in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank waarin aan de vader eveneens het ouderlijk gezag is toegekend. Daarbij beroept ze zich o.m. op het gewelddadige verleden van de vader.

Gerechtshof Den Bosch overweegt o.m. het volgende:

Door de vrouw zijn, waar zij een beroep doet op het Verdrag van Istanbul, geen feiten en omstandigheden gesteld met betrekking tot het door de vrouw gestelde gewelddadige verleden van de man dat niet van haar gevergd kan worden om samen met de man het gezag over de kinderen in te vullen.

Volledige uitspraak

Een moeder brengt haar twee kinderen ongeoorloofd over van België naar Nederland. Ze wil de kinderen niet laten terugkeren en beroeps zich daarvoor o.m. op het Verdrag van Istanbul.

Gerechtshof Den Haag overweegt o.m. het volgende:

Het hof merkt op dat de verhalen van de ouders sterk uiteenlopen. In hoger beroep heeft het hof niet vast kunnen stellen wat zich tussen partijen heeft afgespeeld. De moeder heeft weliswaar verschillende brieven van ziekenhuizen en stukken van de Belgische politie en het OM overgelegd, maar daaruit volgt slechts wat de moeder zelf over het huiselijke geweld heeft verklaard. Niet is gebleken van een strafrechtelijk onderzoek of vervolging van de vader. Ook is niet gebleken dat de vader de kinderen fysiek iets heeft aangedaan of dat de kinderen een trauma hebben opgelopen als gevolg van het handelen van de vader. Ter zitting in hoger beroep heeft de gecertificeerde instelling verklaard dat zij aanwezig is geweest toen de kinderen voor het eerst sinds maanden weer contact hadden met de vader via beeldbellen en dat de kinderen niet bang lijken te zijn voor de vader.

Volledige uitspraak

Een moeder brengt haar kind van 1 jaar ongeoorloofd over vanuit Frankrijk naar Nederland. De vader verzoekt terugkeer naar Frankrijk. De moeder echter beroept zich o.m. op het Verdrag van Istanbul.

Ze toont echter niet aan dat de situatie in Frankrijk bij de de vader onveilig is. Het hof overweegt o.m. het volgende:

Ook in hoger beroep zijn er, mede gelet op de restrictieve uitleg van de weigeringsgrond, onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat sprake is van een ernstig risico dat de minderjarige door zijn terugkeer wordt blootgesteld aan lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand wordt gebracht. De moeder verwijst ter onderbouwing van haar stelling dat hier wel sprake van zou zijn naar een (eenmalige) aangifte die zij in Nederland jegens de vader heeft gedaan. De moeder verklaart in deze aangifte dat zij door de vader is mishandeld. Nu de aangifte een relaas van de moeder zelf betreft, is hiermee naar het oordeel van het hof de door de moeder gestelde mishandeling niet komen vast te staan. Met de aangifte van [naam] , de moeder van de moeder, in Frankrijk is de gestelde mishandeling jegens de vrouw evenmin aangetoond.

Volledige uitspraak

Een moeder verzet zich tegen de erkenning door de vader van haar kind. Ze beroept zich o.m. op het Verdrag van Istanbul. De moeder stelt o.m. dat zij tijdens de korte relatie door de vader meerdere malen is mishandeld en tweemaal is verkracht.

Omdat ze echter niets aantoont moet volgens het hof worden voorbij gegaan aan haar standpunt dat zij als slachtoffer van huiselijk geweld is aan te merken. Het hof overweegt verder:

Het beroep dat zij doet op het Verdrag van Istanbul faalt dan ook, nog daargelaten de vraag of de vrouw anders een rechtstreeks beroep op dat Verdrag zou toekomen in de zin die zij voorstaat omdat alle bepalingen zijn geformuleerd in termen van verplichtingen voor de staat, niet in termen van individuele rechten.

Volledige uitspraak

Een divers geweldsspectrum

Uit de gepubliceerde uitspraken volgt dat het geweldsspectrum – waarbij een beroep op het Verdrag van Istanbul succesvol is gedaan – heel divers is.

Aan de ene kant staan zaken waarbij er zeer ernstig en ook aanhoudend geweld heeft plaatsgevonden en/of nog plaatsvindt, inclusief strafrechtelijke veroordelingen van de pleger. Ook aan die kant zien we uitspraken waarin de rechter vindt dat er ook sprake is van een ongelijkwaardige relatie en dwingende controle, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden of bijvoorbeeld stalkingsgedrag zoals beschreven in deze uitspraak van Rechtbank Amsterdam. Mannen waren in alle bestudeerde zaken de plegers.

Aan de andere kant staan ‘lichtere’ gedragingen die we veel vaker zien in vechtscheidingen, zoals in deze uitspraak van Rechtbank Gelderland. In de praktijk zien we die gedragingen bij zowel mannen als vrouwen (waarbij dus ook mannen en kinderen de slachtoffers zijn).

Hieruit volgt de conclusie: Als je te maken hebt met geweld zoals beschreven op de V&A-pagina: Hoe herken ik niet-welwillend gedrag? doe dan een beroep op het Verdrag van Istanbul, ongeacht of je als slachtoffer vrouw, man of kind bent. Het is natuurlijk van belang om de vorm, de ernst en duur van dit geweld aan te tonen. Het is vervolgens aan de rechter of die het verdrag daadwerkelijk bij de beoordeling betrekt.

Lees ook dit

💬
Je bent niet alleen. Jaarlijks vinden meer dan 120.000 mensen antwoorden in onze kennisbank. Voor hulp of advies: neem gerust contact met ons op.

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Bijgewerkt: 25 februari 2025
Vexatoir procederen betekent samengevat dat degene die de procedures start misbruik maakt van de bevoegdheid om iets aan de rechter voor te leggen. Vexatoir procederen kan worden gezien als/is een vorm van ex-partner geweld. Overigens geldt dit ook voor het uitlokken van gerechtelijke procedures.

Het recht om een rechtszaak te starten wortelt onder meer in artikel 6 EVRM. Deze bepaling regelt het recht op een eerlijk proces (en toegang tot de rechter). Het is een zeer sterk mensenrecht. Dit recht kan evenwel worden begrensd als iemand het recht om te procederen misbruikt of onrechtmatig handelt door het aanhangig maken van een procedure. De rechter moet terughoudend zijn in het aannemen daarvan.

Soms zien we echter dat het procedeergedrag zo ernstig is, dat dit gedrag als een vorm van ex-partner geweld en kindermishandeling gezien kan worden. Dit zou dit gedrag onder de reikwijdte van het Verdrag van Istanbul (kunnen) brengen. Het gevolg kan dan zijn dat de rechter de betreffende ouder de mogelijkheid ontneemt om (gedurende enige tijd) over een bepaald onderwerp te procederen en/of dat de rechter bij het nemen van een beslissing (bijv. over omgang en/of ouderlijk gezag) met dit gedrag rekening houdt. Het kan dan bijv. ook betekenen dat op grond van artikel 57 van het verdrag aan het slachtoffer van dit geweld gratis juridische bijstand wordt geboden (mits vallend binnen de nationale regels). Deze route is in Nederland echter (vooralsnog) onontgonnen terrein.

Het begrip ‘vexatoir’ is in het verleden in het familierecht vooral gekoppeld aan beslagleggingen. De rechter vindt in die uitspraken dat iemand oneigenlijk gebruik maakt van de bevoegdheid en/of dat een beslaglegging tot te ernstige gevolgen leidt bij wie het beslag is gelegd. De rechter heeft in die gevallen de beslaglegger de bevoegdheid ontzegt om dit te doen. Zie voor een voorbeeld deze uitspraak van Rechtbank Maastricht. In bijv. gezag- en omgangszaken zien we het begrip vexatoir zijn intreden doen in deze uitspraak van Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Het is echter een standpunt dat het hof in die zaak niet heeft gevolgd.

Jaarlijks zijn er evenwel meerdere uitspraken waarin de rechter iemands gedrag als ‘misbruik van procesrecht’ of als ‘onrechtmatig’ kwalificeert. Hiervan kan echter pas sprake zijn als de ouder die de rechtszaak start deze heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan de onjuistheid bekend was (of had moeten zijn) of op stellingen waarvan deze op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden, zie deze uitspraak en deze uitspraak van de Hoge Raad. Het gevolg is dan veelal dat het verzoek van die persoon wordt afgewezen en dat er een (werkelijke) proceskostenveroordeling volgt.

Overigens is veel-procederen of procedures uitlokken op zich geen grond voor het aannemen dat het procedeergedrag vexatoir of onrechtmatig is, of misbruik van procesrecht oplevert. Dit staat uiteindelijk ter vrije beoordeling aan de rechter. Deze kan ook concluderen dat niet blijkt dat die procedures niet ‘zonder enige redelijke grond’ zijn ingezet, zoals in deze uitspraak van Gerechtshof Amsterdam.

Voorbeelden in de rechtspraak

Je leest een selectie.

Misbruik bevoegdheid

Een moeder die met toevoeging procedeert tegen de vader procedeert opnieuw nodeloos en wordt ditmaal in de proceskosten van vader volgens het liquidatietarief veroordeeld.

De rechter overweegt o.a. het volgende:

De (proces)houding van de moeder

3.9.
Hoewel de rechtbank verder niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de omgangsregeling, ziet de rechtbank zich genoodzaakt om het volgende op te merken. Uit de stukken en de eerdere beschikkingen volgt dat meerdere rechters zich inmiddels hebben uitgesproken over het hardnekkige gedragspatroon waar de moeder zich in bevindt. De moeder blijft zich verliezen in juridische procedures, kan haar eigen aandeel in de situatie niet onderkennen en lijkt het belang van [minderjarige (voornaam)] niet voorop te kunnen stellen. Zowel hulpverleners, rechters als andere professionals proberen de moeder steeds opnieuw duidelijk te maken dat het in het belang van [minderjarige (voornaam)] is om de strijd te staken en de rust te laten wederkeren. Alleen dan kan namelijk na verloop van tijd geëvalueerd worden hoe de omgang verloopt, en kan de regeling eventueel worden uitgebreid. Juist door te blijven procederen tegen de vader, houdt de moeder de situatie die tot deze omgangsregeling heeft geleid, in stand. Ook de rechtbank maakt zich grote zorgen om de houding van de moeder, en bovendien ook om de houding van haar advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling is door hen beiden aangegeven dat zij zullen blijven doorprocederen, zo nodig tot aan de Hoge Raad, tot de moeder de uitkomst heeft bereikt die zij wil. Hiermee lijkt niet alleen de moeder het belang van [minderjarige (voornaam)] uit het oog te verliezen, maar lijkt de advocaat van de moeder ook het belang van haar cliënte uit het oog te verliezen. Van een familierechtadvocaat mag verwacht worden dat hij of zij zich, in dit soort kwetsbare situaties, de-escalerend opstelt. De moeder en haar advocaat blijven de vader echter in kwaad daglicht stellen, blijven (onnodig) procederen en blijven bovendien onrust veroorzaken, terwijl het voor [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is dat de rust wederkeert. [minderjarige (voornaam)] heeft, anders dan (de advocaat van) de moeder denkt, wel degelijk last van de conflictueuze verstandhouding tussen de ouders. Kinderen voelen dat namelijk goed aan, ook als zij nog zo jong zijn als [minderjarige (voornaam)] . Het baart de rechtbank veel zorgen dat de (advocaat van de) moeder dat ontkent.

De proceskosten

3.10.
Het voorgaande draagt ook bij aan het oordeel van de rechtbank dat de moeder nodeloos procedeert, waardoor de rechtbank zal beslissen dat zij de proceskosten moet betalen. De (advocaat van de) moeder heeft de advocaat van de vader al op 29 januari 2024, dus slechts elf dagen na de beschikking van het hof, een e-mail gestuurd over het ‘normaliseren van de omgang’. Nog geen vier maanden later is de moeder deze procedure gestart. De moeder schuift de beslissing van het hof daarmee terzijde, en heeft tijdens de zitting bovendien expliciet gezegd te zullen blijven doorprocederen tot zij krijgt wat zij wil. Aangezien de rechtbank de verzoeken van de moeder afwijst, betekent dit dat de moeder op den duur een nieuwe procedure zal starten. Dat betekent ook dat de vader, die anders dan de moeder niet op basis van toevoeging procedeert, onnodig op kosten wordt gejaagd. De rechtbank vindt dat niet redelijk en zal daarom afwijken van het uitgangspunt dat de proceskosten tussen ouders worden gecompenseerd.

Volledige uitspraak

Een moeder komt bij herhaling een vastgestelde omgang niet en motiveert dit met onbewezen stellingen. De voorzieningenrechter is er ‘klaar’ mee en veroordeelt de moeder ambtshalve in de proceskosten van de vader. Tevens omgangshervatting met een dwangsom.

Volledige uitspraak

Een moeder komt bij herhaling een vastgestelde omgang niet na en krijgt in kort geding een dwangsom opgelegd. Ze is het hiermee niet eens en gaat in hoger beroep. In plaats dat ze zich beperkt tot het vonnis van de voorzieningenrechter waarin de dwangregeling is opgelegd, tracht ze in hoger beroep een andere voorlopige zorgverdeling te bewerkstelligen.

Hof Den Bosch ziet voldoende reden om het vonnis waarin een dwangregeling is opgelegd te bekrachtigen. Het hof veroordeelt moeder ook in de proceskosten en overweegt daarbij: “(…) Hoewel in zaken tussen ex-partners in het algemeen wordt besloten tot compensatie van de kosten, ziet het hof in dezen voldoende aanleiding de hoofdregel van artikel 237 Rv toe te passen en de vrouw als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de proceskosten. Uit de wijze van procederen blijkt dat de vrouw met het instellen van dit hoger beroep slechts heeft beoogd een wijziging van de vastgestelde voorlopige regeling tot stand te brengen. Daar was dit niet de juiste procedure voor. De vrouw heeft de man hiermee nodeloos in een gerechtelijke procedure betrokken. Derhalve zullen de proceskosten in hoger beroep niet worden gecompenseerd.”

Volledige uitspraak

Een vader start een verzoekschriftprocedure voor het wijzigen van de kinderalimentatie. Hij onderbouwt zijn verzoek echter niet met stukken en trekt hangende de procedure zijn verzoek in. De vader procedeert met een toevoeging, de moeder echter niet en zij maakt (steeds opnieuw) aanzienlijke kosten om zich te verweren tegen de vader.

De rechtbank veroordeelt de vader in de kosten van moeder begroot op EUR 1.430,- Daartoe overweegt de rechtbank o.m. “Ten overvloede benoemt de rechtbank dat duidelijk naar voren is gekomen dat in de afgelopen 10/12 jaar partijen op vele punten aangaande hun minderjarige kind procederen en dat onbetwist gesteld is dat de man hiertoe vaak de initiator is geweest. (…) Daarnaast komen de kosten aan de kant van de vrouw voor haar eigen rekening en kan dit geld niet meer besteed worden aan bijvoorbeeld het kind van partijen, hetgeen niet in zijn belang kan worden geacht.”

Volledige uitspraak

“De rechtbank overweegt dat in familiezaken in het algemeen wordt besloten tot compensatie van de proceskosten, wat inhoudt dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen. Er kunnen zich echter gevallen voordoen waarbij het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid om de proceskosten te compenseren. De rechtbank is van oordeel dat daar in dit geval sprake van is. Redengevend hiertoe is dat de vrouw de man nodeloos in deze procedure heeft betrokken. De vrouw heeft de verzochte, aan een strenge toets onderhevige, gestelde wijziging enkel gebaseerd op standpunten die reeds besproken zijn in de eerdere procedure waar de rechtbank reeds op heeft beslist. Daarnaast is het door de vrouw aangedragen standpunt met betrekking tot het ontbreken van woonlasten aan de zijde van de man, zoals hiervoor reeds in r.o. 5.2 is overwogen, louter te wijten aan het door de vrouw gelegde maritale beslag, wat voor haar rekening en risico dient te komen.”

Volledige uitspraak

Lees ook dit

Meer vraag en antwoord

Meer kennisbank

Contact ons voor hulp

We begrijpen voor welke opgave je staat, zowel juridisch als persoonlijk. Vijf dagen per week helpen we ouders zoals jij. Is procederen onvermijdelijk? Ontdek onze kostenbesparende 'litigation support'. Lees over:

Tijdens kantooruren bel 085‑3013044 of stuur een e-mail naar team@fiduon.nl. Een eerste kennismaking is kosteloos. Lees enkele klantervaringen. We zijn landelijk actief.

Heb je een vraag waarop het antwoord ook voor anderen relevant kan zijn en mis je hem in dit overzicht?
Mail hem als suggestie naar team@fiduon.nl.